België nog altijd land met hoogste loonlasten

België versterkt zijn positie als wereldkampioen loonbelasting. Van de loonkosten voor een alleenstaande met een gemiddeld loon gaat 53 % naar de overheid.

Vergeleken met het voorgaande jaar is de zogenoemde loonwig in 2022 nog toegenomen. Dat blijkt uit het jaarlijkse rapport over loonbelasting van de Oeso. Daarin worden 38 landen met elkaar vergeleken. Met een loonwig van 53 % is België nummer één. Het cijfer is nog iets hoger dan in 2021, toen het 52,40 % bedroeg.

De volgende landen op de lijst zijn Duitsland (47,80 %), Frankrijk (47 %) en Oostenrijk (46,80 %). Het Oeso-gemiddelde bedraagt 34,60 %.

Voor een goed begrip: de loonwig bevat niet alleen de afdrachten door de werknemer, maar ook de werkgeversbijdragen. Het is het verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon van de werknemer. Als alleen gekeken wordt naar wat de werknemer ­afdraagt, komt het cijfer voor ons land uit op 40,30 % voor een ­alleenstaande met een gemiddeld loon. Ook dat is het hoogste cijfer van de Oeso-landen, en een hoger cijfer dan het jaar voordien.

De Oeso inventariseerde de loonlasten voor in totaal acht inkomenscategorieën. Niet voor elke categorie is België wereldkampioen. Voor een gezin met één inkomen en twee kinderen zijn de loonlasten hoger in Frankrijk en ­Finland. Ons land volgt op de derde plaats, met Zweden vlak daarna. Voor tweeverdieners zijn de lasten in België wel hoger dan waar ook.

Eenoudergezinnen dragen meer af

Het Oeso-rapport gaat ook in op het effect van de inflatie op de loonlasten. Niet alle landen indexeren de loonschalen en de grenswaarden. Dat kan aanleiding geven tot een vertragingseffect: als de loonschalen niet aan de inkomens worden aangepast, bestaat de kans dat een groter deel van het loon in een hogere schaal valt. In sommige landen kan dat effect aanzienlijk zijn. Op die manier wordt de werkgever dubbel getroffen: door de ­inflatie én door het belastingeffect. In België zijn zowel de inkomstenbelasting als de werkgevers- en werknemersbijdragen geïndexeerd. Omdat ook de lonen automatisch aan de index gekoppeld zijn, is het vertragingseffect ­gering.

Over het algemeen namen de loonlasten in de Oeso-landen toe. Voor eenoudergezinnen met een laag loon was dat nog iets meer het geval dan voor andere categorieën. Die gezinnen moesten vorig jaar in 31 landen meer afdragen, in zes landen minder en in één land evenveel. Voor hun categorie ging de ­gemiddelde loonwig van 15 naar 16,60 %. Dat was de grootste toename voor dit gezinstype sinds 2000. Ook gezinnen met kinderen die met één inkomen rondkomen, zagen hun loonlasten relatief sterk ­stijgen in de Oeso-landen.

MOOIJMAN, R. België nog altijd land met hoogste loonlasten. De Standaard, 26 april 2023, 21.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo