Dienstencheques gaan almaar vaker naar buitenlanders

Al 42,00 % van poetshulpen heeft buitenlandse roots

De kans wordt almaar groter dat de poetshulp die Vlamingen met dienstencheques betalen buitenlandse roots heeft. In 2016 was minstens 42,00 % van de werknemers in de sector bij zijn geboorte geen Belg of had hij of zij een ouder die niet als Belg geboren was. Dat blijkt uit het jongste evaluatierapport over de dienstencheques van de Vlaamse overheidsdienst Werk.

Het werkelijke aantal werknemers met buitenlandse roots ligt wellicht nog iets hoger, want van 6,00 % van de werknemers weet de dienst Werk niet welke origine ze hebben. 52,00 % van de werknemers wordt als Belg gecatalogeerd.

Het aantal werknemers met buitenlandse roots is in korte tijd fors gestegen. In 2008 was nog 66,00 % van de dienstenchequewerknemers in Vlaanderen van Belgische afkomst, wijzen cijfers van de federale Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) uit.

De veranderende verhoudingen zijn vooral een gevolg van de dienstenchequeverslaving van de Vlaming. Vorig jaar werden een recordaantal van 83 miljoen dienstencheques gebruikt, fors meer dan enkele jaren geleden. Het zijn vooral werkkrachten van buitenlandse origine die de toegenomen vraag naar huishoudhulp opvangen.

FISCAAL AFTREKBAAR

‘Met een boutade zeg ik soms: de dienstencheques zijn de meest succesvolle Poolse tewerkstelling ooit’, zegt Ive Marx, die sociaaleconomische wetenschappen doceert aan Universiteit Antwerpen. Volgens hem zijn de dienstencheques hun doel volledig voorbijgeschoten. ‘Ze waren bedoeld om laagopgeleiden die maar moeilijk werk vinden aan een job te helpen. Maar het is een systeem geworden dat mensen uit de middenklasse op kosten van de belastingbetaler van een poetshulp moet voorzien.’

Een uur huishoudhulp kost 9 euro, maar is fiscaal aftrekbaar waardoor de uiteindelijke kostprijs voor de consument op 6,30 euro ligt. De overheid legt daar zo’n 15 euro boven op. Om dat te financieren betaalt Vlaanderen jaarlijks 1,3 miljard euro.

‘Om aan de vraag te voldoen gingen bedrijven op zoek naar sterke profielen. Ze vinden die heel vaak in Oost-Europa’, zegt Marx. ‘De laagopgeleide zwakke werknemers voor wie het systeem was bedoeld, vallen steeds vaker uit de boot. Dat is voor alle duidelijkheid niet de schuld van die bedrijven, maar van een overheid die haar beleid niet wil aanpassen.’

Vlaams minister van Werk Philippe Muyters (N-VA) is het niet met die kritiek eens. ‘De dienstenchequesector is een sector die goed is voor de tewerkstelling van allochtonen en dan is het weer niet goed’, zegt zijn woordvoerder Thomas Pollet. ‘Wat de Oost-Europeanen betreft: er is zoiets als het vrij verkeer binnen de Europese grenzen. Daar kunnen we geen beperkingen aan opleggen.’

dienstencheques

JOBCREATIE

De dienstencheques werden in 2004 in het leven geroepen. Ze hadden als doel huishoudhulp zoals poetshulp uit het zwarte circuit te halen en jobs te creëren voor laaggeschoolde werknemers. De huishoudhulp moest het mensen ook gemakkelijker maken om werken met een gezin te combineren.

Een poetsvrouw of strijkster legaal in dienst nemen is onder normale omstandigheden zeer duur. Daarom worden de dienstencheques zwaar gesubsidieerd. Een Vlaming betaalt 9 euro per cheque. Doordat die fiscaal aftrekbaar is, bedraagt de uiteindelijke kostprijs maar 6,30 euro. De Vlaamse overheid legt daar 15 euro bovenop.

Door de almaar toenemende populariteit van het systeem moeten de dienstenchequebedrijven alle zeilen bijzetten om voldoende personeel te vinden. ‘Voor onze bedrijven is het vanuit economisch standpunt belangrijk dat ze kunnen groeien’, zegt Paul Verschueren van Federgon. ‘We merken dat het almaar moeilijker wordt om geschikte mensen te vinden.’

KNELPUNTBEROEP

Zijn poetsvrouwen op weg om het nieuwe knelpuntberoep te worden? ‘Ja’, gelooft Verschueren. ‘Mensen denken dat het om laaggeschoolde arbeid gaat, maar toch is de baan niet voor iedereen weggelegd. Werknemers moeten bereid zijn flexibel en op verschillende plaatsen te werken. Ze moeten kunnen omgaan met klanten die almaar veeleisender worden.’

Het leidt ertoe dat dienstenchequebedrijven almaar meer naar buitenlandse arbeidskrachten kijken, blijkt uit een studie van de Vlaamse overheidsdienst Werk. Tegelijk bieden ze steeds meer extra-legale voordelen en zelfs bedrijfswagens aan. Het tast de winstmarges aan, want dienstenchequebedrijven werken met prijzen die wettelijk vastgelegd zijn. Het verklaart waarom in de sector de afgelopen jaren een grote consolidatiebeweging heeft plaatsgevonden. Enkel wie groot genoeg is, kan overleven.

Een tweede uitdaging voor de sector is de betaalbaarheid. Het systeem, dat Vlaanderen 1,5 miljard per jaar kost, wordt jaar na jaar duurder. De sector beseft dat de gulle subsidiëring vroeg of laat – bijvoorbeeld bij de volgende grote besparingsronde – op tafel belandt. Opties zijn het aanpassen van de fiscale aftrekbaarheid of het verhogen van de prijs van de dienstencheque.

‘VERSPILDE SUBSIDIES’

Voor Ive Marx is een diepgaandere denkoefening nodig. Hij vindt dat Vlaanderen nu subsidies verspilt om de middenklasse van goedkope poetshulp te kunnen voorzien. Het aanvankelijke doel – mensen in een zwakke positie op onze arbeidsmarkt aan werk helpen – is volgens hem te veel op de achtergrond beland.

‘De dienstencheques zijn hun doel volledig voorbijgeschoten’, zegt Marx. ‘De laagopgeleide zwakke werknemers voor wie het systeem was bedoeld, vallen nog steeds uit de boot. Bedrijven nemen liever beter opgeleide Oost-Europeanen aan. Op die manier zijn de subsidies weggegooid geld.’

Vlaams minister van Werk Philippe Muyters (N-VA) is het daar niet mee eens. ‘Het systeem werkt. We hebben zwartwerk ermee gewit. We bieden kansen aan laaggeschoolden en helpen mensen hun baan en werk te combineren’, zegt woordvoerder Thomas Pollet.
D’HOORE, J. Dienstencheques gaan almaar vaker naar buitenlanders. De Tijd, 2018-02-08, 3.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo