Postzegel

Waarom participeert de overheid in Bpost?

Mogelijk antwoord A: om de gebruikers van postdiensten te beschermen tegen de mogelijke uitwassen van puur winstgedreven ondernemingen.
Mogelijk antwoord B: om de staatskas te spekken met vette winsten die mogelijk zijn dankzij een staatsmonopolie.

Tot voor kort leefde ik in de veronderstelling dat A het juiste antwoord was. Net als de spoorwegen vormen de posterijen een universele dienst, die niet gediend is met de marktlogica van een puur kapitalistisch zakenmodel.

Maar vorige week vrijdag werd ik uit de droom geholpen. Het juiste antwoord is niet A, maar B. Het is de overheid er vooral om te doen de dividenden van Bpost zo veel mogelijk op te pompen en aldus de staatsinkomsten te maximaliseren.

De feiten. Vrijdag stuurde Bpost een communiqué waarin werd aangekondigd dat de prijs van een postzegel per 1 maart verhoogd wordt van 74 cent naar 84 cent. Een prijsstijging met 13,5 procent, zevenmaal zoveel als de inflatie, die in januari 1,7 procent bedroeg. En dat terwijl toezichthouder BIPT vorig jaar nog een prijsverhoging had geweigerd omdat Bpost al voldoende winst boekt. Dat de verhoging nu alsnog dubbel en dwars wordt doorgevoerd, is mogelijk doordat de overheid het BIPT tijdelijk buitenspel heeft gezet. Jawel, diezelfde overheid die geacht wordt uw en mijn algemeen belang te verdedigen.

Het bewijst dat de overheid niet wakker ligt van de betaalbaarheid van de postzegel, maar wel van de dividenden en de beurswaarde van Bpost. Dat zou in zekere zin nog te verdedigen zijn, omdat die dividenden ook alle Belgen ten goede komen. Ze vloeien in de staatskas, en kunnen gebruikt worden om scholen, ambtenaren, rechters, wegen of straaljagers mee te bekostigen. Tegelijk wordt Bpost meer waard, wat bij een eventuele verkoop van het staatsbelang de overheidsfinanciën eveneens ten goede komt.

We kunnen de hogere postzegelprijs dus beschouwen als een soort verkapte belasting. Maar die ‘belasting’ is om twee redenen verwerpelijk. Ten eerste vloeit maar de helft van de opbrengst naar de staatskas. De staat bezit immers maar 51,04 procent van Bpost. De andere helft gaat naar de privé-aandeelhouders. Een belasting waarvan de netto-opbrengst maar de helft bedraagt van de bruto-inkomsten: dat moet zowat de minst efficiënte heffing ter wereld zijn.

Ten tweede werkt deze ‘belasting’ omgekeerd herverdelend. De hogere post­zegelprijs wordt door iedereen gevoeld, en tast de koopkracht van lagere inkomensgroepen verhoudingsgewijs zwaarder aan dan de hoogste. Leefloners besteden immers een groter deel van hun inkomen aan postzegels dan veelverdieners. Maar de opbrengsten van de ‘belasting’ vloeien dus voor de helft naar de private aandeelhouders van Bpost. En bij de aandelenbezitters zijn juist de hogere inkomensgroepen sterk oververtegenwoordigd. De leefloners betalen dus meer dan gemiddeld, terwijl de veelverdieners meer dan gemiddeld ontvangen.

De evangelist Mattheus wist het al: ‘Aan wie heeft zal gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden zelfs wat hij heeft.

MOOIJMAN, R. Postzegel. De Standaard, 2018-02-10, E2.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo