Een gouden traditie

Dit weekend mogen de Zwitsers zich in een referendum uitspreken over het voorstel van de extreemrechtse partij SVP om de Zwitserse centrale bank te dwingen 20,00 % van haar reserves in goud aan te houden. Bovendien zou, als het voorstel wordt goedgekeurd, de bank ook haar goud dat nog in het buitenland wordt bewaard, moeten repatriëren. Duitsland en onlangs nog Nederland gaven al het voorbeeld: zij recupereerden een deel van hun goudvoorraden die in de kluizen van de Amerikaanse Federal Reserve lagen te bestoffen.

In rechts populistische kringen scoort dit soort initiatieven bijzonder goed. De onderliggende redenering is dat de centrale banken aan de lopende band geld bijdrukken, zonder dat daar iets tegenover staat. De munt van een centrale bank die met goud op haar balans kan pronken, die is dan toch tenminste gedekt door het edelmetaal, zo heet het. Klinkklare nonsens, want papiergeld is al lang niet meer omzetbaar in goud. In het begin van de jaren zeventig maakten de VS definitief een einde aan het systeem van Bretton Woods, waardoor de goudconvertibiliteit werd stopgezet.

Sindsdien leven we in een systeem van fiatgeld: de waarde van het geld wordt ontleend aan het vertrouwen dat de burgers erin stellen. Staat er dan lucht tegenover het geld dat de centrale banken in omloop brengen? Natuurlijk niet. Centrale banken hebben op de actiefzijde van hun balans behalve een beetje goud vooral deviezen, leningen aan bedrijven of aan banken en overheidsobligaties staan. Dat is ook iets waard.

Goud heeft als reserve-element trouwens een aantal nadelen, die de Zwitserse Nationale Bank in de aanloop naar het referendum op een rijtje zet. Omdat het iets minder gemakkelijk verhandelbaar is en bovendien sterk in prijs kan schommelen, hindert een grote goudvoorraad het beheer van de balans. Bovendien zou ook de eis om het aandeel in de reserves steeds op 20 procent te houden de doelstellingen van de monetaire politiek kunnen doorkruisen. Tenslotte wordt er geen rente betaald op goud, waardoor de inkomsten van de centrale bank lager zouden uitkomen, wat het dividend aan de overheid in gevaar brengt.

Een beetje goud in de reserves kan zeker geen kwaad: ook voor centrale bankiers geldt het principe dat men niet alle eieren in hetzelfde mandje moet leggen. Bovendien kan het aanhouden van goud, vooral in financieel minder ontwikkelde economieën waar goud nog altijd meer glans heeft in de ogen van de man in de straat, de geloofwaardigheid van de centrale bank opkrikken.

Volgens de Financial Times zou voor de ECB goud zelfs een ‘deus ex machina’ kunnen zijn. Binnen de ECB wordt momenteel namelijk een flink robbertje uitgevochten over het type van activa dat de bank mag opkopen om het geld in omloop te doen stijgen. Sommigen pleiten ronduit voor overheidsobligaties, een voorstel dat allergische reacties bij de Bundesbank ontlokt. Misschien zou het opkopen van goud iets minder controversieel liggen in Frankfurt?

Dat neemt niet weg dat het nut van goud voor centrale banken al bij al beperkt is en men kan zich zelfs afvragen waarom de westerse banken nog zo veel goud aanhouden. Een paar jaar geleden voelde Ron Paul, een Tea Party-leider en rabiaat voorstander van de goudstandaard, tijdens een hoorzitting in het congres voormalig Fed-voorzitter Bernanke daarover aan de tand. Op de vraag waarom centrale banken goud aanhouden, leek Bernanke volledig de kluts kwijt. Na lang aarzelen zei hij ‘uit traditie, vermoed ik’.

VANDEN HOUTE, P. Een gouden traditie. De Standaard, 2014-11-29, E9.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo