Loonhandicap met buurlanden meer dan gehalveerd

Met wat vertraging zijn de lonen in onze buurlanden aan een inhaalbeweging begonnen op de Belgische. Dat blijkt uit voorlopige ramingen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, die de loonkostenhandicap van Belgische bedrijven tegenover hun concurrenten in Nederland, Frankrijk en Duitsland in kaart brengt.

De kloof is een gevolg van de inflatie. In ons land leidt die via de automatische indexering snel tot een stijging van de loonkosten. In onze buurlanden moet over die verhogingen onderhandeld worden met de vakbonden, waardoor de inflatie met vertraging en vaak ook maar gedeeltelijk wordt verrekend. Zeker in sectoren waar de vakbonden zwak staan, is dat zo.

Het gevolg is dat Belgische bedrijven voor dezelfde gewerkte uren hogere loonkosten moeten betalen dan hun concurrenten in de buurlanden. Om die handicap onder controle te houden is sinds 1996 een wet op de concurrentiekracht aangenomen. Die bepaalt dat in de tweejaarlijkse loonakkoorden pas ruimte mag zijn voor opslag boven op de indexering als de loonkostenhandicap verdwijnt. Daardoor zitten de Belgische lonen al jaren vast in een carcan. Tot ergernis van de werkgevers ligt er een vloer onder: de lonen stijgen automatisch mee met de inflatie. Tot frustratie van de vakbonden ligt er ook een plafond boven: de wet op de concurrentiekracht creëert pas ruimte voor opslag boven op de inflatie als de loonhandicap weg is.

Die handicap is er nog altijd. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven raamde vorig jaar dat de Belgische lonen tussen 1996 en eind 2024 4,60 % sneller zouden stijgen dan in de buurlanden. Uit een nieuwe raming, die woensdag werd besproken, zou die handicap nu slinken tot onder 2 %.

Daar zijn twee verklaringen voor. De inflatie is in België de jongste maanden lager dan in onze buurlanden. Frankrijk bevroor de elektriciteitsprijzen tijdens de energiecrisis vorig jaar, maar liet ze nadien weer los. Dat leidde tot een inhaalbeweging. De andere uitleg is dat de vakbonden in onze buurlanden intussen loonakkoorden hebben gesloten, waardoor de salarissen de inflatie beter beginnen te volgen. Voor Belgische bedrijven betekent dat dat de loonkostenhandicap niet weg is, maar wel kleiner wordt.

Voor werknemers verandert er niet veel. Zolang de loonhandicap bestaat, kan niet onderhandeld worden over opslag boven op de automatische indexering. Dat keurslijf zit de vakbonden, die af willen van de wet op de concurrentiekracht, al jaren dwars. De werkgevers vinden dan weer dat ook voor 1996 al een loonhandicap bestond die nog altijd wordt meegedragen en niet in rekening wordt gebracht.

Het dispuut leidt al jaren tot blokkages. In de recentste loononderhandelingen raakten vakbonden en werkgevers het niet eens. De regering moest de knoop doorhakken, al was er ook onenigheid tussen liberalen en socialisten. Uiteindelijk werd een compromis gevonden in de vorm van een eenmalige consumptiecheque. Die kon tot 750 euro bedragen in bedrijven die ondanks de coronapandemie winst hadden gemaakt.

In de meeste sectoren bereikten vakbonden en werkgevers uiteindelijk een akkoord over het effectief uitbetalen van die koopkrachtpremie, doorgaans voor lagere bedragen.

HAECK, B. Loonhandicap met buurlanden meer dan gehalveerd. De Tijd, 14 september 2024, 1
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo