Minder dan 0,1 procent van de werknemers maakt gebruik van het mobiliteitsbudget, het alternatief voor de bedrijfswagen.
Door de hoge lasten op arbeid is België het paradijs voor alternatieve verloningsvormen. Dat is loon dat fiscaal en sociaal gunstiger behandeld wordt dan het gewone maandloon. De Rijkdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) maakt er jaarlijks een overzicht van.
In de privésector werd in 2020 voor niet minder dan tien miljard euro alternatief loon uitgekeerd. De RSZ extrapoleerde, in samenwerking met sociaal secretariaat SD Worx, de loongegevens van 600.000 loontrekkenden in de private sector. De werkgeversbijdrage aan een aanvullend pensioen (de groepsverzekering) blijft de belangrijkste alternatieve verloningsvorm. Ongeveer 80 % van de werknemers in de private sector kan erop rekenen. Bijna 70 % ontvangt maaltijdcheques, 52 % krijgt ecocheques.
Opvallend in het lijstje is de 1,26 miljard euro aan aandelenopties die toegekend werden. Slechts 4 % van de werknemers kan daarop rekenen, maar naar totale waarde vormen aandelenopties wel het derde belangrijkste voordeel.
Helemaal onderaan bengelt het mobiliteitsbudget, nochtans door de politiek in de markt gezet als het alternatief voor de bedrijfswagen. Minder dan 0,1 % van de werknemers maakt ervan gebruik.
Daarentegen blijft de bedrijfswagen populair. Zowat een op de vijf werknemers rijdt er ook privé met eentje rond. Dat voordeel wordt voor fiscale doeleinden forfaitair bepaald. Volgens de RSZ bedroeg het bedrag dat wordt gekleefd op het voordeel om privé met een bedrijfswagen te rijden, in 2020 meer dan een miljard euro. Het aantal werknemers dat met een salariswagen rondtoert, is sinds 2018 ook lichtjes gestegen. In 2018 waren dat er nog maar 17,15 %, terwijl het in 2020 al om 20,22 % ging. Ook de fiets wint aan populariteit, terwijl het aantal werknemers dat een tussenkomst krijgt voor het openbaar vervoer sinds 2018 fors is gedaald: van 7,92 naar 4,64 %.
De bedrijfswagen is bovendien vooral een mannenzaak. Terwijl bij de mannen 28 procent van de werknemers voor een stuk verloond wordt met een bedrijfswagen, is dat bij de vrouwen slechts 15 procent. Het valt dan weer op dat meer vrouwen een kilometer- en/of fietsvergoeding of tussenkomst voor hun verplaatsingen met het openbaar vervoer krijgen.
Een ander opvallend verschil is dat veel minder vrouwen dan mannen een loonbonus krijgen.
De RSZ wijst er in zijn rapport op dat de verschillen niet noodzakelijk ingegeven zijn door genderdiscriminatie. ‘Individuele voorkeuren, het deeltijds of voltijds werken, maar ook de functie die vrouwen uitoefenen, zijn factoren die kunnen meespelen bij de verklaring van de gender pay gap’, klinkt het.
Hoger loon = meer en waardevollere voordelen
Behalve het geslacht bepaalt een rits andere factoren de kans dat een werknemer een loonvoordeel al dan niet ontvangt. Wie al een hoger loon heeft, krijgt meer voordelen. En het bedrag dat aan dat voordeel hangt, stijgt ook naarmate het loon hoger is. ‘Veel organisaties werken met een formeel loonclassificatiesysteem. Vaak hangt dat sterk samen met de alternatieve verloningsvormen waarvoor een werknemer in aanmerking komt’, concludeert de RSZ. Het systeem blijft voor de RSZ de belangrijkste voorspeller van de meeste alternatieve verloningsvormen.
Andere bepalende factoren zijn de sector, de omvang van het bedrijf, de leeftijd en het statuut van de werknemer. Daarbij valt onder meer op dat bedrijfswagens het vaakst toegekend worden aan werknemers tussen de 30 en 50 jaar en dat arbeiders amper in aanmerking komen voor een bedrijfswagen. Arbeiders komen in het algemeen minder in aanmerking voor alternatieve verloningsvormen.