mens en samenleving logo

Ook in Vlaanderen gaapt een wijde kloof tussen rijk en arm: ‘Ik snap wat jullie willen aantonen. Maar het blijft hoogst oneerlijk’

In de race naar succes start niet iedereen op dezelfde plek. Waar je geboren bent, wie je ouders zijn en hoe je opgroeit zijn doorslaggevend. De Morgen deed een sociaal experiment en toonde de zesdejaars van Athena Oostende hoe de kloof ook in hun klas gaapt. ‘Of ik het spel nog kan winnen? Wat denk je zelf?’

Easy money. Je ziet het enkele sportief ogende jongens zo denken. Het opzet is eenvoudig: een loopwedstrijd genaamd ‘De Streep’. Iedereen moet zo snel mogelijk naar de overkant van de zaal, voorbij de oranje lijn. Wie wint, krijgt 20 euro. De zesdejaars van Athena Oostende schuifelen zenuwachtig heen en weer.

Maar eerst moeten de startposities bepaald worden. Is je vader in België geboren? Kun je thuis zonder problemen al het nodige schoolmateriaal kopen? Heeft je moeder een hogere opleiding gehad? Wie op die (en andere) vragen ja kan antwoorden, mag enkele stappen vooruit. De rest moet blijven staan.

Het speelveld ziet er na elke stelling anders uit. De groep raakt steeds meer verspreid en er ontstaat rumoer. “Ik ben een geboren winnaar”, zegt een jongen vooraan. “Spijtig voor hen”, wijst hij naar de achterblijvers. “Maar daar kunnen wij ook niets aan doen, toch? Moeten wij ons nu schuldig voelen?”

Heeft je mama werk? Hebben je ouders een eigen woning? Kunnen jullie elk jaar op vakantie? Elke nieuwe vraag zorgt voor meer afstand tussen de leerlingen. “Of ik het spel nog kan winnen? Wat denk je zelf?”, zegt een meisje dat nauwelijks is opgeschoven. “Ik voel me plots alsof ik anders ben. Vooral door mijn afkomst.” Ook de middenmoot begint zich te roeren. Als enkele klasgenoten een stap vooruit mogen zetten, gewoon omdat ze meer dan één keer per jaar met het gezin op vakantie gaan, zorgt dat voor wrevel.

Tijd om te lopen. Het fluitsignaal weerklinkt. De jongens en meisjes vooraan spurten nog enkele luttele meters richting oranje streep. De middenmoot doet nog een poging en de groep achteraan blijft gelaten staan. De verontwaardiging is groot, zeker als de winnaar effectief 20 euro overhandigd krijgt. Want waarom krijgt iemand geld, terwijl die een voorsprong had waar hij zelf geen verdienste aan had? “Wat een compleet oneerlijk spel”, fulmineren enkele zesdejaars.

Eigen schuld?

Ze hebben gelijk: De Streep ís een compleet oneerlijk spel. Helaas is het de dagelijkse realiteit. Want ook in het echte leven krijgt niet elk kind dezelfde startpositie. De vragen die de zesdejaars kregen voorgeschoteld, zijn gebaseerd op de gerenommeerde EU-SILC-enquête, een grote Europese studie naar inkomen en levensomstandigheden. Oostende is bovendien het perfecte speelterrein, want het onderzoek van De Morgen leert dat hier een wijde kloof gaapt tussen rijk en arm.

Experts zijn het erover eens dat de stellingen van de EU-SILC-enquête kunnen voorspellen wat je slaagkansen zijn. De herkomst van je vader of moeder bijvoorbeeld. Kinderen met ouders die niet in Europa zijn geboren, hebben later een groter risico op financiële moeilijkheden. Omdat de ondersteuning thuis wat moeizamer gaat, ze vaker geen diploma halen, of vroegtijdig afhaken op school. Maar zelfs degenen die wel hun diploma halen, zullen later vaak toch minder kansen krijgen dan hun Europese leeftijdsgenoten.

Ook de financiële situatie speelt een rol. Een krappe woning? Geen eigen kamer om te studeren? Onvoldoende geld voor boeken of schoolmateriaal? Het gaat allemaal ten koste van de schoolresultaten.

De verschillen zijn soms enorm. Is je moeder niet in Europa geboren? Dan heb je 43 % kans op armoede of sociale uitsluiting. Heb je een Belgische mama? Dan is dat maar 14 %. Heb je door geldgebrek niet al je schoolgerei kunnen kopen? Dan loopt de kans op armoede of sociale uitsluiting op tot 48 %. Is dat niet het geval, dan is dat maar 17 %.

Wie privileges heeft, is zich daar niet altijd van bewust. Denk bijvoorbeeld aan de uitspraken van Gert Verhulst, Studio 100-baas, voormalig baasje van Samson en tegenwoordig ook talkshowhost. “Er passeren elke dag 100 treinen, veel mensen springen op een van de 99 verkeerde, en die ene mens springt altijd op die ene juiste trein. (…)”, verwoordde hij het ooit in De Morgen. “Is dat geluk? Neen, dat is talent, intuïtie, hard werken. (…) Als u al heel uw leven keihard werkt en nog altijd nergens bent geraakt, dan hebt u iets verkeerd gedaan.”

Bij het spel De Streep in Oostende reageerden de koplopers initieel ook zo. Jammer voor de achterblijvers, maar daar konden zij zich toch niks van aantrekken? “Dat zien we ook vaak in de manier waarop naar mensen in armoede wordt gekeken”, zegt Tine Van Regenmortel, professor sociaal beleid en directeur van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA/KU Leuven). “Rijke mensen kijken naar arme mensen en zeggen: ‘Kijk eens, ik heb iets bereikt, dat is mijn verdienste. Jij staat nergens? Dan is dat je eigen schuld.’”

Arme mensen denken dan weer sneller dat alles wat hen overkomt de schuld is van anderen, van het systeem. “Ze gaan zich daar ook naar gedragen en geven het op”, zegt Van Regenmortel. Het heeft toch weinig zin om nog inspanningen te doen, denken ze. In de wetenschappelijke literatuur spreken we over de ‘fundamentele attributiefout’. Zo ontstaat een vicieuze cirkel en een kloof, een wij-zij-denken, een klimaat van onbegrip, wantrouwen en ook machteloosheid.”

Blaming the victim versus blaming the system. Of hoe de kopgroep in Oostende joelend een spurtje inzette en de achterblijvers gelaten de schouders ophaalden.

Isolement

Betekent dit dat niemand ooit uit armoede raakt? Tuurlijk wel. Liesbeth Homans (N-VA) bijvoorbeeld, Kamervoorzitter van het Vlaams Parlement en daarvoor ook minister. Toen haar vader op haar twaalfde vertrok, belandde ze met haar moeder in een sociaal woonblok en ging ze in de Delhaize werken om haar studie te betalen. Toch toont juist zij weinig begrip voor wie onderaan de samenleving blijft bengelen. Opportuniteiten genoeg volgens haar, het is een kwestie van ze te grijpen. “Te veel mensen krijgen steun terwijl ze het best zelf kunnen”, liet ze ooit in De Tijd optekenen.

“Een heel gekend fenomeen”, zegt Van Regenmortel. “Mensen die van de eigen groep naar een buitengroep gaan en die dan afstand nemen van de oorspronkelijke groep. Maar die vergeten soms dat ze er bijvoorbeeld misschien niet slecht uitzien, dat ze intelligent zijn. Of dat ze een of ander talent hebben – denk aan voetballers. Het is nooit alleen je eigen verdienste. Het is altijd een samenspel van factoren. En die puzzel is voor iedereen anders.”

Het is vaak een kwestie van geluk. Dat zegt ook Noël Slangen, opiniemaker, columnist, ondernemer en ooit de bekendste communicatiespecialist van ons land. Maar dus ook: geboren in extreme armoede.

“Noem me geen rolmodel”, zegt hij. “Ik ben inderdaad opgegroeid in een vierdewereldmilieu. Dus willen mensen van mij weten hoe die armoede eruitzag, de verhalen en anekdotes over ontbering, koude en lege brooddozen. Nochtans is dat niet de essentie van armoede. Het is de manier waarop niet-arme mensen naar kinderarmoede kijken: als naar een probleem dat opgelost kan worden met een maaltijd en een warm deken, een hedendaagse versie van Oliver Twist.”

Slangen gebruikt graag metaforen. Mensen die de armoede van zich af konden schudden? Dat zijn volgens hem de ‘bomen in de woestijn’. Het is niet omdat die enkelingen kunnen groeien, dat alle andere zaadjes lui zijn of de juiste opportuniteiten niet hebben gegrepen. “Het is gewoon moeilijker om te groeien in een woestijn.” Waarom hij wel? Hét antwoord heeft hij niet. “Ik weet wel dat ik al van jongs af aan een lezer was, ik verslond alles wat ik maar kon krijgen. Ook het feit dat mijn ouders even een café hebben gehad, heeft me geholpen. Sommige klanten betaalden in strips, dus had ik meer leesvoer. En het café hielp ons ook uit ons isolement.”

Dat isolement is volgens Slangen het ergste. “Het opgroeien achter gesloten gordijnen en nooit andere kinderen zien, dat vond ik vreselijk. Ik was heel lang een spookkind op school. Ik stond gewoon vaak aan de kant en wilde niets liever dan niet bestaan.”

Het gevoel er niet bij te horen, het ‘anders zijn’. Niet de ‘juiste’ kleren hebben, nooit de dingen mee hebben die je voor school nodig had. Slangen: “Dan zei de leerkracht: ‘We gaan morgen knutselen, breng drie soorten pasta mee.’ Maar wij hadden geen drie soorten pasta in huis. Of: ‘We gaan zorgen dat iedereen mee kan op schoolreis, hier zijn lotjes om te verkopen.’ Maar als je in armoede leeft, heb je vaak geen buren of familie aan wie je lotjes kunt verkopen.”

Gulzige middenklasse

Hoe zijn de kaarten in België geschud? Volgens enquêtes leeft 18,70 % van de Belgen in armoede. 72,90 % behoort tot de middenklasse en 8,40 % tot de hogere inkomens (netto huishoudinkomen van meer dan 4.000 euro per maand). Feit is dat het merendeel van de Belgen zich tot een geprivilegieerde groep mag rekenen. Alleen lijkt die groep dat niet altijd te beseffen. Ook de zesdejaars van Athena die helemaal vooraan stonden tijdens het spel, zagen zichzelf niet als kansrijk. En al helemaal niet als rijk.

Dat is ook het standaardantwoord tijdens een wandeling in het mondaine Sint-Martens-Latem. “Tuurlijk zijn we niet rijk”, zegt een koppel zestigers die net aan de champagne zitten op hun jacht aan de aanlegsteiger in de Oost-Vlaamse gemeente. Ze eten ondertussen rustig een tomate crevette “van de beste traiteur van het land, mevrouw”, met uitzicht op een van die prachtige Leie­bochten. Andere jachten varen voorbij, met groepjes jongeren, ook aan de champagne. “Ben je rijk als je op een doordeweekse dinsdag champagne drinkt?”, vraagt de jachteigenaar ons.

Rijk genoemd worden voelt bijna aan als een scheldwoord, vindt hij. En sinds het televisie­programma Latem leven voelen veel inwoners zich hier nogal vaak als aapjes in een dierentuin. “Mensen willen dan rijken zien en komen hier kijken. Of ze gaan naar Knokke, daar hebben ze dat probleem ook. Allemaal de schuld van de televisie.”

Zelf noemt hij zichzelf liever welgesteld. “Door hard te werken, schrijf dat maar op in uw boekske. En daar is niets mis mee.”

De reactie verwondert Noël Slangen niet. “Dat is iets wat je de afgelopen jaren steeds meer zag gebeuren. In Vlaanderen vinden veel mensen die tot de goede middenklasse behoren, zichzelf ook arm. ‘Wij hebben het moeilijk want onze kinderen kunnen geen eigen huis kopen.’ Terwijl armoede toch van een heel andere orde is. We zitten met een heel grote, gulzige middenklasse die van de overheden cheques en kortingen krijgt, maar ontevreden blijft. En dus probeert de politiek hen nog meer te behagen.”

Het klopt inderdaad dat vandaag bijna niemand zich echt rijk voelt, zegt ook voormalig privébankier Jan Vanoverbeke, auteur van het boek Leren van de rijken. Professioneel komt hij in heel wat vermogende families. “Ik ken niemand die van zichzelf vindt dat hij rijk is”, zegt hij onomwonden. “Naargelang je meer verdient en meer hebt, heb je ook meer verantwoordelijkheden en bezittingen te onderhouden. En dat kost geld. Bovendien zit veel van je geld ‘vast’ in beleggingen en fondsen. Je hebt dat geld met andere woorden niet ter beschikking. Het is op den duur een nulsomspel. Je voelt je toch altijd ergens arm.”

Waar ligt de grens? Wanneer ben je echt rijk en wanneer niet? Vanoverbeke heeft zo zijn eigen theorie. “Als je op je vijftigste kunt stoppen met werken en kunt rentenieren, dus voortleven zonder aan je kapitaal te moeten komen, dan kun je misschien wel zeggen dat je rijk bent. Hoeveel geld daarvoor nodig is, hangt af van de individuele situatie. Iemand die nog studerende kinderen heeft, zal meer nodig hebben dan iemand zonder kinderen.”

Balans

Hoe je opgroeit bepaalt wat je slaagkansen zijn. Dat geldt niet alleen voor wie aan de onderkant van de kloof zit. Het speelt evengoed aan de bovenkant. Geen verlammende financiële stress in het gezin, ouders hebben die je stimuleren, lid zijn van verenigingen en zo een netwerkje opbouwen, geld hebben om te kunnen studeren. Dat draagt allemaal bij tot succes. En dat lijken we niet altijd volledig te beseffen.

Cédric Proost (23), student toegepaste economische wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen, doet dat wel. “Ik heb het geluk dat mijn ouders tot mijn achttiende verjaardag elk jaar ‘een goeie cent’ voor mij aan de kant hebben gezet”, zegt hij. “Met dat geld en het geld dat ik zelf verdiende met studentenjobs, begon ik op mijn achttiende te beleggen.”

In het begin aarzelend, maar dat veranderde toen hij lid werd van een beleggersclub. Daar kreeg hij tips van medeleden, en hij durfde daardoor vaker te springen. Met succes, het ging hem steeds meer voor de wind. Proost groeide uit tot het prototype van de jonge belegger. Hij mocht al in heel wat media, zoals Trends en Het Laatste Nieuws, uitleg en tips geven aan beginnende beleggers. Hij schreef ook het boek Je bent jong en je wilt beleggen.

Maar het begon dus wel allemaal met het zetje dat hij van zijn ouders meekreeg, want wie geld wil ‘maken’ met geld, moet er wel eerst hebben. En hij kreeg nog een belangrijk cadeau mee van thuis: skills. “Mijn ouders hebben mij altijd op het hart gedrukt dat spaarzaam zijn en geen domme uitgaven doen belangrijk is”, zegt hij. “En het feit dat ze beiden zelfstandigen zijn, heeft bij mij altijd een soort van interesse aangewakkerd. Hoe werkt dat juist? Hoe richt je een vennootschap op? Hoe breng je restaurantbonnetjes binnen? Enzovoort.”

En toch is hij geen fils à papa die alles in de schoot geworpen kreeg, wil hij toch even benadrukken. “Dat beleggen, dat komt zeker niet van thuis uit. Die interesse is bij mijzelf ontstaan. Ik heb die eerder op mijn ouders overgedragen dan andersom. En dat ik er goed in ben geworden, is volledig mijn verdienste.”

Volgens ex-privébankier Jan Vanoverbeke is het ook niet zo dat het de toplaag niets kan schelen wat er aan de onderkant gebeurt. “De bovenkant beseft heel goed het maatschappelijke belang van die gelaagdheid. Er zijn nu eenmaal mensen nodig om in de fabriek de camions te laden of de bureaus te poetsen. Zonder die mensen heb je geen fabriek. De top beseft ook dat de kloof niet te groot mag worden, want dan dreigt er opstand. Iedereen is gebaat bij een maatschappij in balans.”

Corrigeren

In Athena Oostende lopen de gemoederen, zelfs drie weken later, nog steeds hoog op. De zesdejaars krijgen het filmpje van ‘De Streep’ te zien en er ontstaat meteen rumoer. Vooral de kwestie van de 20 euro ligt hen nog zwaar op de maag. “Ik snap wat jullie willen aantonen”, zegt een van hen. “Wie met een voorsprong start, heeft ook meer kans om later meer geld te verdienen. I get it. Maar toch blijft het hoogst oneerlijk. Want wie achteraan stond, maakte geen enkele kans op die 20 euro. En kon daar helemaal niets aan doen.”

Dat de winnaar zelf spontaan zijn winst deelde met een vriend, kan wel op sympathie rekenen, ook al stond die vriend evengoed vooraan maar bleek die minder snel. Het valt de jongeren vooral zwaar dat ze beoordeeld werden op hun afkomst en op de situatie van hun ouders. Veel meer hadden ze gehoopt dat hun eigen kunnen doorslaggevend zou zijn.

Leerkracht Kathelijn Vervarcke begrijpt die frustratie. Zij maakte voor haar leerlingen een zogenaamd ‘tegenspel’, met een aantal stellingen waarmee je volgens haar de uitkomst kunt corrigeren. Regel je zelf de administratie voor je gezin? Kun je lezen en schrijven in een niet-schoolse vreemde taal?

“We kijken vaak alleen naar de negatieve kant van kansarmoede”, zegt ze. “Terwijl er ook hoopvolle elementen zijn. Als je vanaf je veertiende thuis het huishouden moet bestieren, dan verwerf je een hoop sociale vaardigheden en overlevingsskills die later van pas kunnen komen. Tijdens De Streep viel me meteen op dat het de leerlingen met de beste scores waren die achteraan bleven staan.”

Als we met de klas de stellingen van haar tegenspel overlopen, blijkt inderdaad dat het speelveld er helemaal anders had uitgezien. De winnaar zou zelfs helemaal achteraan hebben gestaan, geeft hij meteen toe. En de meesten achteraan zouden een pak verder opgeschoven zijn. Maar tegelijkertijd beseft iedereen wel dat de oorspronkelijke stellingen meer wetenschappelijke basis hebben en dat die van het tegenspel hooguit hier en daar wat kunnen corrigeren.

Het deed haar zelf pijn om ons experiment te zien, zegt leerkracht Vervarcke. Ze schreef zelf als ervaringsdeskundige al enkele boeken over het thema kansarmoede. Het spel, de verontwaardiging en vooral de ontgoocheling bij de leerlingen die achterop bleven, maakten veel bij haar los. “Maar ik probeer mijn achtergrond hier op school vooral positief in te zetten. Ik zie meteen welke leerlingen moeilijkheden hebben. Ik heb er als het ware voelsprieten voor. En dan probeer ik hen zo goed mogelijk te begeleiden.”

Ogen open

Hoe de klas nu terugkijkt op het experiment, vragen we nog als afsluiter. Het heeft hen toch aan het denken gezet, zo blijkt. “Ik wist niet dat er zo’n grote kloof gaapte tussen mijn vriendinnen en mij”, zegt Anouk Vandeput, die helemaal vooraan stond. “Ik heb daar nooit bij stilgestaan, want hier op school voelen we dat niet.” Dat ‘voetje voor’ is onrechtvaardig, vindt ze.

De zesdejaars begrijpen ondertussen wel wat het spel wil aantonen. Ook de winnaar, een uitbundige jongeman, die na de winst van pure euforie naar grote verwarring ging. “Ik vond het normaal om te winnen, ja”, geeft hij toe. “Maar nu besef ik dat het oneerlijk was. Mijn ogen gingen ook open bij het tegenspel van de leerkracht. Met haar stellingen zou ik helemaal achteraan staan.”

En sommigen voelen zich erdoor gesterkt. “Ik voelde me heel slecht op het moment zelf”, zegt Ferdowsa Yusuf Elmi, die helemaal achteraan bleef. “Maar ik begrijp ondertussen het spel. Mijn ouders hadden weinig kansen en daardoor zal ik harder moeten knokken. Maar ik hoop dit te kunnen keren. Ik hoop vooral dat mijn eigen kinderen later wel vooraan kunnen staan bij De Streep.”

Met grote dank aan de leerlingen van Athena Oostende, leerkracht Kathelijn Vervarcke, en De Grote Post voor het ter beschikking stellen van de zaal.

Maandag aflevering 2: Waarom je beter opgroeit in de Oost-Vlaamse gemeente De Pinte dan in de Antwerpse wijk Luchtbal

Hoe gingen we te werk?

Hoe zit het nu echt met de kloof tussen haves en havenots in Vlaanderen? Het is een vraag die ons als krant al langer bezighoudt. Om het antwoord te vinden, consulteerden we de afgelopen maanden verschillende experts en spraken we met ervaringsdeskundigen aan beide kanten van de kloof. We bogen ons ook over talloze rapporten, databanken en cijfers.

Het resultaat is een lijvig dossier waarin we antwoorden proberen te geven op een aantal prangende vragen. Hoe voelt het om met een achterstand dan wel een voorsprong te vertrekken in het leven? Waar zit de armoede in Vlaanderen precies? Hoe zit het met erfenissen en schenkingen? En wat kan er gedaan worden om de kloof te dichten? Dat leest u allemaal de komende dagen.

Om de kloof voor u zo tastbaar mogelijk te maken, hebben we enkele onlinetools uitgewerkt. Kaartjes waarop u op uw eigen gemeente kan klikken om de situatie daar te bekijken. We hebben ook ons eigen sociaal experiment opgezet en daar een filmpje over gemaakt, De Streep. En met een onlinegame kunt u zelf zien aan welke kant van de kloof u staat. We hopen op deze manier dit belangrijke thema zo helder en volledig mogelijk aan u te presenteren.

GALLE C. en THIJSKENS, D. Ook in Vlaanderen gaapt een wijde kloof tussen rijk en arm: ‘Ik snap wat jullie willen aantonen. Maar het blijft hoogst oneerlijk’. www.demorgen.be, 2 december 2023. Geraadpleegd op 2 december 2023 via www.demorgen.be
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers