Belgische industrie speelt belangrijkste troefkaart kwijt

De Belgische industrie, decennialang de motor van economische vooruitgang, slaagt er sinds 2015 niet meer in om productiever te worden. Die kwalijke tendens weegt op onze lonen, begroting en welvaart.

Belgische werknemers zijn duur, maar ze zijn ook bijzonder productief. Jarenlang was die productiviteit – simpel gesteld wat een werknemer in een uur kan produceren – de belangrijkste troefkaart van onze economie. Maar al enige tijd is duidelijk dat wie die kaart aan het kwijtspelen zijn. Ons land slaagt er niet in om het tij te keren, blijkt uit het jaarverslag van de Nationale Raad voor de Productiviteit, een studie-instelling binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). Sinds 2015 is onze economie nauwelijks productiever geworden.

Voor een deel is die stagnatie een gevolg van de evolutie van een industriële naar een diensteneconomie. Het is gemakkelijk om in de industrie – bijvoorbeeld via robotisering – efficiëntiewinsten te boeken dan in de dienstensector. Verontrustend is evenwel dat ook binnen de industrie bedrijven er niet meer in slagen om met evenveel mensen meer te produceren. Tussen 2000 en 2018 werden Belgische industriële bedrijven jaarlijks 2,10 % productiever, maar de groei zit vooral in het eerste decennium van deze eeuw, want sinds 2015 neemt de productiviteit zelfs lichtjes af.

Trekpaarden steigeren

Voor het eerst brengt de Nationale Raad voor de Productiviteit de evolutie van de productiviteit in de verschillende deelsectoren in beeld. Uit dat studiewerk blijkt dat sterkhouders zoals de farma- en voedingssector het moeilijk hebben om hun jarenlange traditie van efficiëntiewinsten door te trekken. De trekpaarden van de Belgische economie steigeren.

Het gemiddelde Belgische farmabedrijf werd tussen 2000 en 2007 jaarlijks 6,60 % productiever, tussen 2012 en 2018 viel de jaarlijkse productiviteitsgroei terug naar 2,90 %. Constructeurs van elektronische apparaten werden in het vorige decennium jaarlijks zelfs 11,00 % productiever, na 2012 was dat slechts 2,40 %. In de voedingssector beperkte de jaarlijkse groei zich na 2012 tot 0,70 %.

Ook in de buurlanden hebben industriële bedrijven het moeilijk om hun productiviteit op te krikken, maar nergens is er een terugval. Wat de precieze reden voor het Belgische onderpresteren is, moet volgens Luc Denayer, de voorzitter van de Nationale Raad voor de Productiviteit, nader worden onderzocht. ‘Samen met Duitsland zijn we een land waar de industrie een belangrijke rol blijft spelen, maar we zien dat onze bedrijven zich minder dan hun Duitse concurrenten toespitsen op zeer gespecialiseerde en innovatieve processen. Misschien speelt dat een rol.’

Structurele hervormingen

Cijfers lijken te suggereren dat een gebrek aan innovatie aan de basis ligt van onze slabakkende productiviteit. Om het tij te keren, zijn volgens de Nationale Raad voor de Productiviteit structurele hervormingen nodig. Daarbij zitten enkele evidenties, zoals het inzetten op beter onderwijs en de permanente vorming van werknemers, en meer overheidsinvesteringen, zoals in de digitalisering en de groene economie. Ook roepen de experts op om te werken aan een beter ondernemingsklimaat. Onze te complexe fiscaliteit en bureaucratie van vergunningen en procedures schrikt ondernemers af. Strikte wetgeving, bijvoorbeeld voor alles wat distributie is, leidt er ook toe dat de vrije concurrentie niet altijd kan spelen.

Denayer vraagt de overheid om het economisch relanceplan, dat een antwoord moet bieden op de coronacrisis, te gebruiken als opstap voor een bredere hervormingsagenda. ‘Investeringen zijn nodig, maar ze moeten worden gekoppeld aan hervormingen’, zegt Denayer. Hij benadrukt dat alle puzzelstukjes juist moeten liggen. ‘Het heeft geen zin dat je als overheid investeert in innovatie als je er tezelfdertijd niet op toeziet dat ondernemen aantrekkelijk wordt. Het heeft weinig zin om in te zetten op levenslang leren als je niet maakt dat mensen gemakkelijker van baan kunnen wisselen.’

Hogere lonen

In het politieke debat ligt de focus dikwijls op de competitiviteit van onze bedrijven – en dus de loonkosten. Maar onze productiviteit is minstens even belangrijk. ‘Als je veel duurder bent dan je buurlanden, heb je een probleem, want dan laten bedrijven je links liggen’, zegt Denayer. ‘Maar als je alleen competitief bent op het vlak van de lonen en niet op het vlak van de productiviteit, ben je ook niet aantrekkelijk. Beiden zijn belangrijk.’

Onze welvaart hangt af van de productiviteit van onze economie. ‘In de jaren 70 werd onze economie jaarlijks 4,00 % productiever, waardoor er ruimte ontstond voor grote loonsverhogingen. De jongste jaren wordt onze economie nauwelijks efficiënter, waardoor de ruimte voor hogere lonen beperkt is. Een hogere productiviteit betekent ook meer economische groei en dus meer inkomsten voor de overheid. Daardoor is de begroting gemakkelijker in evenwicht te brengen en kunnen budgettaire uitdagingen zoals de vergrijzing en de ecologische omwenteling vlotter gefinancierd worden.

D’HOORE, J. Belgische industrie speelt belangrijkste troefkaart kwijt. De Tijd, 27 november 2020, 6.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo