20 jaar liberalisering van energie: geen zichtbaar prijsvoordeel, amper nieuwe formules

Op 1 juli was het exact 20 jaar geleden dat de Vlaamse energiemarkt volledig werd geliberaliseerd. De beloofde lagere prijzen lijken ver weg: vandaag kost elektriciteit drie keer zo veel als voor de vrijmaking, al is dat eerder te wijten aan de energiecrisis, de investeringen voor de energietransitie en de politieke inmenging. Ook op betere en nieuwe dienstverlening is het nog wachten.

De Essentie

Waarover gaat het?

Op 1 juli 2003 werd de energiemarkt in Vlaanderen vrijgemaakt. Sindsdien kunnen gezinnen hun stroom- en gasleverancier kiezen. Het geïntegreerde monopolie rond Electrabel, Distrigas en de intercommunales, gedomineerd door het FranseEngie (Suez), werd gaandeweg afgebouwd. Nieuwe leveranciers hebben met moeite hun weg gevonden, omdat Electrabel dominant bleef op de productiemarkt.

Wat zijn de conclusies?

Consumenten hebben wat voordeel kunnen halen uit de liberalisering, maar dat werd uitgehold door allerlei extra heffingen en door de overheid weggemoffelde kosten in de nettarieven. Recent leidde de energiecrisis tot een forse toename van de energiekosten. De totaalfactuur van meer dan 1.500 euro per jaar is drie keer hoger dan voor de liberalisering.

Hoe gaat het verder?

Een explosie van nieuwe diensten, zoals bij telecom, was er nog niet bij elektriciteit, maar staat wel voor de deur nu digitale meters, zonnepanelen, batterijen en elektrische voertuigen doorbreken en de prijzen volatieler zijn. Tegelijk werkt Europa aan een nieuw pakket maatregelen. Daarbij veranderen mogelijk een aantal spelregels die 20 jaar de energiemarkt vormgaven.

Doorbreken monopolie

De bijna 40.000 Vlaamse gezinnen die maandelijks overstappen naar een nieuwe leverancier staan er niet meer bij stil, maar twee decennia geleden was dat onmogelijk. Gezinnen moesten voor elektriciteit aankloppen bij de lokale distributie-intercommunale die vaak ook gas, kabeltelevisie en water factureerde.

De prijzen en investeringen werden centraal aangestuurd door het Controlecomité en de Franse groep Suez – de voorloper van Electrabel-moeder Engie – was een monopolist. De productie van alle elektriciteit en het beheer van het hoogspanningsnet zaten geconcentreerd bij het Electrabel-vehikel CPTE, de import en het transport van aardgas waren het alleenrecht van Distrigas en de verdeling tot in elke huiskamer gebeurde door intercommunales, waar Electrabel meestal de regie had.

De liberalisering van de energiemarkten, opgelegd door de Europese Commissie, was er eerst voor bedrijven en vanaf 1 juli 2003 voor gezinnen. Consumenten werden lagere tarieven en een betere service met nieuwe producten en diensten beloofd dankzij grensoverschrijdende concurrentie van monopolisten en nieuwe initiatieven. In ons land werd Electrabel uitgedaagd door zowel buitenlandse giganten, kleine starters en pioniers als Ecopower. Die coöperatie verkocht alleen zelf opgewekte windstroom tegen de kostprijs.

Valse start

De opmars van nieuwe leveranciers gebeurde traag: na vijf jaar hadden ze amper een tiende van de markt veroverd. Vandaag hebben alle nieuwkomers samen minder dan een derde van de markt in handen. De strijd om de klant was aan het begin van de vrijmaking geen eerlijke race: oude spelers kregen als ‘standaardleverancier’ mijlen voorsprong.

Electrabel kreeg als historische partner van de meeste intercommunales meer dan 77 % van de Vlaamse gezinnen als klant. De klanten van de overige intercommunales kwamen terecht bij Luminus, een vehikel van een honderdtal Vlaamse gemeenten.

Luminus was dan wel veel kleiner dan Electrabel, maar had een betere startpositie dan nieuwkomers die klanten moesten ronselen via huis-aan-huisverkoop of dure marketingacties. ‘Toch was het ook voor Luminus moeilijk om te groeien op de pas vrijgemaakte markt’, zegt Jaak Rutten, de eerste algemeen directeur van Luminus, dat de Britse energiemultinational Centrica als partner strikte.

‘De regelgeving stond nog in de kinderschoenen en we moesten onze weg zoeken. Door soms moeilijke administratie en verhalen die de ronde deden, waren de consumenten bezorgd over hoe een overstap werkte.’

Ondanks zware inspanningen van twee bedrijven, WattPlus, een vehikel van de ondernemer André Jurres en hetNederlandse Essent, en het eveneens Nederlandse Nuon, bleven de meeste Vlamingen bij de standaardleverancier zitten. De twee Nederlandse pioniers kwamen pas na tien jaar beuken samen aan 20 % marktaandeel en hebben inmiddels gefrustreerd de Belgische markt verlaten.

Op de nieuwe markt was wrevel over de geïntegreerde octopus Suez, die met vele tentakels overal in de sector aanwezig was. Het duurde jaren eer die ‘Oude Dame’ verdreven kon worden uit de nieuwe ‘neutrale’ netbedrijven Elia, Fluxys en Fluvius (ex-Eandis) die van de monopolist waren afgesplitst.

‘In België was er geen echte vrije markt voor elektriciteitsproductie. Ook wij moesten bij de monopolist aankloppen voor onze elektriciteit. Je kunt je wel voorstellen hoe dat werkte: die liet ons net in leven’, zegt Rutten. Ook voor aardgas moesten nieuwe leveranciers aankloppen bij Electrabel-zuster Distrigas. Engie heeft de grote positie van Electrabel in de lucratieve productie, met een mix van kernenergie en gascentrales, jarenlang kunnen uitspelen. Geen enkele nieuwkomer slaagde erin een significant productiepark op te bouwen. De ijzersterke ruggengraat in de productie is de verklaring waarom Engie nog altijd een marktaandeel van zo’n 40 % heeft, nog meer dan de helft van zijn startpositie.

Luminus kon zich handhaven omdat het zich ook verticaal integreerde via een samengaan met SPE, de enige onafhankelijke producent. Dat het nu een groter marktaandeel dan20 jaar geleden heeft, komt vooral omdat het Essent overnam. Van de vele andere nieuwkomers die op de markt kwamen, moesten Belpower, de Vlaamse Energieleverancier en een handvol andere de handdoek gooien. Dat gebeurde vooral bij krapte op de productiemarkt en plotse prijsstijgingen.

Een van de meest succesvolle starters, Lampiris, kwam in handen van TotalEnergies. Opmerkelijk is dat Eneco en Mega, twee andere spelers die vandaag in de top vijf zitten, pas relatief laat op de Belgische markt kwamen. Zij moesten minder leergeld betalen en groeiden door de overname van oudere concurrenten.

Ook de groene leverancier Ecopower had een veel snellere groei verwacht. ‘De bouw van windturbines ging erg traag. Van alle projecten is maar een tiende gebouwd’, zegt Dirk Vansintjan, een van de pioniers van de coöperatie.

Dat had niet alleen met vergunningsperikelen te maken. ‘Na een succesvol project met de gemeente Eeklo dachten we door te breken, maar we hebben de strijd om de windlocaties verloren. Boeren en bedrijven gingen liever in zee met het kapitaalkrachtige Electrabel. En de gemeenten kozen voor Aspiravi, een windenergiebedrijf van de gemeenten.’ Vansintjan hoopt dat coöperaties bij de toekenning van nieuwe offshorewindconcessies wel een grote slag kunnen slaan.

Ontsporing nettarieven

De Vlaamse energiewaakhond Vreg heeft altijd volgehouden dat de liberalisering werkte en kon dat enkele jaren met harde cijfers staven: de stroomfactuur in Vlaanderen was dankzij de concurrentie lager dan die in Brussel en Wallonië, waar de markt pas jaren later werd vrijgemaakt. Tegelijk kon de federale energieregulator CREG in de nieuwe geliberaliseerde markt druk zetten op de tarieven van de netbeheerders.

Toch lag de jaarlijkse stroomfactuur rond 2008 zowat 100 euro hoger dan de 500 euro die een gezin gemiddeld vóór de vrijmaking betaalde. Maar dat had vooral te maken met de hogere internationale energieprijzen van dat moment.

Na bijna tien jaar liberalisering, toen de energieprijzen na de financiële crisis bleven stijgen, greep de federale regering in. Er kwam een tijdelijke btw-verlaging en de concurrentie werd gestimuleerd. Dat ons land wereldtop werd in switchen van leverancier bewees dat de markt wel werkte. Wie actief van leverancier wisselde, deed elk jaar een voordeel tegenover klanten die passief bleven zitten. Maar globaal veranderden de verhoudingen op de markt niet razendsnel.

De voordelen van de liberalisering werden ook uitgehold door de forse stijging van de nettarieven. Die was niet zozeer de schuld van de intercommunales en Fluvius, maar van politici die almaar meer kosten van hun beleid probeerden weg te moffelen in de stroomfactuur. Denk aan de premies voor isolatie, de kosten voor openbare verlichting en de veel te royale steun voor zonnepanelen in Vlaanderen, en aan de steun voor offshorewind op het federale niveau.

Toen in 2017 de stroomfactuur van een gemiddeld gezin de kaap van 1.000 euro rondde, bedroegen de echte energiekosten minder dan 30 % van de totale factuur. De rest bestond uit nettarieven en allerlei heffingen en taksen. Recent werden stappen gezet om de heffingen en toeslagen te verlagen en transparanter te maken via accijnzen. Maar de energietransitie, met aangekondigde miljardeninvesteringen van Fluvius en Elia, zal onvermijdelijk leiden tot nog hogere nettarieven.

Sinds 2022 is de gemiddelde stroomfactuur al opgelopen tot meer dan 1.500 euro. Dat is uiteraard vooral het gevolg van de energiecrisis die begon in 2021 en heviger werd na de Russische inval in Oekraïne. De liberalisering creëerde een opdeling tussen haves en havenots: wie een vast contract had, voelde niets van de prijspieken. ‘Ecopower heeft de hogere energieprijzen niet volledig moeten doorrekenen, wat een gezin zo’n 500 euro bespaarde’, zegt Vansintjan.

Zijn eindconclusie over de liberalisering is minder positief. ‘Ze kwam er op vraag van de grote industrie, die dacht goedko pere tarieven te kunnen krijgen door concurrenten tegen elkaar uit te spelen. Vandaag zien we dat net die industrie zich vooral probeert te onttrekken aan de liberalisering: ze sluit massaal corporate PPA’s, langetermijncontracten met vaste prijzen.’ Vansintjan vindt dat de burger opnieuw centraler moet staan in het energieverhaal.

Onaanvaardbare problemen

Ook over de praktische zijde van de liberalisering zijn kritische geluiden te horen. In het prille begin van de vrijmaking liep een en ander mis met een factuur of een leverancierswissel. Dat de dienstverlening ook nu beter kan, bewijzen de 27.000 klachten bij de ombudsman. Omdat het nieuwe IT-platform Atrias van de net- beheerders na een decennium nog altijd niet naar behoren werkt, zijn er nog altijd onaanvaardbare problemen met facturatie.

Het is vooral nog wachten op een explosie van nieuwe diensten. ‘Voor de industrie zijn er al veel meer formules, op de residentiële markt nog niet’, merkt Rutten op. ‘In de telecomsector viel de liberalisering samen met nieuwe evoluties zoals het internet en mobiele telefoons. Bij elektriciteit was die marktwerking helemaal anders. Grote evoluties met zonnepanelen, slimme meters, batterijen, elektrische wagens en warmtepompen zijn er nu pas. Maar ze zullen wel een nieuwe dynamiek geven.’

Met digitale meters en toepassingen kunnen gezinnen inzetten op energiedelen of profiteren van dynamische tarieven. Het verbruik verschuiven naar die uren waar de stroomprijzen het laagst – of zelfs negatief – zijn, was voordien alleen weggelegd voor de grootste professionele verbruikers.

Ook Europa is niet onverdeeld gelukkig met de liberalisering en werkt aan grondige bijsturingen. Bekende mankementen zijn: overwinsten, het gebrek aan prijsstabiliteit en de impact van hoge gasprijzen op de hele markt. Ook de productiemarkt rammelt: de markt is officieel vrij, maar heel wat technologie wordt recht-gehouden met subsidies. Voor groene stroom zijn er certificaten, gascentrales en batterijparken krijgen capaciteitsvergoedingen en binnenkort krijgen ook verlengde kerncentrales een steunmechanisme.

‘Vroeger is te weinig naar de bevoorradingszekerheid gekeken. Sinds covid en Oekraïne is dat weer belangrijker. Op langere termijn komt het wel goed dankzij de opkomst van batterijen, veel meer internationale hoogspanningsverbindingen en ontwikkelingen van waterstof’, verzekert Rutten.

ADRIAEN, D. 20 jaar liberalisering van energie: geen zichtbaar prijsvoordeel, amper nieuwe formules. De Tijd, 5 juli 2023, 6.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo