Er zijn slechts 16 landen in de wereld waar het beter zaken doen is dan in België, vindt het Wereld Economisch Forum. Maar het vindt ook dat onze ambitie hoger moet.
België scoort voor het eerst in vijf jaar weer beter op het lijstje van het Wereld Economisch Forum (WEF) met de slagkrachtigste economieën ter wereld. Dat is te danken aan de iets gezondere banken en een taxshift die de lasten wegschuift van arbeid. Ons land staat op de 17de plaats.
De experts van het WEF meten de concurrentiekracht van een land, maar definiëren dat breed. Ze meten ook in welke mate bedrijven in een land goed opgeleid personeel en financiering voor hun projecten vinden of in welke mate hun vrachtwagens vastzitten in de file of de bevolking technologie omarmt.
De ranglijst van het WEF is de meest prestigieuze van de economische hitparades voor landen, maar ze is niet de enige. Ook de Zwitserse zakenschool IMD brengt de concurrentiekracht in kaart. Daarbij spelen ook criteria als sociale cohesie en gelijke kansen mee. Maar omdat ze in vergelijking met het WEF iets meer aandacht aan economische prestaties besteedt, staat België er wat lager: op de 22ste plaats.
Tot slot maakt ook de Wereldbank jaarlijks haar doing business-rapport. Daarin scoort België opmerkelijk slechter: jaar na jaar zakt ons land er dieper weg, ondertussen staat het op de 43ste plaats. Dat komt omdat de Wereldbank geen rekening houdt met zaken als het onderwijs of de infrastructuur, maar heel eng bekijkt hoeveel paperassen, taksen, regeltjes en andere hindernissen er zijn om zaken te doen.
Dat België het bij het Wereld Economisch Forum wel goed doet, komt in de eerste plaats omdat we zeer goed blijven scoren voor onderwijs en technologie. ‘Maar de professoren Leo Sleuwaegen (Vlerick Business School) en Wim Moesen (KU Leuven), die voor het WEF het onderzoek voor België begeleidden, vinden dat geen reden tot euforie.
Onze buurlanden Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk scoren veel beter. ‘Met onze ligging en ons menselijk kapitaal zijn we een plaats tussen tien en twaalf waard’, zegt Moesen.
‘We missen een sense of urgency’, zegt Sleuwaegen. ‘Door onze openheid ten opzichte van andere markten denken we dat als de rest het goed doet, we daar ook van profiteren. We zijn wieltjeszuigers, vooral van Duitsland.’
Dat wieltjeszuigen blijkt uit de investeringen in infrastructuur. In 2008 waren er nog elf landen die beter deden dan Nederland, nu nog drie. België is in diezelfde periode voor infrastructuur weggezakt van de 16de naar de 23ste plaats. ‘We excelleerden in de afbouw van investeringen, want bakstenen betogen niet’, zegt Moesen. ‘Onze buurlanden worden bereikbaarder terwijl de congestie op onze wegen een groot probleem wordt’, zegt ook Sleuwaegen.’
De grootste hindernis om in België zaken te doen, is volgens het WEF het macro-economisch klimaat van lage groei en lage inflatie, en van hoge schulden en hoge begrotingstekorten.
Het tweede minpunt zijn de hindernissen om te werken. Van de 138 onderzochte landen zijn er 131 waar er minder lasten op arbeid zijn dan in België.
Welke landen geven dan het goede voorbeeld? De gemene deler van de WEF-, de IMD- en de Wereldbanklijstjes wijst naar de financieel-technologische grootmacht de Verenigde Staten, naar de zaken-stadstaten Hongkong en Singapore in Azië en naar Zwitserland en Scandinavië.
‘De Scandinavische landen staan in de top twaalf’, zegt Moesen. ‘Ik raad de Zweedse coalitie aan wat meer Scandinavisch pragmatisme aan de dag te leggen. Terwijl die landen anticiperen, reageren wij pas als het betonrot naar beneden valt.’