Gert Peersman: “Onze welvaart heeft drie dingen nodig: productiviteit, productiviteit en nog eens productiviteit”

Dit is mijn laatste reguliere column. Ik zal sporadisch nog wel een stuk schrijven voor de opiniepagina’s van deze krant, maar na elf jaar als columnist wil ik graag andere accenten in mijn werk leggen. Zo wil ik meer tijd vrijmaken voor fundamenteel onderzoek van economische uitdagingen. Ik ben De Standaard dankbaar voor het podium dat ik al die jaren heb gekregen.

Als er een boodschap uit mijn bijdragen is waarvan ik hoop dat ze blijft hangen, dan wel het cruciale belang van productiviteitsgroei voor onze welvaart. Een hogere productiviteit wil zeggen dat we meer waarde kunnen creëren met dezelfde hoeveelheid werknemers en kapitaalgoederen, niet door harder te werken, maar door efficiëntere samenwerking en technologische innovaties. Dat resulteert in hogere lonen, bevordert de concurrentiekracht en verhoogt de overheidsinkomsten.

Het gaat helaas niet goed met onze productiviteitsgroei. In de jaren 80 waren we absolute wereldtop, maar hoewel de productiviteit is blijven stijgen, is de jaarlijkse toename aanzienlijk verminderd. Dat is een wereldwijd patroon, maar onze groei was sindsdien ook een stuk lager dan het internationale gemiddelde. Als onze groei gelijke tred had gehouden met die van andere toplanden, zoals de Scandinavische landen, dan was ons bbp nu 100 miljard euro hoger. Dan hadden we vandaag een begrotingsoverschot en had een gemiddeld gezin jaarlijks 7.500 euro meer netto inkomen.

De komende decennia hebben we minstens 1,50 % productiviteitsgroei per jaar nodig om de oplopende kosten voor gezondheidszorg, ouderenzorg en pensioenen te betalen. Dat is ruim het dubbele van de groei in de afgelopen twintig jaar en het viervoud van het voorbije decennium. Als we het huidige groeitempo aanhouden, zal de welvaartsstaat zoals we die nu kennen naar de geschiedenisboeken worden verwezen, zullen er onvoldoende middelen zijn om de klimaatproblematiek aan te pakken en ga zo maar door. Ik zie vijf belangrijke productiviteitswerven.

1. Menselijk kapitaal.

De capaciteit om te innoveren en waarde te creëren wordt mee bepaald door opleiding. ­Onze internationale toppositie inzake productiviteit was onder andere het gevolg van de democratisering en de kwaliteit van ons onderwijs. Daar loopt het al een tijdje mank. De Pisa-scores gaan er stelselmatig op achteruit, wat de noodzaak van onderwijshervormingen benadrukt. Maar ook in de lijstjes over levenslang leren, bungelen we onderaan, wat aangeeft dat er een mentaliteitsverandering nodig is bij zowel werkgevers als werknemers.

2. Overheidsinvesteringen.

Sinds de jaren 80 zijn de overheidsinvesteringen in infrastructuur gedaald van 5 naar amper 2 % van het bbp, een aanzienlijk lager percentage dan in andere landen. De parallel met onze tanende productiviteitsgroei is geen toeval: een inhaaloperatie is noodzakelijk.

Als we ergens extra belastinggeld aan moeten besteden, dan is het aan overheidsinvesteringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O). Uit recent onderzoek blijkt dat de daling van O&O-investeringen door de Amerikaanse overheid heeft bijgedragen aan de vertraagde productiviteitsgroei in de Verenigde Staten. Privébedrijven hebben die daling gecompenseerd door zelf meer in O&O te investeren, maar de hefboom op de macro-economische productiviteit was maar een fractie van die van overheidsinvesteringen. Dat komt doordat de voordelen van die investeringen veelal binnen de bedrijven zelf blijven, terwijl overheidsinvesteringen in O&O veel meer doorwerken in de gehele economie.

3. Kunstmatige intelligentie.

Door het grotere aandeel van de dienstensector in de economie werd het moeilijker om globale productiviteitswinsten te boeken omdat diensten nu eenmaal moeilijker te automatiseren zijn. Maar de opkomst van digitalisering en kunstmatige intelligentie (AI) kan een revolutie in de dienstensector veroorzaken. Consultants die ChatGPT gebruiken, blijken hun opdrachten 25 procent sneller uit te voeren, terwijl de kwaliteit van hun werk 40 % hoger wordt ingeschat.

Bedrijven en werknemers moeten AI zo veel mogelijk omarmen. Sommige beroepsgroepen zullen weerstand bieden, maar de angst dat het tot meer werkloosheid zal leiden is ongegrond. Als AI werknemers vervangt, resulteert dat in lagere prijzen voor consumenten, meer bedrijfswinsten en hogere lonen voor werknemers die door AI efficiënter kunnen werken. Die drie factoren samen leiden tot extra koopkracht, waardoor er nieuwe banen in andere sectoren bijkomen. Uiteindelijk is er alleen een verschuiving van arbeid – zoals in het verleden van landbouw naar industrie en van industrie naar diensten – terwijl er meer waarde wordt gecreëerd. Historisch werden dankzij technologische vooruitgang en productiviteitsgroei zelfs meer banen gecreëerd dan vernietigd, terwijl de lonen stegen en er minder uren gewerkt moesten worden. Het is wel essentieel dat werknemers zich kunnen aanpassen aan de nieuwe realiteit, wat opnieuw het belang van opleiding en levenslang leren onderstreept.

4. Arbeidsmarktdynamisme.

In België is er onvoldoende mobiliteit van werknemers van minder productieve bedrijven naar bedrijven en sectoren met meer potentieel. Dat is onder andere het gevolg van onze automatische loonindexatie, de loonnormwet en loonafspraken die voornamelijk op nationaal of sectoraal niveau worden gemaakt. Daardoor is er weinig loondifferentiatie en worden werknemers niet gestimuleerd om van baan te veranderen. De rigide loonvorming geeft werknemers en bedrijven bovendien weinig prikkels om te investeren in productiviteitsverbeteringen.

Macro-economisch bestaat er ook een negatief verband tussen strikte jobbescherming – een ander knelpunt in België – en productiviteit. Het klinkt cru, maar in een krappe arbeidsmarkt die smeekt om mobiliteit, is het niet verstandig om collectieve ontslagen te bemoeilijken. Voor een welvaartsstaat en vakbonden ligt de uitdaging in werknemers beschermen, in plaats van zich vast te klampen aan specifieke banen.

5. Regulering.

Een gebrek aan competitie tussen bedrijven leidt tot minder innovatie en lagere productiviteitsgroei. Het verhindert ook creatieve destructie, waardoor ondernemingen met een lage productiviteit overleven en er geen verschuiving van arbeid en middelen naar nieuwe of productievere bedrijven plaatsvindt.

Onze exportbedrijven, die in competitieve internationale markten opereren, tonen de hoogste productiviteitsgroei. Waarover haast niemand het durft te hebben, is de regulering van onze binnenlandse markten. Volgens diverse Oeso-indicatoren zijn er te veel barrières die een gezonde binnenlandse competitie verstoren. Het aantal oprichtingen en stopzettingen van bedrijven is nergens zo laag als bij ons.

We zijn kampioen inzake prijscontroles door de overheid. De regulering voor de kleinhandel, zoals de beperking van koopjesperiodes, is veel te restrictief. We werpen ook de meeste hindernissen op voor buitenlandse producenten die onze markten willen betreden. Dat is het gevolg van het decennialange lobbywerk door sector- en beroepsfederaties om hun achterban te beschermen. Volgens het Planbureau zou een versoepeling van de regelgeving voor diensten van architecten, notarissen, advocaten en boekhouders een positief effect hebben op de productiviteit.

Samengevat: investeringen in onderzoek, ontwikkeling en kunstmatige intelligentie, ingrijpende hervormingen in het onderwijs en onze arbeidsmarkt, en een regeringsploeg die eens grondig met de kam door onze protectionistische regulering gaat, zijn de belangrijkste werven om onze welvaartsstaat en nieuwe uitdagingen te kunnen blijven betalen.

PEERSMANS, G. Gert Peersman: “Onze welvaart heeft drie dingen nodig: productiviteit, productiviteit en nog eens productiviteit”. De Standaard, 19 december 2023, 23.

 

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo