‘Geen enkel land in West-Europa kent minder vermogensongelijkheid’

Factchecker

Op Twitter schreef N-VA-Kamerlid Tomas Roggeman over België: ‘Geen enkel land in West-Europa kent minder vermogensongelijkheid. Als we nog harder herverdelen, wordt het stilaan oneerlijk.’ Daaronder plaatste hij een kaart van Europa, waarop elk land een kleur kreeg op basis van de gini-coëfficiënt. Dat is ‘een van de breedst geaccepteerde economische maatstaven voor het berekenen van (on)gelijkheid’, laat hij per mail weten. Hij haalde de data uit het Global Wealth Databook, een jaarlijkse publicatie van de Zwitserse investeringsbank Credit Suisse.

Daarin wordt de gini-coëfficiënt weergegeven voor 172 landen wereldwijd: een coëfficiënt van 0 (of 0%) wijst op totale vermogensgelijkheid, 1 (of 100%) wijst op de grootst mogelijke ongelijkheid. België scoort 60,30%. Enkel Myanmar (59,70%), Slovakije (49,80%) en Oost-Timor (56,50%) scoren lager. Volgens deze data lijkt de uitspraak dus te kloppen.

Gegevens

In mei verscheen De verdeling van de vermogens en schulden in België, een publicatie van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck (UAntwerpen). Ook daarin wordt de vergelijking gemaakt tussen verschillende Europese landen, op basis van ‘The Household Finance and Consumption Survey’ (HFCS) van de Europese Centrale Bank (ECB). Die kent een gini-coëfficiënt toe aan 22 Europese landen. België krijgt 0,632 (63,20 %), maar er zijn 9 landen met een lagere score: Griekenland (0,602), Kroatië (0,606), Italië (0,606), Litouwen (0,589), Malta (0,602), Polen (0,567), Slovenië (0,594), Slovakije (0,54) en Finland (0,662).

Uit de ‘Standard Country or Area Codes for Statistical Use’ van de Verenigde Naties leren we dat West- Europa officieel bestaat uit Oostenrijk, België, Frankrijk, Duitsland, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland en Zwitserland. Italië en Griekenland bijvoorbeeld worden tot Zuid-Europa gerekend. Ook als we ons baseren op de data van de ECB is er dus geen enkel West-Europees land met een lagere gini-coëfficiënt.

Nuance

Volgens Sarah Kuypers, medeauteur van het rapport van de UAntwerpen, kunnen er kleine verschillen zitten op zulke datasets, afhankelijk van de periode. ‘Maar ze verdienen sowieso de nodige nuance, omdat ze meestal gebaseerd zijn op enquêtes. Bovendien zijn de cijfers enkel gebaseerd op privévermogen, zoals spaargeld, obligaties en vastgoed. Voor een volledig beeld zou je er ook het publieke vermogen moeten bijtellen. Nederland heeft – in tegenstelling tot België – bijvoorbeeld een uitgebreid systeem van pensioenfondsen, waarbij werkgevers sparen voor het pensioen van hun werknemers. Dat is geen geld dat mensen in handen hebben, maar later kunnen ze er wel over beschikken. Mocht je dat meenemen in de berekening, zou België er wellicht niet uitspringen.’

Haar collega-auteur, professor Ive Marx, voegt er nog aan toe dat deze cijfers sterk samenhangen met huisbezit. ‘In België heeft het beleid decennialang ingezet op eigendomsverwerving, terwijl andere landen meer investeerden in sociale huisvesting. In Duitsland of Nederland huurt de gemiddelde burger, waardoor de vermogensongelijkheid veel groter is dan bij ons. En ten slotte houden deze data geen rekening met geld in offshore belastingparadijzen. Maar uit de Panama Papers bleek toch dat Belgen vrij veel vermogen hebben in het buitenland.’

conclusie

Uit de beschikbare cijfers blijkt dat België de laagste vermogensongelijkheid heeft van West-Europa. Maar dat moet genuanceerd worden, omdat niet elke vorm van vermogen wordt meegerekend.

VAN DEN BROECK, S. ‘Geen enkel land in West-Europa kent minder vermogensongelijkheid’. Knack, 7 oktober 2020, 49.

 

 

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo