Van bolhoed tot streaming, een eeuw prijzen meten in België

Feestdag voor de Belgische economie. Een eeuw geleden werd de eerste index samengesteld om de inflatie te peilen, met dank aan bolhoeden en gerookte haring. Geen cijfer is zo belangrijk voor iedereen, vooral door de automatische loonaanpassing. De vraag is of er nog eens een eeuw in zit.

Hoe duur is het leven? En hoe evolueert dat over de jaren heen? Het zijn fundamentele vragen, waarop exact honderd jaar geleden de Belgische staat een antwoord formuleerde in de vorm van een eerste objectief meetinstrument: de index van de consumptieprijzen, toen nog de kleinhandelsprijzen. In een melding van de overheid op 29 februari 1920 klonk het plechtstatig, en in het Frans: ‘De methodische observatie van de prijsbewegingen is van groot belang en weerspiegelt de collectieve inspanning van alle betrokken instellingen in verschillende landen om te peilen naar de toestand van het sociale leven.’

De context is die van de woelige periode na de Eerste Wereldoorlog. Ons land bevond zich net als heel West-Europa in grote economische onzekerheid met hevig fluctuerende prijzen en een groot risico op sociale onrust tot gevolg. Om de evolutie van de levensduurte in kaart te brengen, riep de toenmalige minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering de index in het leven, een collectie van prijzen van alledaagse producten die zo representatief mogelijk was voor de uitgaven van een fictief gemiddeld gezin.

België had zijn inflatiemaatstaf, en gaandeweg koppelden steeds meer sectoren hun lonen daaraan vast, zodat die mee konden stijgen met de prijzen. ‘Het basisidee was de waarde van arbeid te behouden ten opzichte van de producten die je met het loon voor die arbeid kan kopen’, zegt Sem Vandekerckhove, onderzoeker aan het HIVA (Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving) in Leuven. In de jaren 30 werden ook de kinderbijslag en de pensioenen aan de index vastgeklikt. Later volgden de andere sociale uitkeringen en de huur. Met andere woorden: de index raakt iedereen.

In die allereerste korf van die schrikkeldag honderd jaar geleden zaten 56 producten waarvan de prijzen werden opgemeten in 59 gemeenten in België. Toen werd geld vooral uitgegeven aan voeding, blijkt uit de samenstelling. Onder andere de prijzen voor reuzel (varkensvet voor op de boterham), bokking (gerookte haring), tafelbier per vat en leverpastei gingen in het mandje. Tabak uiteraard ook, en zeep van Sunlight en stijfsel van Remy. Maar verder ook veel kledij: een zondagse pet, een wit overhemd en een vilten bolhoed.

Het was de eerste officiële doorsnede van wat de Belg kocht. Die becijferde of geld nog wel evenveel waard was als een maand eerder. In de loop van de honderd volgende jaren werd de samenstelling van de korf regelmatig uitgebreid en aangepast aan de tijd. Die evolutie leest als een trip door onze collectieve geschiedenis. Want we zijn wat we kopen. In de jaren 50 komen bioscooptickets en voorgerolde sigaretten erbij. In de jaren 60 yoghurt en televisietoestellen. In de jaren 70 jeans en personenwagens. In de jaren 80 hondenvoer en stoomstrijkijzers. In de jaren 90 de kosten voor een notaris en voor een vliegticket naar Mallorca.

Vandaag wordt zelfs de prijs van een synthesizer, een smartwatch en een streamingdienst in rekening gebracht. Van een korf producten is eigenlijk amper nog sprake, zegt Ken Van Loon, datawetenschapper van Statbel, dat vanuit een kantoor nabij Brussel-Noord van over heel het land prijzen verzamelt en die in de statistische blender gooit om tot het maandelijkse inflatiecijfer te komen. ‘We doen geen steekproef meer, maar hebben eigenlijk een exhaustief overzicht’, zegt Van Loon. ‘Zodra een uitgave minstens een duizendste van een gezinsbudget vormt, moet ze erbij.’

Dat is alleen maar mogelijk dankzij moderne technologie. Vier grote supermarktketens sturen data van hun kassascanners rechtstreeks naar Van Loon en zijn collega’s en via webscraping worden websites automatisch afgeschuimd op zoek naar prijzen. En enquêteurs gaan nog steeds de baan op om zelf winkels overal te velde prijzen te noteren. In totaal zitten duizenden goederen en diensten uit 235 categorieën in de fictieve mand.

Het lijkt misschien een monotone maandelijkse oefening, maar de invloed van dat rekenwerk op ons dagelijks leven is enorm. Dat laat zich vooral voelen via onze unieke automatische loonindexering. Als een Gallisch dorp omringd door het Romeinse Rijk is België – samen met Luxemburg – nog het enige land in Europa waar de lonen automatisch worden aangepast aan de stijgende consumptieprijzen. Dat gebeurt aan de hand van de gezondheidsindex, een afgeleide van de gewone index die in het begin van de jaren 90 door de regering-Dehaene is ingevoerd. Die laat tabak, alcohol, benzine en diesel uit de mix.

Deze week nog bleek het effect. Vanaf april verdienen de ambtenaren 2,00 % meer en in maart volgen de pensioenen en andere uitkeringen omdat de spilindex is overschreden. De korf is 2,00 % duurder geworden in vergelijking met de vorige indexering. Voor de lonen in de private sectoren wordt het indexmechanisme sector per sector afgesproken.

De automatische indexering was lang de norm, maar intussen hebben de omliggende landen het principe al een hele tijd laten varen. ‘In periodes van grote onzekerheid was de indexering populair, zowel bij werkgevers als bij werknemers’, zegt Gert Peersman, econoom aan de Universiteit Gent. ‘In onvoorspelbare tijden, zoals in de jaren 70, is het moeilijk een loonstijging af te spreken op basis van een verwachting. Als de inflatie toeneemt, zijn de werknemers de pineut, want dan verliezen ze koopkracht. Blijft ze laag, dan is dat nefast voor de werkgevers want dan betalen ze te veel loon. De indexering bleek een uitstekende oplossing.’

Economische schok

Maar die onzekerheid is er niet meer, zegt Peersman. De inflatie is door het monetair beleid min of meer onder controle, waardoor de voordelen niet meer opwegen tegen de nadelen. ‘Het grootste nadeel is dat de lonen beginnen te stijgen op het verkeerde moment. Bij een economische schok stijgen ook nog eens de lonen, waardoor de kosten voor de bedrijven toenemen. Dan krijg je een loonprijsspiraal en giet je olie op het vuur. Bij een lage inflatie of zelfs mogelijke deflatie stijgen de lonen dan weer niet, waardoor het deflatieprobleem nog groter wordt.’

De vraag is of er nog eens een eeuw van automatische indexering in zit, want het mechanisme kent veel tegenstanders. Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van de werkgeversorganisatie Voka, vindt het mooi geweest en grijpt de verjaardag aan om voor een afschaffing te pleiten. Want de index geeft ‘een dubbele illusie’. Ten eerste dat de koopkracht van de mensen erdoor volledig wordt afgeschermd van prijsschokken. Door ze af te wentelen op de overheid en op de bedrijven komen de schokken vroeg of laat toch bij gezinnen terecht. Ten tweede dat het voor loontrekkenden de enige manier zou zijn om de inflatie te compenseren. In landen waar de indexering is afgeschaft, gebeurt dat via onderhandelingen. Dan kan beter worden ingespeeld op de economische realiteit. Dat bevestigt ook Peersman: ‘In andere landen zijn de lonen niet minder gestegen dan bij ons.’

Sociale onvrede

Ook de Europese Centrale Bank mort. Frankfurt is niet opgezet met het Belgische cavalier seul in de muntunie. Als België minder competitief wordt door stijgende lonen, is de wisselkoers er niet meer om dat op te vangen. Daar houdt de ECB niet van. Als het ene land een hogere rente nodig heeft en het andere een lagere, is het beleid voor niemand nog ideaal. Daar betaal je een economische prijs voor’, zegt Peersman.

Maar voor voorstanders is de indexering een heilig goed en een belangrijke dijk tegen sociale onvrede. De vakbonden huiveren van het idee dat het mechanisme zou verdwijnen. ‘Het is de beste garantie dat de lonen de stijgende levensduurte volgen’, zegt David Vanbellinghen van de christelijke vakbond ACV. ‘En dat zo de vraag op peil blijft, is ook goed voor de binnenlandse economie. Het is geen herverdelingsmechanisme. Je wordt er niet rijker van. Maar het is wel een garantie op koopkracht.’

Het klopt dat de indexering de afgelopen eeuw heeft bijgedragen tot de sociale rust, onder andere gemeten in het aantal stakingsdagen, zegt Peersman. Bovendien heeft onderzoek van Vandekerckhove aan het HIVA aangetoond dat de ongelijkheid tussen de lonen de jongste dertig jaar stabiel is gebleven, terwijl die in andere landen is toegenomen. ‘De automatische afspraken zijn daar voor een groot deel verantwoordelijk voor’, zegt Vandekerckhove.

‘In andere landen zie je een inperking van de middenklasse, bij ons veel minder’, zegt de onderzoeker. ‘Als we het indexmechanisme afschaffen, zou het grootste effect een krimp van de middenklasse zijn. Het heeft dus betrekking op de grote massa. Dat heeft repercussies voor de fundamenten van het sociaal systeem omdat vooral in die groep de belastingen kunnen worden geïnd. Als je de middenklasse verarmt, krijg je grote problemen om de kosten van de samenleving te dragen.’

VERRYCKEN, R. Van bolhoed tot streaming, een eeuw prijzen meten in België. De Tijd, 29 februari 2020, 9.

Lees ook 100 jaar index, een terugblik.

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo