Komt de wijsheid uit het Oosten?

Heel wat hedendaagse monetaire technieken vonden hun oorsprong in Japan. Is het land een voorbeeld, of juist een schrikbeeld?

De Japanse premier Shinzo Abe kijkt niet op een paar centen. Heeft hij nog nooit gedaan. Maar de coronacrisis noopte zelfs hem zijn eigen record te verbreken. De afgelopen maanden kondigde hij aan om voor 234.000 miljard yen (1.900 miljard ­euro) aan extra uitgaven te doen. Daarbij valt het moeizaam bevochten Europese herstelfonds van 750 miljard euro in het niet.

Japan is op meer punten een buitenbeentje. Het land heeft de hoogste staatsschuld ter wereld, was de eerste om de ­beleidsrente op 0,00 % te zetten, en introduceerde ook het begrip kwantitatieve versoepeling (quantitative easing). Dat gebeurde in 2001. De centrale bank wilde de economie krachtiger stimuleren, maar kon de rente niet verder verlagen omdat die al op nul stond. Daarop werd besloten om de banken van meer geld te voorzien dan ze nodig hadden, in de hoop dat daardoor de kredietverlening zou worden aangemoedigd. De Japanners noemden het kwantitatieve versoepeling, omdat de kwantiteit van het geld als beleidsinstrument werd ingezet. Het gebeurde niet van harte: de centrale bank had herhaaldelijk twijfels geuit over het nut ervan, maar besloot het er toch op te wagen.

Aanvankelijk kocht de Japanse centrale bank vooral veilige overheidsobligaties op, maar later ook bedrijfsobligaties, en zelfs aandelen- en vastgoedfondsen. Het gevolg is dat geen enkele centrale bank ter wereld meer activa bezit dan die van Japan – ­alweer een wereldrecord. De omvang ervan is groter dan de waarde van alle goederen en diensten die de Japanners in een jaar produceren. Ter vergelijking: de ECB-bezittingen bedragen zo’n 40,00 % van de economie in de eurozone, die van de Federal Reserve in de VS ongeveer 20 procent.

Risicobesef verdwijnt

‘Het lijkt alsof we ook in Europa de weg van Japan zijn ingeslagen’, zegt Europees Parlementslid Johan Van Overtveldt (N-VA). ‘A la limite kan een centrale bank natuurlijk om het even wat opkopen. Er is geen enkele technische reden om het niet te doen. Maar in Japan zie je wel het negatieve gevolg: het risicobesef van de markten is aan het verdwijnen. De economische beslissingen worden niet langer genomen in functie van het creëren van toegevoegde waarde, maar op basis van het opkoop­beleid van de centrale bank. Kapitaal wordt in dat geval niet op de meest efficiënte ­manier ingezet’.

In de VS en Europa werd het opkopen van staatsobligaties pas na de financiële crisis gemeengoed. Niet omdat de Japanse ervaringen zo positief waren – de economie bleef sukkelen. Maar omdat ook in het Westen de rente niet veel lager kon dan het nulpunt. De toenmalige Fed-voorzitter Ben Bernanke wist maar al te goed dat terughoudendheid van de centrale bank de Grote Depressie van de jaren 30 had verergerd. Dat wilde hij niet op zijn geweten hebben. Europa bleef langer sceptisch, maar ging uiteindelijk toch ook overstag.

De Japanse staatsschuld is gigantisch: 238,00 % van de economie. Ter vergelijking: in Italië bedraagt de ratio ongeveer 130,00 %, in Griekenland 180,00 %. De aanname dat er een maximum is aan de hoeveelheid geld die een overheid kan ­lenen, wordt door Japan al jaren gelogenstraft. Toch wordt Japan niet als een probleemland beschouwd, onder meer omdat het vooral Japanners zelf zijn die aan hun eigen overheid lenen.

Maar het is gevaarlijk om uit het Japanse voorbeeld af te leiden dat we maar raak kunnen lenen omdat de centrale bank onbeperkt geld ter beschikking stelt. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING Belgie: ‘Het monetaire beleid in Japan is gebaseerd op herverdeling. De lage rente is niet voldoende om de inflatie te compenseren. Dat is nadelig voor renteniers. Maar in de eurozone is de monetaire unie samengesteld uit verschillende landen. Het beleid treft niet alle landen op dezelfde manier. In sommige landen wordt voldoende gespaard om de investeringen en het begrotingstekort te financieren, in andere niet. Dat maakt het Japanse recept moeilijk toepasbaar in de eurozone. Nederland is bijvoorbeeld helemaal niet te spreken over de impliciete herverdeling die er het gevolg van is.’

Lage lonen, lage werkloosheid

Ook de rechters van het Duitse Grondwettelijk Hof legden in hun recente arrest de nadruk op dergelijke negatieve bijwerkingen van het ECB-beleid. Duitsland, met zijn noeste spaarders, en Nederland met zijn enorme pensioenreserves dragen andere gevolgen van dat beleid dan Spanje of Italië, waar de schuldenlasten groter zijn. Het probleem voor de ECB is dat het beleid afgestemd moet worden op de eurozone als geheel. Maar die is samengesteld uit ­negentien soevereine lidstaten, elk met hun eigen besognes en gevoeligheden.

‘De Japanse situatie is ook mogelijk doordat de economie daar gebouwd is op een heel consensueel model’, zegt Karel Lannoo, directeur van de denktank Centre for European Policy Studies (CEPS). ‘Werkgevers en werknemers zijn met elkaar overeengekomen om de lonen bescheiden te houden in ruil voor lage werkloosheid, en ook de nationale bank en de regering werken nauw samen. Van die eendracht kunnen wij alleen maar dromen.’ De Japanse centrale bank is ook minder onafhankelijk dan de ECB. Regeringsleden mogen aanwezig zijn tijdens vergaderingen waar het beleid wordt uitgestippeld, en zelf voorstellen doen.

MOOIJMAN, R. Komt de wijsheid uit het Oosten? De Standaard, 8 juni 2020, 20
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo