Een brood van 60 frank kostte opeens 1,49 euro: hoe werd de euro 20 jaar geleden onze munt? En wat brengt de toekomst?

Op 1 januari 2002 konden we voor het eerst met eurobiljetten en -muntstukken betalen. 12 Europese landen vervingen gelijktijdig hun eigen munten en biljetten door één gemeenschappelijke munt, de euro. 20 jaar later wordt de herinnering aan de Belgische frank steeds vager. Wat brengt de toekomst voor de euro?

1 januari 2002: gejuich aan geldautomaten

Er was vuurwerk om middernacht bij de overgang van 2001 en 2002, er werd gefeest zoals elk jaar op oudejaarsavond. Maar, opvallend dat jaar: ook aan geldautomaten klonk er gejuich. Mensen staken dolblij de allereerste eurobiljetten die ze net hadden afgehaald in de lucht. Sinds middernacht gaven de automaten geen briefjes meer van 100 Belgische frank of meer, maar alleen nog gloednieuwe eurobiljetten. Het gebeurt zelden dat een historisch moment zo tastbaar is. Veel mensen konden niet wachten tot de volgende dag om de geschiedenis te voelen.

“Ze blinken goed, ze zijn nieuw”: enthousiaste feestvierders halen massaal geld af op oudejaarsnacht. Er worden 600 biljetten per minuut afgehaald, bekijk hier hoe dat ging:

In de winkels kon je twee maanden lang zowel in euro als in frank betalen, het wisselgeld was altijd in euro. Vanaf 1 maart 2002 was alleen de euro nog een wettig betaalmiddel. Aan die omschakeling, in 12 landen tegelijk, was een enorme logistieke operatie voorafgegaan. Zo waren er sinds 1999 15 miljard eurobiljetten gedrukt, ter waarde van 633 miljard euro, en 52 miljard munten, met een waarde van bijna 16 miljard euro.

Maakte de euro het leven duurder? (Nee)

Eigenlijk was de euro al op 1 januari 1999 van start gegaan. Toen werd de wisselkoers definitief vastgelegd: 1 euro was 40,3399 Belgische frank. In winkels verschenen dubbele prijsaanduidingen, op rekeninguittreksels stonden de bedragen in euro. Overschrijvingen konden al in euro.

Toch was het pas in de eerste maanden van 2002 dat de euro echt in ons leven, in onze broekzak, in onze portemonnee doordrong. Het was wennen: voor een brood dat 60 frank kostte, moest je nu 1,49 euro betalen. Cijfers na de komma, daar waren we niet vertrouwd mee. Een pintje van 50 frank zou eigenlijk 1,24 euro moeten kosten, maar in nogal wat cafés en restaurants werden de prijzen naar boven afgerond. Wisselgeld geven is makkelijker wanneer een pintje of een koffie 1,3 of 1,5 euro kost.

Veel mensen kregen daardoor de indruk dat de euro het leven duurder maakte. “Euro teuro” (dure euro) zeiden ze in Duitsland. Nochtans was er in 2002 geen opvallend hoge inflatie, integendeel. In 2002 bedroeg de inflatie in de eurozone 2,40 %, terwijl ze tien jaar eerder in 1992 nog 5,10 % bedroeg.

De omwisseling van munten en biljetten had maar een zeer beperkte invloed, dat werd in verschillende studies aangetoond. De Europese Commissie berekende dat de invoering van cash voor amper 0,05 procentpunt bijdroeg tot de inflatie in de eurozone. Maar, zo zegt de studie: “Er gebeuren elk jaar prijsverhogingen in de maand januari. En dus was het beter geweest om omschakeling op een ander moment in het jaar te plannen.”

De frank? Wat is dat?

De frank is intussen stilaan naar de achterkamers van ons geheugen verdwenen. En dat is alvast een tip voor Kroatië, dat hoopt om in 2023 de euro te kunnen invoeren. Het wacht nog op een definitieve goedkeuring van de eurolanden, die zou er in de loop van 2022 moeten komen. Kroatië wordt dan het twintigste land van de eurozone. De Kroaten zullen moeten leren denken en rekenen in euro, en niet meer in kuna (hun huidige nationale munt). Dat is een proces dat heel wat jaren kan duren, dat weten we zelf maar al te goed.

Maar voor een steeds groter wordend deel van de bevolking is de Belgische frank iets uit de geschiedenisboekjes. 28,10 % van de Belgische bevolking is jonger dan 25, en heeft de Belgische frank nooit meegemaakt, of heeft in de lagere school alleen maar in euro leren tellen. In de hele eurozone zegt 71,00 % van de bevolking (ouder dan 15 jaar) dat ze niet meer omrekenen naar hun nationale munt, in België ligt dat percentage lager (62,00 %). De Belgen zijn ook niet overenthousiast over de euro: volgens een eurobarometer-peiling die in oktober en november werd afgenomen, vindt 27,00 % van de volwassen Belgen de euro een slechte zaak voor ons land (het gemiddelde in de eurozone is 22,00 %).

Nieuwe biljetten…

De eurobiljetten die we nu gebruiken zien er nog hetzelfde uit als de eerste biljetten van 2002. Op de biljetten staan afbeeldingen van bruggen, die er Europees uitzien, maar nergens in het echt bestonden. Men koos voor fictieve bruggen, omdat er anders ruzie zou ontstaan tussen lidstaten die liefst hun eigen mooiste brug of gebouw op een eurobiljet hadden gewild. Het Nederlandse stadje Spijkenisse liet later de fictieve bruggen nabouwen in het echt.

Onlangs kondigde de Europese Centrale Bank aan dat ze tegen 2024 nieuwe biljetten wil laten ontwerpen en iedereen mag mee bepalen hoe ze er zullen uitzien.

… en een digitale euro op komst

Een euromuntstuk en een eurobiljet zijn allebei een schuldvordering op de Europese Centrale Bank, waardoor cash in zekere zin veiliger is dan geld dat op een rekening staat bij een gewone bank. Die bank kan immers failliet gaan, de centrale bank (normaal gezien) niet. Maar er wordt veel minder cash gebruikt dan vroeger, veel bedrijven en particulieren voeren al hun verrichtingen online uit. Tegelijk duiken er nieuwe spelers op, die het monopolie van de centrale banken ondergraven. Facebook werkt aan een eigen digitale munt (eerst heette die Libra, intussen is de naam Diem geworden). Cryptomunten zoals bitcoin worden ook meer en meer gebruikt. Dit is allemaal niet zonder risico voor de gebruikers. Wanneer minder en minder mensen de “publieke” munten gaan gebruiken, verliezen de centrale banken bovendien ook ruimte om aan monetair beleid te doen.

Daarom denken centrale banken er meer en meer aan om zelf ook in de digitale wereld te stappen. Zo kondigde de ECB in juli 2021 aan dat ze ook werk gaat maken van een digitale euro. Dat betekent niet dat cash geld gaat verdwijnen. Iedereen die dat wil zal wellicht zelf een soort rekening kunnen openen bij de Centrale Bank, en daarmee online betalingen doen. Het is niet de bedoeling dat de Europese Centrale Bank gaat concurreren met de commerciële banken, en mensen plots al hun geld gaan overhevelen naar de ECB (wat dan een “digitale bankrun” zou zijn). De komende twee jaar moet duidelijk worden hoe de digitale euro precies zal werken.

Nog een verjaardag op komst

De ministers van Financiën van de eurozone namen onlangs een groepsfoto in het Europagebouw, ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de euromunten en -biljetten.

Binnenkort, op 7 februari, is er nog een belangrijke verjaardag voor de euro. Dan is het 30 jaar geleden dat het Verdrag van Maastricht werd ondertekend. Dat legde de basis voor de “economische en monetaire unie” en de latere invoering van de euro. Hier werden de “Maastrichtcriteria” geboren, die de voorwaarden bepalen om lid te kunnen worden van de eurozone: alleen landen met een begrotingstekort lager dan 3,00 % van het BBP (Bruto Binnenlands Product) en een overheidsschuld lager dan 60,00 % van het BBP waren welkom. Eens ze lid zijn van de eurozone, moeten landen die criteria ook blijven volgen (dat staat dan weer in het Stabiliteits- en Groeipact).

Veel waarnemers waarschuwden toen voor de gebreken en gevaren van de eenheidsmunt: één munt voor verschillende landen, die elk hun eigen economisch beleid volgen, hun eigen begrotingsbeleid, hun eigen bankentoezicht organiseren, met grote onderlinge welvaartsverschillen, dat was vragen om problemen.

En die kritiek was terecht, bleek later tijdens de eurocrisis. Griekenland en andere landen kwamen in de problemen, lange tijd leek het voortbestaan van euro in gevaar. Pas toen de regeringsleiders overeenkwamen om de eurozone te versterken en toen ECB-voorzitter Mario Draghi zei dat de ECB alles zou doen wat mogelijk was om de euro overeind te houden, kregen de financiële markten weer vertrouwen in de euro.

Komen er flexibele begrotingsregels?

Tijdens de coronacrisis zijn de Europese begrotingsregels even “on hold” gezet: lidstaten mochten zwaar in het rood gaan om getroffen sectoren te steunen. De overheidsschuld van de eurolanden bedroeg in 2019 nog 85,00 % van het BBP, in 2021 was de schuld gestegen naar 100,00 % van het BBP.

Het is de bedoeling dat vanaf 2023 de Europese begrotingsregels weer worden nageleefd. Dat betekent dat vooral landen met een hoge schuld (zoals België, met 114,00 % overheidsschuld) hun begrotingstekort zullen moeten doen dalen. Maar tegelijk zijn er veel investeringen nodig, voor de digitalisering van de economie, en voor de strijd tegen klimaatverandering.

De komende maanden moeten de eurolanden beslissen hoe ze die knoop gaan ontwarren. Verschillende landen pleiten bijvoorbeeld om “groene” investeringen niet meer mee te tellen in het begrotingstekort. De Franse president Macron en de Italiaanse premier Draghi deden onlangs een oproep in die zin . Ook een herhaling van het Europese Herstelfonds (waarbij de EU als geheel geld leent, wat de schuld van de lidstaten niet verhoogt) ligt op tafel.

Het is dus afwachten wat het wordt.

HEIRBAUT, R. Een brood van 60 frank kostte opeens 1,49 euro: hoe werd de euro 20 jaar geleden onze munt? En wat brengt de toekomst?. vrt.be, 1 januari 2022. Geraadpleegd op 3 januari 2022 via vrt.be
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo