Op de koffie bij de buren van Plopsaland: “Ze gillen en ze blijven maar gillen”

‘Je denkt: ooit komt er een moment waarop elke Belg hier is komen gillen. Nee, ze blijven van God weet waar komen. Rust, dat is wat wij vragen.’ Op de koffie bij de buren van Plopsaland.

In zijn tuintje in de Duinhoekstraat staart Gilbert Coopman (86) omhoog, naar de bomen. Daar komen extatische mensen uit de lucht vallen, 70 meter hoog. Het tafereel herhaalt zich om de vijf minuten. Hetzelfde muziekje, hetzelfde gegil, elke dag, een hele zomer lang. Gilbert woont hier nu veertig jaar, met zijn sinds haar trombose verlamde echtgenote en zijn zoon in een oud vissershuisje. Hij schuifelt over de plavuizen en zegt: “Ge wordt dat gewoon, mijnheer.” Het ding met de zwevende stoeltjes, daar in de lucht, dat is de Rox Flyer. De attractie tilt mensen omhoog en laat ze dan weer dalen. Dat is het zo ongeveer. Voor Gilbert hoort het gegil bij zijn habitat als zijn plantjes en zijn tuinkabouters. Ter compensatie van de overlast krijgen Gilbert, zijn vrouw en zijn zoon elk jaar een gratis ticket aangeboden. Hij heeft er nog nooit gebruik van gemaakt, maar zegt het gebaar te kunnen appreciëren. “Echt waar, op den duur hoort ge dat niet meer.”

Plopsaqua

In de Duinhoekstraat melden gele aanplakborden lopende procedures voor het verkrijgen van stedenbouwkundige vergunningen voor de bouw van Kasteel Prinsessia en een houten rollercoaster. Het grote Plopsa-hotel is inmiddels in aanbouw. Jaar na jaar, seizoen na seizoen, verschijnen nieuwe gele borden in de straten, want voor een pretpark is stilstand geen optie. Voor wie er naast woont is dat in de zomermaanden helaas net zo. “Het probleem met de bezoekers van Plopsaland is dat ze altijd allemaal tegelijk komen en tegelijk weer vertrekken”, zegt Danny Lacroix (60), overbuurman. “Ik begrijp wel dat mensen het maximum uit hun ticket willen halen, maar het lost niks op door collectief te besluiten een halfuur te vroeg te komen. De file stond vanmorgen van hier tot in Veurne, dat is zes kilometer. Ook de binnenwegen zitten allemaal vast, want er zijn altijd slimmeriken die een kortere weg denken te hebben ontdekt. Die komen dan vast te zitten op de binnenbaantjes tot in Oostduinkerke. Negen kilometer file.” Danny is een gepensioneerde bouwvakker. Zijn leven is niet meer zo druk druk. Er zijn andere mensen in zijn straat die wel eens met de auto naar een klant moeten, of naar een patiënt. “Soms denk je: ik ga nog even met de auto naar de supermarkt, en dan merk je dat het al bijna zeven uur is, en de exodus net op gang is gekomen. Dan weet je dat het vandaag niet meer gaat lukken.” Danny’s slaapkamer biedt een wat intimistisch uitzicht op de knalgele waterglijbanen van Plopsaqua. Mensen die zich in het subtropisch zwemparadijs in zo’n buis lanceren, glijden kort even over De Pannelaan en zoeven dan het complex weer binnen. De mensen in de pijpen hebben dolle pret, dat is duidelijk te horen en naar het gevoel van Danny een beetje te duidelijk. Bij valavond baadt het subtropisch zwemparadijs in feeërieke lichtjes, die de automobilisten in De Pannelaan wel eens doen schrikken en remmen. “Alsof er nog geen opstoppingen genoeg zijn.” Naast Plopsaland wonen heeft ook voordelen, moet Danny erkennen. Hij is fan van K3 en ook voor The Rodeo’s wil hij wel eens aan zijn tuintafeltje gaan zitten met een biertje. “Ik zal niet zeggen dat het alles goedmaakt, maar het is en blijft een goed concert – gratis voor niks. Ook de verkiezing van Miss België vind ik een goed initiatief. Dan lopen die mamzellen hier rond, en ook dan zet ik mijn tafeltje.”

Het buurtfeest

Alsof er een precisiebombardement mee gemoeid is geweest, staat pal middenin de Plopsa-parking langs De Pannelaan met capaciteit voor 5.000 wagens één enkel rijhuis. Dit ene huis met achtertuin biedt al zestien jaar koppig weerstand tegen de koophonger van Studio 100. Het was jarenlang eigendom van een Nederlandse dame, die kort voor de zomer overleed. “We zijn nu in onderhandeling met haar zoon”, zegt Steve Van den Kerkhof, algemeen directeur bij Plopsaland. “We hebben eerder het restaurant links van dat huis gekocht om het te slopen en rechts de oude conciërgewoning van het vroegere Melipark. We willen de parking nog wat verder uitbreiden. Het is waar, in de zomer is er een verkeersprobleem, maar de gemeente De Panne werkt aan plannen voor een omleidingsweg.” Volgens Steve Van den Kerkhof is de relatie met je buren iets waar je moet aan werken, jaar na jaar opnieuw. Dus nodigt hij eens per jaar tot in een vrij brede cirkel alle omwonenden uit voor een bijeenkomst die bewust een niet al te formeel karakter mag krijgen. “Het is eerder een receptie, met een drankje en een hapje”, zegt hij. “Na een tijdje vraag ik dan de aandacht voor het minder aangename deel, een uiteenzetting van 45 minuten – niet langer – over de nieuwe attracties en uitbreidingen die er gaan bij komen. We geven dan ook altijd samen met de burgemeester een stand van zaken over de omleidingsweg. Wij hebben bij Plopsaland een politiek die wil dat bewoners altijd binnen de 48 uur antwoord krijgen op hun vragen. Er kwamen in het verleden opmerkingen over onze nocturnes, met vuurwerk op zaterdagavond. Wij hebben de duur van het vuurwerk op vraag van de bewoners daarom teruggeschroefd van 15 naar 6,5 minuten. Ik moet u zeggen dat de sfeer op die bijeenkomsten altijd goed is. Ik spreek nu meer en meer van een buurtfeest, want aan het eind van de avond is het de laatste jaren zo dat we er net nog geen deejay bij moeten zetten (lacht). “Laatst was er een dame die haar zoontje had meegenomen. De jongen kon geweldig goed jongleren en heeft dat ter plekke gedemonstreerd. We hebben hem een baantje gegeven tijdens de nocturnes. En op zo’n moment voel je: het is goed, we hebben een band.” Nu Plopsaland er toch al sinds 2000 is, stelt de vraag wie hier eerst was zich volgens de algemeen directeur ook steeds minder. “We zitten nu stilaan wel in de fase dat mensen die hier iets kopen heel goed weten dat ze naast een groot attractiepark zijn komen wonen.”

Natuurlijke zuivering

Samen met een oude huisdokter uit Adinkerke zijn mijnheer en mevrouw Van Assche elk jaar opnieuw trouw op post om tijdens de vergadering rechtopstaand en met luide stem de sfeer te bederven met punctuele vragen. De Plopsa-dissidenten ergeren zich aan nagenoeg alles. Aan het geluid, aan het verkeer, aan het vuurwerk, aan het gegil, aan het wildparkeren, aan de zakjes Plopsa-afval op hun vensterbank. En aan die gigantische Kabouter Plop, ook nog, die op het rondpunt voor hun woonst de filerijders verwelkomt. “Alsof er in Adinkerke niks anders zou bestaan buiten Plopsaland.” Wat volgens de dissidenten te vaak wordt vergeten is dat De Panne 100 jaar geleden niet meer was dan een strook duinen. Een dissident stuurt ons een langgerekt betoog per mail: “Eerst de kolonisatie door de Franstalige Brusselse bourgeoisie, dan de uitverkoop van de Westhoekduinen en nu de uitverkoop aan Plopsaland.” Tegen mevrouw Van Assche was niets gezegd toen ze in de jaren tachtig van de vorige eeuw met haar man het rijhuis met achtertuin in de Stationsstraat 32 kocht. “Dat was hier toen nog de Meli, en het draaide allemaal om honing en bijtjes, om de natuur. Er kwamen families, veel schoolklassen ook. Die mensen kwamen per trein of per tram. En dat is iets wat ik niet kan vatten. Al die zomerse Plopsa-bezoekers wéten dat ze hier een uur in de file gaan staan, ze wéten dat er een treinstation is op een paar tientallen meters van de ingang, en ook nog een tramhalte. En toch blijven ze massaal per auto komen.” Mevrouw Van Assche voelde zich op de laatste vergadering, 29 mei, een beetje onbegrepen. Ze zag zich omringd door buren die haar vroegen of ze misschien niet een klein beetje overdreef. Er lijkt een natuurlijke zuivering aan de gang. Wie de kabouters verafschuwt, vertrekt. In de plaats komen mensen als Patrick Pattyn, sinds december de trotse eigenaar van een rijhuis in De Pannelaan 66, en zo met zijn vrouw en drie kinderen in de meest letterlijke zin een buurman van Plopsaland. “We woonden hier nog maar pas en kregen vijf tickets voor een gratis bezoek in de bus. We zijn gegaan, het was een fijne dag. Daar werken veel mensen, en dat is goed voor de streek. Ik weet dat ik niet in de tuin moet gaan zitten om eens rustig naar de radio te luisteren, maar daar valt mee te leven. En het gegil van mensen in de rollercoaster, dat went.” Mevrouw Van Assche had op de vergadering maar één vraag meer: “Waar het nu eindelijk eens stopt. Elke keer weer zeggen ze dat het tot hier is, en niet verder. Dat dit de laatste keer is dat ze gaan uitbreiden. Maar ze blijven gronden opkopen. Wij hebben een mooie tuin, het zou leuk zijn om eens een barbecue te kunnen doen zonder dat geschreeuw en gekrijs. Je denkt ook: ooit komt er een moment waarop elke Belg hier is komen gillen. Nee, ze blijven van God weet waar komen. Ze gillen en ze blijven maar gillen. Rust, dat is wat wij vragen. Maar dat is duidelijk te veel gevraagd.”

Kwartdraai naar links

Plopsaland is historisch gegroeid vanop de plek waar Alberic Florizoone (1907-’92), kleinzoon van een imker uit Wulpen, in 1934 vorm begon te geven aan zijn droom. Honing was tot dan toe het voorrecht van wie zelf bijtjes had of iemand kende die er had. Hij wou de geheimen van de imker tot bij een breder publiek brengen. Hij plantte hier eigenhandig de eerste bomen in de poldergrond, om zijn geliefde insecten te beschermen tegen de gure Noordzee-wind. Geïnspireerd door Le Corbusier liet hij hier het Meli-gebouw optrekken. Meli, dat is Grieks voor honing. Het moest in de eerste plaats mooi zijn, educatief. Alberic Florizoone was een mens die mensen graag zag. Die hoorde dat iemand werkloos was geworden en hem zijn baantje aanbood in zijn honingpark. Toen Plopsaland in 1999 de droom van een nieuwe generatie Florizoones overkocht, koos het ervoor de ingang en de indeling van het Melipark te behouden. Dus kan er worden gestudeerd en overlegd worden over hoe een omleidingsweg aan het probleem kan verhelpen, maar de enige die echt iets zou kunnen betekenen voor de mensen in Adinkerke is een God of een reus die dat hele park een kwartdraai naar links of naar rechts zou draaien, zodat de ingang niet langer in het centrum van het dorp zou liggen. “Ik heb er mij al bij neergelegd”, zegt mevrouw Van Assche. “Die nieuwe weg, dat is iets wat wij in dit leven niet meer gaan meemaken.” Een ander dissident erkent dat het inderdaad niet langer dan 48 uur duurt, als je vraagt hoe dat nu zit met de omleidingsweg. “Maar dan is het antwoord, voor de negenhonderdachtenzestigste keer, dat ze het tracé aan het bestuderen zijn.”

DE CONINCK, D. Op de koffie bij de buren van Plopsaland: “Ze gillen en ze blijven maar gillen”. De Morgen, 2015-07-25, 25.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo