‘Het draagvlak om armoede te bestrijden is gewoon te klein’

Professor sociaal werk Griet Roets (UGent) windt er geen doekjes om: ons armoedebeleid schiet zwaar tekort
Terwijl steeds meer mensen hun energiefacturen niet meer kunnen betalen en in armoede verzeilen, ziet professor sociaal werk Griet Roets (UGent) nauwelijks animo om daar iets aan te doen. ‘Veel mensen vellen snel een oordeel zonder te weten hoe gezinnen in armoede leven.’

Van het politiek gekrakeel over het groeipakket – de vroegere kinderbijslag – tot de lege brooddozen op school: eigenlijk is het onderzoeksdomein van professor sociaal werk Griet Roets (UGent) al wekenlang niet van de krantenpagina’s te slaan. Al vijftien jaar doet ze onderzoek naar armoedebestrijding.

Cruciaal voor Roets is de link tussen theorie en praktijk. Ze wil de brug slaan tussen de cijfers die zeggen hoeveel mensen in armoede leven en het verhaal dat daarmee samenhangt. Samen met haar collega’s probeert ze daarom zoveel mogelijk uit de ivoren toren van de universiteit te komen. Dat doet ze bijvoorbeeld door leraren inzicht te geven in armoede op school. Vanaf morgen zal ze daar nog meer ruimte voor hebben: dan krijgt Roets de leerstoel Pelicano over kinderarmoede toegewezen.

Een mens zou verwachten dat Roets opgelucht is omdat armoedebestrijding zo centraal in het publieke debat staat. Maar dat is niet zo. “Dat de overheid zich buigt over de kinderbijslag, energieprijzen of woonbeleid is goed: onderzoek toont dat de juiste maatregelen op die domeinen de kloof tussen rijk en arm kleiner kunnen maken. Maar dan is de vraag: neemt de overheid de juiste maatregelen?”

Niet volgens Roets. Neem nu de discussie over de kinderbijslag: toen die overgeheveld werd van het federale naar het Vlaamse niveau, liet de regering na om de kinderbijslag grondig te hervormen. Eigenlijk ging het destijds en vorige week hierover: geeft de overheid meer geld aan zij die het moeilijk hebben om aan het eind van de maand rond te komen of geeft ze iedereen hetzelfde bedrag? De politiek koos uiteindelijk voor het laatste. “Dat soort discussies toont vooral dat er onvoldoende draagvlak is om armoede aan te pakken”, zegt Roets.

Waar leidt u dat uit af?

“Dat merk ik aan uitspraken die telkens terugkeren. Die bewijzen dat er nog altijd op een stereotiepe manier wordt nagedacht over mensen in armoede. Mensen vellen snel een oordeel, zonder te weten hoe het eraan toegaat in zulke gezinnen.”

Uitspraken zoals?

“Dat mensen in armoede niet werken, lui zijn en in de hangmat van de verzorgingsstaat liggen. Of de vraag waarom mensen in armoede een dure gsm kopen.”

Of de uitspraken over lege brooddozen recent op Twitter? Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) had het over “ouders die niet aan hun verantwoordelijkheid kunnen voldoen” en psycholoog Wouter Duyck (UGent) sprak over “aangeleerde hulpeloosheid”.

“Dat zit in hetzelfde elan als ‘ze liggen in de hangmat van de verzorgingsstaat’. Zoiets is snel gezegd. Maar staan we dan stil bij het feit dat bijvoorbeeld zowat alle gsm’s duur zijn tegenwoordig? Of dat mensen die gsm gewoon nodig hebben, bijvoorbeeld om werk te zoeken of contact te houden met school en kinderopvang? Eigenlijk hebben zij die gsm nodig om — net als wij allemaal — hun leven vorm te geven. Wat zou het alternatief zijn? Dat deze mensen geen gsm hebben en nog verder achterop raken?

“We hebben nauwkeurige armoedecijfers en weten perfect hoeveel gezinnen onder de armoedegrens leven. Maar wat nog altijd een black box blijft, is hoe het er binnen die gezinnen aan toegaat: hoe leven en overleven deze mensen armoede? Daar focus ik op in mijn onderzoek. Bijvoorbeeld een uitspraak als ‘mensen in armoede willen niet werken’. We hebben veel onderzoek gedaan waarin we zien dat zoiets ook gewoon niet makkelijk is. Zeker voor alleenstaande moeders is de combinatie van werken en zorgen voor enkele kinderen veel moeilijker dan voor u en ik. Het gaat vaak om laagopgeleide moeders. Het werk dat zij vinden, is niet het werk waar u en ik met een diploma hoger onderwijs voor kunnen solliciteren. Dat zijn heel precaire jobs: de uren zijn niet flexibel en het loon is laag. Als zo’n moeder dat moet combineren met de zorg voor enkele kinderen, plaatst dat haar in een zeer moeilijke situatie.

“Let wel, de samenleving kan zo’n moeder helpen. Via de kinderbijslag bijvoorbeeld. Of door kinderopvang te voorzien aan een tarief dat haalbaar is met haar loon. Het is daar dat het schoentje vaak wringt.”

Hoe komt dat?

“Eigenlijk gaan we terug naar een 19de-eeuws discours over armoede. Toen leunde de overheid achteruit en was ze alleen begaan met het behouden van rust en orde. Sociale ongelijkheid liet ze ongemoeid.

“Wie zo’n conservatieve kijk op armoede heeft, zoekt niet naar hefbomen om mensen uit armoede te tillen. Neen, die zegt eigenlijk: ‘eigen schuld, dikke bult’. Het is een opvatting die bovendien erg voorwaardelijk is: wie arm is, moet hulp verdienen. Om hulp te krijgen, moeten mensen aan allerlei zaken voldoen. In mijn ogen is dat een kortzichtige visie: je gaat eraan voorbij dat niet alle mensen dat kunnen.

“Toch zien we dat conservatisme in heel Europa opkomen. Daardoor kunnen dit soort uitspraken zomaar in het publieke debat gegooid worden.”

Is dat wat u wilt doen met de leerstoel over kinderarmoede, die beelden van armoede bestrijden?

“Ja. Daarnaast gaan we ook onderzoek opzetten. Ik heb deze leerstoel aanvaard omdat het aansluit bij wat ikzelf, en bij uitbreiding de hele vakgroep hier, belangrijk vinden: dienstbaarheid richting de samenleving. We komen tussen in debatten over armoede. Ik geef al vijftien jaar lang permanente vorming aan mensen die werken bij OCMW’s, in scholen, in ziekenhuizen, enzovoort.

“Wat ik interessant vind aan deze samenwerking met de stichting Pelicano (de leerstoel wordt gefinancierd door die stichting, PG.), is dat ik zo een ander publiek voor mij krijg. In tegenstelling tot klassieke liefdadigheid waarbij iemand een keer een overschrijving doet en zo zijn geweten sust, probeert Stichting Pelicano een duurzame relatie met bedrijven op te bouwen. Ze vragen om op lange termijn geld te doneren. Zo ondersteunen ze gezinnen die in extreme armoede leven tot alle kinderen afgestudeerd zijn. Je zou het kunnen zien als een vorm van bijkomende kinderbijslag.

“Dat betekent dus dat ze ook aan tafel zitten met actoren zoals bedrijven. De lessen of lezingen die ik geef, zijn vaak voor mensen met een groot maatschappelijk engagement. Zij zijn al overtuigd van het feit dat het nuttig is om rijkdom te herverdelen.

Dus hoe creëren we een groter draagvlak om armoede te bestrijden?

Door te praten met mensen die zich nog niet bewust zijn van ongelijkheid of die daar moeilijker van te overtuigen zijn.”

Is een leerstoel daarvoor de beste vorm? Zijn ervaringsdeskundigen die in armoede opgroeien en met hun verhaal naar buiten komen daar niet beter voor geplaatst?

“Het is niet mijn bedoeling om mij tegenover deze ervaringsdeskundigen te plaatsen. Wij kunnen net samenwerken. Maar wat we wel merken, is dat de framing soms mank loopt als mensen vanuit hun eigen verhaal vertrekken.”

Hoe bedoelt u?

“Wij kunnen als wetenschappers het kader voorzien bij zo’n verhaal en analyses maken. Ik heb onderzoek gedaan naar de leefwereld van jonge kinderen die in armoede opgroeien. Van hen kreeg ik allerlei verhalen te horen die op het eerste gezicht niet problematisch lijken. Ze wentelen zich niet in een slachtofferrol. Wie hun verhalen hoort, zou al snel denken: dat zijn veerkrachtige mensen, zij zullen er geraken in het leven.

“Maar als je die verhalen nauwgezet leest, zitten daar wél duidelijke signalen in dat er zaken foutlopen. Zo zei een kind van zeven jaar me dat hij dokter wilde worden. Maar omdat hij al van in het eerste jaar achterop zat en moeite had met lezen — zijn leraar noemde hem ‘een probleemgeval’ — had hij een oplossing gevonden: hij zou postbode worden. ‘Dan moet ik enkel adressen leren lezen, wat minder moeilijk is. En mijn papa heeft toch net een fiets voor mij gekocht.’

“Zegt die jongen zelf dat dit een probleem is? Neen. Maar voor mij is het dat wel. Want het toont dat de maatschappelijke hefbomen die wij hebben om mensen uit sociale ongelijkheid te halen, niet goed werken. Die jongen raakt al achterop vanaf het eerste leerjaar. Eigenlijk legt hij zich neer bij het feit dat hij er niet zal geraken in de toekomst. Dus gaat hij iets anders doen.

“Die dynamiek heb ik bij heel veel kinderen gezien. Hoe ons onderwijssyteem armoede en ongelijkheid onvoldoende wegwerkt: dat moeten wij als wetenschappers aan de kaak stellen.”

Bio

Griet Roets (45)

  • Professor Sociaal Werk aan de Universiteit Gent sinds 2014
  • Schreef al verschillende publicaties over armoedebestrijding
  • Coördineert samen met armoede-expert en professor Wim Van Lancker (UAntwerpen) de permanente vorming Armoede en Participatie rond armoedebestrijding voor professionals en beleidsactoren

 

GORDTS, P. ‘Het draagvlak om armoede te bestrijden is gewoon te klein’. De Morgen, 10 oktober 2022, 6.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo