Nobelprijs Economie voor slimme veiling die overheid miljarden oplevert

De Nobelprijs Economie gaat dit jaar naar Paul Milgrom en Robert Wilson voor hun onderzoek naar de veilingtheorie. Zowel overheden als huizenverkopers doen hun voordeel met hun inzichten.

De Amerikanen Milgrom en Wilson zijn beiden verbonden aan Stanford University. Ze krijgen de prijs voor ‘de verbetering van de veilingtheorie en het ontwikkelen van nieuwe veilingmechanismen’, aldus het Nobelcomité.

De bekendste toepassing van hun werk is de veiling van frequenties voor Amerikaanse telecomoperatoren, waarmee Milgrom en Wilson pionierden in de jaren 90.
Veilingen beperken zich al lang niet meer tot de kunstmarkt. Ze zijn overal te vinden en worden onder meer gebruikt voor het veilen van frequenties voor telecomoperatoren, in de elektriciteitsmarkt, bij de uitgifte van staatsobligaties, op het internet – zowel op veilingsites als voor het veilen van advertenties door de zoekgigant Google – en voor de handel in CO2-emissierechten.

Beide laureaten vertaalden zelf hun theorie naar ‘praktische oplossingen die wereldwijd’ toegepast worden en ‘groot nut hebben voor de samenleving’, zegt het comité. Zowel verkopers, kopers als de belastingbetaler hebben daar hun voordeel mee gedaan, klinkt het. Zo kunnen sommige veilingmechanismen helpen het sociale welzijn te maximaliseren, terwijl ze overheden toelaten activiteiten toe te wijzen aan de partijen die er het geschiktst voor zijn.

Loterij

De bekendste toepassing van hun werk is de veiling van frequenties voor Amerikaanse telecomoperatoren, waarmee Milgrom en Wilson pionierden in de jaren 90. Aanvankelijk hanteerde de overheid een ‘beauty contest’, waarbij telecombedrijven met uitgebreide lobbycampagnes uitlegden waarom zij een licentie verdienden. Die aanpak werd vervangen door een loterij, maar net als de beauty contest bracht die weinig geld op voor de overheid terwijl speculanten op de secondaire markt grof geld verdienden aan de doorverkoop van licenties.

Uiteindelijk viel de keuze op een veiling, maar de organisatie bleek erg complex – onder meer omdat er licenties per regio geveild werden en de waarde voor een bieder afhangt van de vraag of hij ook in andere regio’s licenties weet binnen te halen. Milgrom en Wilson ontwikkelden een nieuw veilingmechanisme dat een efficiënte allocatie van licenties koppelde aan maximale overheidsinkomsten: de Simultaneous Multiple Round Auction (SMRA). Daarbij gingen alle licenties voor alle regio’s tegelijk onder de hamer en mocht er herhaaldelijk geboden worden.

SMRA groeide snel uit tot de standaard. In de VS bracht de techniek ruim 120 miljard dollar op tussen 1994 en 2014, met de rest van de wereld erbij staat de teller op goed 200 miljard dollar. Intussen wordt SMRA ook toegepast in andere markten, zoals elektriciteit en gas.

Winner’s curse

Dat dezelfde academici naast de theorie ook de toepassingen ontwikkelden, is volgens het Nobelcomité uitzonderlijk. Wat die theorie betreft, onderzoekt hun discipline de impact van verschillende veilingregels – zoals een open of gesloten bieding – op het biedproces en de finale prijzen. Daarbij houdt men rekening met het strategische gedrag van bieders, die handelen op basis van hun eigen informatie én van wat ze denken dat andere partijen weten.

Een bekend inzicht van de veilingtheorie is de ‘winner’s curse’, ontwikkeld door Robert Wilson voor situaties waarin de geveilde objecten een ‘gemeenschappelijke waarde’ hebben die voor iedereen gelijk is. Een voorbeeld is de veiling van ruwe diamant, waar de biedprijs bepaald wordt door de verkoopwaarde van het geslepen eindresultaat. De inschatting van die verkoopwaarde verschilt van bieder tot bieder, afhankelijk van de informatie waarover ze beschikken zoals hun expertise of de tijd die ze kregen om de ruwe diamant te bestuderen.

Omdat bieders vrezen dat concurrenten betere informatie over de echte waarde hebben, zijn ze geneigd minder te bieden dan hun eigen geschatte waarde. De winnaar dreigt immers meer dan de echte waarde betaald te hebben als alle andere bieders een lagere waarde op de diamant kleefden. Wilson toonde aan dat bieders voorzichtiger worden – en dus lager bieden – naarmate er meer onzekerheid is en andere bieders meer informatie hebben.

Huis

Milgrom onderzocht welke veilingmechanismen het best met de winner’s curse omgaan. Hij deed dat voor de typische, maar complexere situatie waarin de geveilde objecten naast een gemeenschappelijke ook een private waarde hebben. Zo hangt iemands biedprijs voor een huis niet enkel af van de geschatte herverkoopwaarde (de gemeenschappelijke waarde), maar ook van persoonlijke voorkeuren over de indeling of de ligging.

Bij een Engelse veiling, waarbij men begint met een lage prijs en publiekelijk laat opbieden, verwerft een bieder informatie over de waarderingen van anderen naarmate zij afhaken. Dankzij die extra informatie is de bieder minder geneigd onder zijn geschatte waarde te bieden en zal zijn bod beter zijn private informatie weerspiegelen. Een verkoper die zijn opbrengst wil maximaliseren, moet dus op voorhand zo veel mogelijk informatie over de waarde beschikbaar maken. Wie een expert zijn woning laat schatten en die informatie meedeelt, kan zo een hogere verkoopprijs verwachten.

VANHAMME, K. Nobelprijs Economie voor slimme veiling die overheid miljarden oplevert. De Tijd, 13 oktober 2020, 28.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo