Nieuwe spelregels voor Europa

Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz heeft de spelregels voor de Europese economie herschreven. In een lijvig rapport legt hij haarfijn bloot wat er niet deugt aan de economische grondregels van de EU. In drie woorden samengevat: te veel inflatiefobie.

De locatie had niet passender kunnen zijn. De indrukwekkende Solvay-bibliotheek in het Brusselse Leopoldpark is een plek waar geleerden zich thuisvoelen. Grondlegger Ernest Solvay zou goedkeurend hebben geknikt: zijn gebouw bood donderdag onderdak aan een Nobelprijswinnaar. Joseph Stiglitz, econoom aan Columbia University, stelde er zijn nieuwste werk voor. Dat de bibliotheek midden in de Europese wijk ligt, is nog symbolischer. Want in ‘Rewriting the Rules of the European Economy’ maakt Stiglitz een wetenschappelijke analyse van de macro-economische fundamenten van Europa.

Het rapport is geïnspireerd op een gelijkaardig werk dat Stiglitz in 2015 over de Amerikaanse economie schreef. Dat gebeurde op vraag van het Roosevelt Institute, een progressieve denktank die de ideologie van president Franklin Delano Roosevelt in ere wil houden. FDR, zoals hij door de Amerikanen wordt genoemd, is de man die de Verenigde Staten uit de diepe recessie van de jaren 30 leidde met behulp van grootscheepse overheidsinvesteringen die bekend kwamen te staan als de New Deal.

In Rewriting the Rules of the American Economy ging Stiglitz vooral in op de groeiende ongelijkheid in de Verenigde Staten, die volgens hem het gevolg is van het neoliberalisme en de deregulering die Ronald Reagan propageerde, en die sindsdien het Amerikaanse economische beleid bepaald hebben. Ook in Europa werd het rapport gelezen, en de progressieve denktank Foundation for European Progressive Studies (FEPS) vroeg Stiglitz om eenzelfde rapport over Europa te schrijven. Stiglitz is er de hoofdauteur van, maar veel progressieve Europese economen, onder wie ook ex-minister en hoogleraar Frank Vandenbroucke, hebben inhoudelijke bijdragen geleverd.

Dat het een Amerikaan is die het Europese macro-economische raamwerk kritisch tegen het licht houdt, lijkt misschien raar. Maar Stiglitz kent Europa van haver tot gort en hoeft, juist omdat hij geen Europeaan is, geen blad voor de mond te nemen. Eerder schreef hij ook al een kritisch boek over de euro. ‘Ik heb het boek uiteraard niet alleen geschreven’, zegt hij bescheiden. ‘Dit is het werk van een ploeg wetenschappers van wie de meesten uit een Europees land afkomstig zijn. En bij de toepassing van economische ideeën maakt het uiteindelijk niet uit welke nationaliteit je hebt.’

Het rapport maakt brandhout van de macro-economische fundamenten waarop de Europese Unie gebouwd is. De convergentiecriteria van Maastricht zijn contraproductief en hebben geen wetenschappelijke basis, schrijft Stiglitz. De cruciale criteria – 2,00 % inflatie, maximaal 3,00 % begrotingstekort en 60,00 % staatsschuld – zijn compleet uit de lucht gegrepen, stelt hij. ‘Maar ze worden wel met een haast religieuze ijver nagevolgd.’ De obsessieve, door Duitsland geïnspireerde inflatiefobie staat een groeigericht beleid in de weg en is niet toegespitst op de uitdagingen van vandaag.

Ook het stabiliteits- en groeipact, waarmee de lidstaten van de eurozone in het gareel worden gehouden, krijgt ervan langs. ‘Het heeft noch voor stabiliteit, noch voor groei gezorgd. Wel voor veel werkloosheid.’ De Europese Centrale Bank wordt in het rapport evenmin gespaard. In plaats van alleen inflatie te bestrijden – wat nauwelijks lukt – zou de bank beter een werkgelegenheidsdoelstelling nastreven, vindt hij.

Grieks drama

Die stellingen onderbouwt Stiglitz met sterke argumenten. De werkloosheid is in Europa nog altijd veel hoger dan in de Verenigde Staten. En de ijver waarmee Spanje en Ierland de convergentiecriteria probeerden na te leven, maakte hen niet bestand tegen de financiële crisis – integendeel zelfs. Het Griekse drama toont aan hoe de obsessie met begrotingsdiscipline geen groei, maar juist krimp in de hand werkte. ‘Het Europese project werd ondermijnd door slechte economische uitgangspunten’, schrijft hij.

Over de verkeerde aannames waarmee de eurozone boven de doopvont is gehouden, is al veel inkt gevloeid. Het idee dat een gezamenlijke Europese munt de lidstaten dichter bij elkaar zou brengen, bleek veel te optimistisch. ‘We zien nu dat het landen juist verder uit elkaar heeft gedreven’, zegt Stiglitz. Zoals hij in zijn boek over de euro al beschreef, is verdere Europese integratie de enige manier om de constructiefouten van de eurozone te repareren. Dat is een moeizaam proces. En de ECB een andere richting uit sturen is helemaal een werk van lange adem, want de bank is politiek onafhankelijk en het mandaat ligt vast in de statuten.

Maar in het nieuwe rapport beschrijft hij dat er ook binnen het huidige raamwerk van regels en afspraken veel mogelijk is. Het is perfect mogelijk om het stabiliteits- en groeipact om te vormen tot een instrument dat ook investeringen en werkgelegenheid stimuleert. ‘Want dat is op het moment een veel ernstiger probleem dan inflatie. Er is geen enkel bewijs dat hogere begrotingstekorten de inflatie zouden aanwakkeren, vooral niet als de uitgaven gedaan worden voor productieve investeringen die groei opleveren.’

Om te beginnen zou er een uitzondering op het pact moeten worden toegestaan als de ECB de rente niet verder kan verlagen, beargumenteert Stiglitz. Als de centrale bank de economie onvoldoende rugwind kan geven, moeten de overheden dat kunnen doen, vindt hij.

Ook de ECB heeft ruimte om de regels minder streng toe te passen. Dat is trouwens al aangetoond toen de bank overging tot het aankopen van staatsobligaties. Dat was jarenlang een groot taboe, maar gedwongen door de omstandigheden is het nu aanvaarde praktijk geworden. Zo is ook het inflatiedoel van ‘onder, maar dicht bij 2 procent’ nergens in steen gebeiteld, zegt Stiglitz. En er zijn meer bijsturingen mogelijk. De risico’s op lage inflatie even serieus nemen als die op hoge inflatie, bijvoorbeeld. Ook de strikte onafhankelijkheid kan volgens hem best wat soepeler toegepast worden. De bank, die nu aan geen enkele politieke controle onderworpen is, neemt immers wel politieke beslissingen. Zoals de voorwaarden die regeringen van probleemlanden kregen opgelegd bij het aanvaarden van reddingsprogramma’s. Een openbaar debat over een aantal aspecten van het monetair beleid zou al een goed begin zijn, vindt Stiglitz.

Ondanks alle kritiek heeft de econoom ook lof voor het oude continent. Op een aantal punten is de Europese economie duidelijk superieur aan die van Stiglitz’ thuisland. ‘De welvaartsstaat is het grootste succesverhaal dat Europa al geschreven heeft’, zegt hij. ‘Zonder de goed uitgebouwde sociale zekerheid zou de impact van de crisis veel groter geweest zijn.’ Niet dat er op dat vlak geen verbeteringen mogelijk zijn. ‘In 2020 moet een welvaartsstaat er anders uitzien dan in 1960.’ Stiglitz maakt zich bijvoorbeeld zorgen over de afnemende onderhandelingskracht van de vakbonden. Net op een moment dat ook technologische ontwikkelingen en flexibilisering al druk zetten op de lonen.

Ook qua concurrentiebeleid heeft Europa van niemand lessen te leren, zegt Stiglitz. Terwijl in de VS politici zich steeds meer zorgen maken over de macht van Silicon Valley, worden er in Europa spijkers met koppen geslagen. Margrethe Vestager heeft Google al driemaal een miljardenboete opgelegd en ook Apple in het defensief gedrongen.

In de Verenigde Staten heeft Stiglitz’ boek heel wat aandacht gekregen. Vooral de Democraten hebben er inspiratie uit geput voor hun economische programma. FEPS hoopt dat het rapport ook in Europa mensen aan het denken zet. ’In mei zijn er Europese verkiezingen’, zegt Ernst Stetter, secretaris-generaal van FEPS, veelbetekenend.

MOOIJMAN, R. Nieuwe spelregels voor Europa. De Standaard, 23 maart 2019, E4.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo