1 op 9 kinderen komt uit gezin zonder job

België scoort slechtst van heel de EU, leven in armoede is haast altijd het gevolg

Een op de negen minderjarigen in ons land groeit op in een gezin zonder inkomen uit arbeid. Nergens in de Europese Unie ligt dat aantal zo hoog, blijkt uit nieuwe cijfers van het Europese statistiekbureau Eurostat.

Liefst 11,80 % van de Belgische kinderen groeit op in een huishouden waar niemand werkt. Het zijn gezinnen in precaire situaties: ze maken wel aanspraak op uitkeringen, maar die liggen in ons land nog vaak onder de armoedegrens. Dat heeft als gevolg dat kinderen in een baanloos gezin 80,00 % kans hebben om in armoede te leven, weet armoede-expert Wim Van Lancker (KU Leuven). Voor hem zijn de cijfers geen verrassing. “Ze bevestigen wat we al langer weten. Ons land scoort hier zeer slecht, en dat hangt samen met de relatief hoge kinderarmoede in België.”

België is de slechtste leerling van de Europese klas wat betreft kinderen in huishoudens zonder arbeidsinkomen – weliswaar met Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Bulgarije op korte afstand. In 2014, aan het begin van de regering-Michel, deden vier van die vijf landen nog slechter dan wij, maar intussen hebben zij België ingehaald.

kinderen huishoudens

Lichtjes verbeterd

Als er positief nieuws in de cijfers te vinden is, dan is het dat de situatie in België in vier jaar tijd ook lichtjes verbeterd is, met 1 procentpunt winst. Maar het Europees gemiddelde van 9,40 % is nog veraf.

De cijfers zijn illustratief voor de knelpunten van de Belgische arbeidsmarkt, zegt professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent). Vooral in Brussel en Wallonië ligt het aantal langdurig werklozen erg hoog. Nog acuter is het hoge aantal inactieven, mensen op actieve leeftijd die niet werken en ook niet naar werk op zoek zijn. “Op dat vlak doet Vlaanderen het ook lang niet goed.”

Bovendien zijn bepaalde groepen, zoals migranten en laagopgeleiden, extra kwetsbaar. “De werkzaamheidsgraad van laagopgeleiden in ons land gaat zelfs achteruit. Het beleid moet dus vooral daar een verschil maken. Het is niet door de proffen en generaals meer loon te geven dat minder kinderen in een gezin zonder arbeidsinkomen zullen opgroeien”, zegt Baert.

Hij pleit dan ook voor maatregelen die erop gericht zijn mensen weer aan het werk te krijgen, zoals een sterke degressiviteit van de werkloosheidsuitkering. Het idee is dat die uitkering in het begin van de werkloosheid hoger moet liggen dan nu het geval is, maar daarna gevoelig moet dalen. Op die manier zouden werklozen financieel geprikkeld worden om sneller naar een nieuwe job op zoek te gaan. De VDAB zou dan weer ingeschakeld moeten worden om ook inactieven weer op de jobmarkt te krijgen. “Het kan niet dat mensen nog gewoon onder de radar verdwijnen – ook al klinkt dat misschien hard.”

Te klein verschil

Een ander probleem is dat voor de laagste lonen het verschil tussen werken en niet-werken te klein is. “Omdat lonen en uitkeringen vrij dicht bij elkaar liggen, maar ook omdat er hoge indirecte kosten komen kijken bij uit werken gaan, zoals mobiliteit en kinderopvang”, zegt Baert.

Ook voor Van Lancker is het arbeidsmarktbeleid van de voorbije jaren niet het juiste geweest. Er zijn dan wel veel banen gecreëerd, maar daarom niet voor de juiste mensen. “Op individueel niveau klopt het dat een job de beste remedie is tegen armoede, maar dat betekent niet dat het als land ook de beste strategie is. De meeste jobs die gecreëerd werden, gingen niet naar baanloze huishoudens maar bijvoorbeeld naar een tweede verdiener in een gezin waar al iemand aan het werk was.

KELEPOURIS, S. 1 op 9 kinderen komt uit gezin zonder job. De Morgen, 29 april 2019, 1.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo