Boontjes uit Kenia

Ja hoor, daar waren ze weer. De boontjes uit Kenia. Auteur Carolyn Steel gooide er in de krant van afgelopen zaterdag zelfs een milde krachtterm tegenaan om haar frustratie over dit fenomeen tot uitdrukking te brengen. In geen enkel discours van een zichzelf ernstig nemende antiglobalist zijn de Keniaanse boontjes weg te denken. Ze zijn het symbool geworden van de scheefgelopen globalisering.

Bij mij wekt dat enige verbazing. Jarenlang hebben diezelfde antiglobalisten ons ingepeperd dat we de armoede in de derde wereld het beste kunnen oplossen door de inwoners van die landen de gelegenheid te geven om zelf geld te verdienen. Het was het concept achter de Wereldwinkels en achter Fair Trade. In Kenia is de exportlandbouw een groeiende en succesvolle economische sector. In 2019 importeerde de EU voor 901 miljoen euro aan Keniaanse landbouwproducten. De kweek van boontjes, thee, snijbloemen en exotisch fruit geeft de Kenianen de gelegenheid om er qua welvaart op vooruit te gaan. Doordat ontwikkelingslanden sneller welvarender worden dan westerse landen, neemt de ongelijkheid in de wereld af, zo liet ongelijkheidsspecialist Branko Milanovic deze week nog zien. Minder ongelijkheid in de wereld, wie kan daar tegen zijn?

Geld verdienen met de export van landbouwproducten is trouwens een model dat wij in het Westen ook op grote schaal hanteren. Vorig jaar nog meldde het Federaal Voedselagentschap dat het onderhandelt met Japan over de export van Limburgse peren. Zo’n 10.000 ton Haspengouws fruit gaat jaarlijks trouwens al naar China. Als onze boeren geld mogen verdienen met de export van hun producten, mogen de Keniaanse boeren dat dan niet?

Natuurlijk zullen de Carolyn Steels van deze wereld antwoorden dat er aan die export van Haspengouws fruit naar verre landen ook een einde moet komen. Uitvoer naar de buurlanden, dat kan in hun ogen misschien nog net. Hun grote bezwaar is natuurlijk dat het fruit en de boontjes per vliegtuig wordt vervoerd. Maar is ook dat niet een beetje kortzichtig? Steel zegt zelf dat ze van plan was de wereld af te reizen om haar boek te promoten – niet per zeiljacht of oceaanstomer, veronderstel ik. Wij westerlingen nemen voor de lol het vliegtuig als we daar zin in hebben, maar als een Keniaanse boer een toestel met groenten en fruit wil ­laten opstijgen om in zijn levensonderhoud te voorzien, dan hebben we opeens bezwaren.

Toegegeven, voor het klimaat zou het natuurlijk beter zijn als de boontjes dicht bij de consument zouden worden geteeld. Dat gebeurt nu niet of nauwelijks. Belgische groentekwekers produceren vooral tomaten, prei, witloof, sla en paprika. Boontjes zijn arbeidsintensief en klimaatgevoelig. Een perfect gewas dus voor Kenia, waar arbeid goedkoop is en zonneschijn overvloedig. Zou het dus niet een beetje flauw zijn om de Kenianen hun succes te misgunnen wegens de klimaatopwarming, waar niet de Afrikanen maar de westerlingen het meest aan hebben bijgedragen?

De Keniaanse boontjes laten mooi zien dat globalisering per saldo nog altijd een positieve kracht is voor de wereld. Ik zet ze met veel genoegen op mijn boodschappenlijstje.

MOOIJMAN, R. Boontjes uit Kenia. De Standaard, 11 juli 2020, 30.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo