“Wie zich opwindt over een iPhone of grote televisie bij mensen in armoede, snapt er niets van”

Misverstanden met wetenschappelijke argumenten weerleggen. Peter Adriaenssens en Noël Slangen, de vorige en de huidige voorzitter van het Kinderarmoedefonds, hopen dat hun boek ‘Het DNA van kinderarmoede’ scherp kan stellen hoe discriminerend armoede is. “Wie zich opwindt over een iPhone of grote televisie bij mensen in armoede, snapt er niets van.”

De vorige en de huidige voorzitter van het Kinderarmoedefonds die hun stem laten horen. Met een belangrijk doel. “Als wij iets zeggen, wordt er sneller geluisterd”, klinkt het bij de koffie in Adriaenssens’ huis in Mortsel. Ze hebben dezelfde drive. Ze willen het opnemen voor de 40.000 kinderen die in Vlaanderen in extreme armoede leven. Maar de drive komt ergens anders vandaan. Slangen, voormalig communicatieadviseur, groeide zelf op in een vierdewereldmilieu. “Ik heb zelf ondervonden wat armoede met kinderen doet”, zegt hij. “En ik heb dat moeten leren”, zegt kinderpsychiater Adriaenssens.

Een doel van het boek is de misverstanden aan te kaarten. Bestaan er dan zoveel?

Slangen: “Ja. Binnen het Kinderarmoedefonds voelen we ook dat ze toenemen. Armoede aanpakken gaat vaak over het materiële. Maar er is een belangrijke psychische, emotionele en sociale component, die vaak onderschat wordt. Ons idee was om de recente wetenschappelijke bevindingen op een rij te zetten, zodat we een breed publiek een veel beter inzicht kunnen geven.”

Adriaenssens: “We richten ons expliciet tot degenen die niet arm zijn. Niemand is voor kinderarmoede. En iedereen vindt wel dat de overheid iets moet doen. Maar de hoofdovertuiging blijft toch dat iemand in armoede zichzelf maar uit het slop moet trekken.”

Naast misverstanden zijn er vooroordelen. Mijnheer Slangen, u zegt in het boek: de kou, de ontbering en lege brooddozen zijn niet de essentie, wel de manier waarop men naar die brooddoos kijkt.

Slangen: “Ja. Ik heb dat zelf goed gevoeld. Als persoon in armoede word je vaak anders bekeken. Ik hoor dat ook van andere ervaringsdeskundigen. En men heeft ook snel een mening. Die brooddoos wordt bijna gebruikt om mensen te veroordelen. Alsof zij geen goede ouders kunnen zijn. Dat is heel kwetsend.”

Adriaenssens: “Tijdens een lezing had ik het over de impact van echtscheiding op kinderarmoede. Achteraf werd ik daar door een moeder op aangesproken. Zoals jij het zegt, lijkt het alsof gescheiden ouders per definitie slechte ouders zijn. Je mag nooit iemand herleiden tot zijn situatie.”

Slangen: “Veel mensen kunnen alleen vanuit hun eigen situatie denken. Ze zeggen: Als ik het was, ik zou het zo en zo doen. Ze beseffen niet dat je soms niet zomaar ‘zo en zo’ kunt doen. En dat je soms vooral nood hebt aan steun van een omgeving die jou niet veroordeelt.”

Adriaenssens: “Als je in de problemen zit, heb je niet dezelfde ‘kop’. Dat blijkt uit hersenonderzoek. Stress geeft problemen met focus en concentratie. Bij burn-out begrijpt men dat, bij armoede niet. Het idee blijft: als je maar wil, kom je eruit.”

Wat zijn bijvoorbeeld van die goedbedoelde adviezen?

Slangen: “Als je gaat werken, is het probleem opgelost. Neen. Ten eerste is het zo dat een belangrijk deel van de armen in Vlaanderen werkt. Ten tweede onderschat men de impact van mobiliteitsarmoede of gebrek aan kinderopvang. Als je kijkt door je middenklassebril, zie je dat allemaal niet. Erger nog, veel middenklassers zeggen: Wij zijn ook arm. Want ze wilden een groter huis. Of hun kinderen kunnen geen bouwgrond meer kopen. Ze hebben geen idee van de levensomstandigheden van de armste twintig procent.”

En stel dat die ‘kop’ wel op dezelfde manier zou functioneren, dan nog mogen we niet oordelen, zeggen jullie.

Adriaenssens: “Wij die het hebben, kunnen heel oordelend zijn over hoe anderen hun geld besteden. Ik vertel in het boek hoe ik mij ooit druk gemaakt heb in het feit dat een gezin dat het niet breed had dezelfde dure kinderwagen kocht als mijn vrouw en ik. Ik dacht: Kunnen zij hun centen niet beter besteden? Ik besefte toen niet hoe belangrijk die kinderwagen was. Het is een manier om te zeggen: Baby, ik wens jou het beste toe. Gaan wij dan zeggen: Doe jij het maar met derdehands?”

Slangen:(glimlachend) “Over zaken waar ik niet in thuis ben, zeg ik ook soms rare dingen. Kijk, armoede gaat over isolement. Over het gevoel te hebben er nooit bij te horen. Wie zich opwindt over een iPhone of een grote televisie, snapt er niets van. Het kan goed zijn dat die iPhone meer doet voor de mentale gezondheid dan elke andere maatregel, omdat die de eigenwaarde opkrikt.”

Nog een misverstand: in ons land komt iedereen gelijk aan de start.

Slangen: “Dat denkt men. Maar het klopt natuurlijk niet. Het probleem is: men wijst altijd naar de uitzonderingen. Het kind dat met een derde van de legoblokken toch een mooie toren bouwt. Er wordt gezegd: Dat kunnen de anderen dan toch ook? Naar degene die er met tien keer zoveel blokken niets van bakt, wordt nooit gewezen.”

Adriaenssens: “Iedereen is anders. En in risicosituaties worden de verschillen tussen mensen nog geaccentueerd. Degenen die zich redden uit een moeilijke situatie, mogen nooit een argument zijn om te zeggen: Iedereen moet dat kunnen.”

Slangen: “Daarom gruw ik er ook van om als rolmodel opgevoerd te worden.”

Jullie gebruiken de wetenschap om aan te tonen dat niet iedereen gelijk aan de start komt. Een choquerend cijfer: in gezinnen waar de moeder enkel lager onderwijs genoot, heeft 10 procent van de baby’s een geboortegewicht onder de 2,5 kilo. In andere gezinnen is het 5,6 %.

Slangen: “De strijd tegen kansarmoede begint al voor de geboorte.”

Is de oorzaak stress?

Adriaenssens: “Het hoofd van moeders in armoede wordt in beslag genomen door overleven. Ze leven ook vaker geïsoleerd en in slechte omstandigheden. De kwetsbaarste groep is ook diegene die het minste gebruikmaakt van preventie en de zwangerschap minder laat opvolgen.”

Ook opvallend: bij de geboorte is 60 procent van de hersenen van een kind ontwikkeld, op de leeftijd van twee jaar is dat normaal 80 procent. Maar kinderen in armoede halen die 80 % niet.

Adriaenssens: “De neurowetenschappers zijn onze onverwachte partners in crime. Het zijn geen emotionele mensen. Ze kijken nuchter naar de ontwikkeling van de hersenen en zijn met die boodschap gekomen: de hersenontwikkeling van jonge kinderen in armoede verloopt anders. Kinderen die opgroeien in armoede zitten in overlevingsmodus. Door stresshormonen worden minder verbindingen gelegd. Hun hippocampus en prefrontale cortex, een goede voorspeller van later professioneel succes, zijn kleiner.”

Slangen: “We weten dat de grootste achterstand in taalontwikkeling gebeurt nog voor het kind een woord kan zeggen.”

Adriaenssens: “Gelukkig bestaat er in dit verhaal wel hoop. Tot de leeftijd van vijf jaar kun je een stuk inhalen. Dat is de reden waarom wij hameren op het belang van vroegbegeleiding: van de zwangerschap tot de crèche en kleuterschool.”

Slangen: “Helaas wil men crèches nu voorbehouden voor werkenden. Zelfs wie deeltijds werkt, schuift naar achter in de rij. Dat is een beslissing die ons in de toekomst veel geld zal kosten.”

Ik onthoud ook ‘Baby’s first year’, een Amerikaanse studie bij duizend baby’s die in armoede werden geboren. Als de moeder een extra maandbudget kreeg van 333 dollar, was dat te merken aan de hersenen van haar kind.

Slangen: “Die studie toont zwart op wit aan dat er een verband is tussen gezinsinkomen en hersenontwikkeling.”

Adriaenssens: “Belangrijk: de moeders kregen geen voorwaarden opgelegd over hoe het geld te besteden. Toch gebruikten ze het bijna integraal voor hun kind. Het is zo belangrijk dat men deze dingen onderzoekt. Het is niet zo dat ouders in armoede niets verkeerds doen. Maar dat geldt voor alle ouders. En voor ouders die niet in armoede leven, zijn we vaak veel begripvoller.”

Nog een markant feit uit jullie boek: de ‘leegloop’ van kansarme kinderen naar het buitengewoon onderwijs begint al in de lagere school.

Slangen: “Dat gaat over verwachtingen. Het verhaal van de legotoren, hierboven, is geen oproep om minder te verwachten van kwetsbare kinderen. Integendeel. Lage drempels en hoge verwachtingen, daar hebben ze baat bij. Als ik een lezing geef voor leerkrachten, vertel ik graag over de Amerikaanse studie waarbij wetenschappers een lagereschoolklas verdeelden op basis van IQ. Op het einde van het schooljaar haalde de groep met het hoogste IQ betere resultaten. Alleen hadden die wetenschappers gelogen, en twee gemengde groepen gemaakt. Het vermeende IQ van de leerling bepaalde bijna altijd de omgang van de leerkracht met het kind. Het is confronterend voor leerkrachten om dat te horen.”

Adriaenssens: “Het gebeurt natuurlijk niet bewust. Maar het is wel verontrustend, zeker nu we een belangrijke shift beleven naar een kennismaatschappij.”

Jullie doen ook aanbevelingen. Als het gaat over huisvesting, lees ik dat jullie niet geloven in wijken met een sociale mix. Waarom?

Slangen: “Omdat mensen in kwetsbare situaties nood hebben aan een goed netwerk. Het idee dat in zulke wijken de rijke buren de arme wel zullen ondersteunen, klopt niet. De realiteit is dat ze in hun auto springen en drie gemeentes verder op bezoek gaan. De toegenomen aantrekkelijkheid van steden voor tweeverdieners is trouwens een zorgwekkende trend, want een grote versneller van armoede. De beterbegoeden kiezen tegenwoordig liever voor een dure flat in de stad dan een villa in de rand. De minderbegoeden worden naar buiten geduwd, niet naar de eerste cirkel, maar naar de wijken daar net achter, waar openbaar vervoer, opvang en ontspanningsmogelijkheden te wensen overlaten. Ik noem dat het ‘Ninove-effect’. De gemeentes die vooral bouwvergunningen afleveren voor luxeappartementen, zouden zich daar goed over moeten bezinnen.”

Bij jullie aanbevelingen voor de ‘gewone burger’ lees ik: geef geen spullen weg die je zelf niet zou willen. Gebeurt dat dan zo vaak?

Slangen: “O ja. Het is nochtans simpel. Wat de kringwinkel niet wil, hoef je ook niet aan mensen in armoede te geven. Hou die wanstaltige misvormde smurf van de kermis dus maar voor jezelf. (lacht) Kijk, je moet zoveel mogelijk proberen om mensen in armoede in hun waarde te laten. Het is daarom ook beter om spullen aan de kringwinkel te geven dan rechtstreeks aan mensen in armoede zelf. Het gevoel niet te kunnen kiezen, bevestigt nog maar eens: Jij hoort er niet bij. Vaak wordt dan ook nog dankbaarheid verwacht.”

Jullie ondersteunen veel projecten met het Kinderarmoedefonds. Maar nog beter dan een gift te doen, is vrijwilliger te worden. Waarom?

Slangen: “Elke organisatie kan extra middelen gebruiken. Maar je zult nooit zoveel middelen krijgen als er nodig zijn om genoeg vrijwilligers te vervangen door professionals. Zonder huiswerkbegeleiders kan de huiswerkbegeleidingsdienst niet werken. Maar sinds corona staat vrijwilligerswerk onder druk.”

Tot slot: wat is vanuit jouw ervaring de belangrijkste boodschap voor het kind dat vandaag in armoede leeft?

Slangen:(denkt na) “Ik zou zeggen: Ik begrijp waarom je zo boos bent. Ik kan zelf soms nog altijd die boosheid in mij voelen, een boosheid op de wereld. Ik denk dat die een drijfveer geweest is voor veel dingen die ik heb gedaan. Negatief gedrag, en na mijn puberteit een soort positieve geldingsdrang. Ik wilde het maken als zelfstandig ondernemer. Dat is goed uitgedraaid. In het bedrijf dat ik heb opgericht, werkt nu 150 man. Maar toch was ik liever zonder die boosheid opgegroeid.”

Kunnen jullie hoopvol zijn?

Adriaenssens: “Het is onze plicht om hoopvol te zijn. Daarom is er ook het boek.”

Slangen: “Het is helemaal niet zo moeilijk om armoede aan te pakken. Dat is een kwestie van inzicht en keuzes. We staan voor uitdagingen als het klimaat en de geopolitiek, die veel moeilijker zijn. Dus laat ons er maar voor gaan.”

‘Het DNA van kinderarmoede’ is uitgegeven bij Davidsfonds.

RUTTEN, A. “Wie zich opwindt over een iPhone of grote televisie bij mensen in armoede, snapt er niets van”. Het Nieuwsblad, 27 november 2023.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo