mens en samenleving logo

Bewezen: leven wordt écht duurder

Onlangs bleek onze waterfactuur flink gestegen en eerder was elektriciteit al duurder geworden. Dat geldt voor nog meer producten en diensten, blijkt uit onze analyse van de prijsevolutie in de voorbije tien jaar. Ondanks de loonindexering boeten we in aan koopkracht.

Het blijft een zekerheid: het leven wordt almaar duurder. Maar hoeveel? Daarvoor raadpleegden we de tabellen van de FOD Economie. Die houden per maand netjes de prijsevolutie bij van de meest uiteenlopende productgroepen. Een brood, maar ook de ontbijtgranen. Lichte en zware bieren, of mineraalwater. De benzineprijs, tot de kostprijs van een fiets. U kan het zo gek niet bedenken, of het wordt bijgehouden. Maand na maand, jaar na jaar. En terwijl het ene product fors in prijs is gestegen, daalt een ander goed.

Toch kunnen we stellen dat het leven duurder is geworden. De stijging van de consumentenprijzen en algemene diensten gaat sneller dan de loonevolutie, die over de voorbije tien jaar zowat 17,00 % bedraagt. Dankzij een analyse van de datagegevens kunnen we er zelfs een cijfer op plakken: u betaalt vandaag gemiddeld 1.739 euro méér voor dezelfde mand aan producten en diensten dan tien jaar geleden. Voeding is door de jaren heen 5,00 % duurder geworden, terwijl algemene diensten er zelfs met 8,00 % op vooruitgingen. Niet-voeding en huurprijzen daalden dan weer met respectievelijk 5,00 en net geen 3,00 %. Afgezet tegen een gemiddeld huishoudbudget van 34.167 euro levert dat dus een extra uitgave op van 1.739 euro.

levensduurte

Ons land staat daarmee op de negende plaats in de Europese hitlijst van de zogeheten ‘cost of living index’ van webplatform Numbeo. Dat vergelijkt niet enkel de winkelprijzen, maar ook een avondje uit, de huurprijzen of de prijs van kleding en schoeisel. Daarmee zijn we net ietsje duurder dan Nederland maar goedkoper dan Frankrijk en de Scandinavische landen.

Lekke indexkorf

Vreemd, zou u denken, want België is toch een van de allerlaatste landen waar de evolutie van de lonen gekoppeld is aan de inflatie. Als de prijzen stijgen, stijgen ook de lonen. In theorie kan er zo geen koopkrachtverlies ontstaan door prijsstijgingen.

Maar die indexkoppeling is niet helemaal sluitend, en zo durft de indexkorf al eens te lekken. Zo wisselt de indexmand, die de koppeling maakt tussen de evolutie van de prijzen en de lonen, op geregelde tijdstippen. Dat is ook logisch: vandaag bellen we bijvoorbeeld haast allen met een smartphone, terwijl de vaste telefoonlijnen in onze huizen zijn verdwenen. Ook de desktopcomputer is grotendeels vervangen door iPads of laptops. Nieuw sinds dit jaar zijn bijvoorbeeld de abonnementen van streamingdiensten als Netflix en Spotify die mee opgenomen zijn. Zulke diensten bestonden enkele jaren geleden nog niet eens.

Dergelijke evolutie komt zo enigszins met vertraging in de zogeheten gezondheidsindex, die mee aan de basis ligt van de loonontwikkeling. Er verdwijnen dus producten uit de indexkorf en net zoals er producten aan worden toegevoegd. Een ernstige aanpassing gebeurde in 2014, maar een volledige herziening van de korf was toen al geleden van in 2004. Dat laat zijn sporen na. Bovendien worden schadelijke producten als alcohol en tabak en de brandstofprijzen niet mee opgenomen in de index, die sinds 1994 daardoor als ‘gezondheidsindex’ staat geboekstaafd.

En ook niet onbelangrijk: de opeenvolgende regeringen probeerden de loonstijgingen binnen de perken te houden om de competitiviteit van de Belgische economie niet te verkwanselen. Denk bijvoorbeeld aan de loonstop die de regering-Di Rupo doorvoerde, of de indexsprong van de regering-Michel. Dat zorgde ervoor dat we zowat 2,00 % verloren aan koopkracht. Daar staat tegenover dat er meer banen werden gecreëerd, wat dan weer goed nieuws was voor de economie en de inkomsten van het land. Op die manier is een nettoresultaat moeilijk te becijferen.

Overigens, in de andere landen waar er niet meteen een vergelijkbaar systeem bestaat (enkel Portugal komt in de buurt) wordt tijdens de loononderhandelingen meestal wel informeel rekening gehouden met de inflatie, zodat er geen te groot onevenwicht ontstaat tussen de prijsevolutie en de koopkracht van de bevolking.

Complex ecosysteem

Dat de prijzen stijgen is overigens ook een streven van de monetaire beleidsmakers. Zij mikken op een inflatie van net geen 2,00 %. Dat cijfer is nogal heilig in kringen van de Europese Centrale Bank. Op die manier wil de ECB ons consumenten aanzetten tot datgene waar onze groepsnaam op slaat: consumeren.

Met een inflatie van 2,00 % zitten we net op de psychologische grens. Lager zou ons aanzetten tot uitstelgedrag: als we denken dat een product volgende maand goedkoper wordt, dan stellen we de aankoop uit. Wat nefast is voor de economie, die dan in een negatieve spiraal terechtkomt. Maar een hogere inflatie zorgt er dan weer voor dat ook de lonen sneller gaan stijgen. Daardoor worden de bedrijven minder competitief, wat dan weer zou leiden tot minder economische groei en uiteindelijk tot banenverlies. Er schuilt dus een heel complex ecosysteem achter de prijsbepaling van dat brood bij de bakker, of uw koffie op een terrasje.

DESMET, L. Bewezen: leven wordt écht duurder. De Morgen, 2018-04-28, 4.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers