De keerzijde van de vrije markt

Chili, de kampioen van het neoliberalisme

De erfenis van vrijemarktgoeroe Milton Friedman wordt nergens met meer toewijding in praktijk gebracht dan in Chili. Maar de bijwerkingen van bijna een halve eeuw neoliberalisme hebben de bevolking tot wanhoop gedreven.
Met bijna driehonderd meter hoogte is de Gran Torre Santiago het hoogste gebouw in Latijns-Amerika. Het beheerst de skyline van de Chileense hoofdstad. Toen het in 2013 werd ingehuldigd, gold het als de bekroning van het ‘Chileense mirakel’: de opmars van het land tot de meest welvarende economie op het Zuid-Amerikaanse continent.

Dat mirakel heeft de afgelopen weken een forse deuk gekregen. Gewelddadige protesten hebben de aandacht gevestigd op de kwalijke bijwerkingen van de economische groei. Betogers kwamen in het hele land op straat tegen het neoliberale economische model. Vooral de enorme ongelijkheid springt in het oog. Volgens de World Inequality Database is de rijkste 1,00 % in Chili goed voor 23,70 % van het totale inkomen. Daarmee steekt het land ongelijkheidskampioenen als Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en Rusland voorbij. ‘De 5,00 % armsten in Chili zijn even arm als de 5,00 % armsten in Mongolië en Moldavië. De 2,00 % rijksten in Chili zijn even rijk als de 2,00 % rijksten in Duitsland’, schreef ongelijkheidsexpert Branko Milanovic op Twitter.

Tot die 2,00 % rijksten behoort president en ondernemer Sebastian Piñera, wiens vermogen door Forbes op 2,8 miljard dollar wordt geraamd. De president is niet het soort burger dat regelmatig de metro neemt. Vandaar waarschijnlijk dat hij geen problemen voorzag toen de uitbater van het metronet in Santiago een prijsstijging afkondigde. De aanpassing zou noodzakelijk zijn om de gestegen kosten te dekken. Maar voor de bevolking was het de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Voor tal van Chilenen zijn de hoge kosten van de nutsvoorzieningen niet langer op te brengen. Dat is een gevolg van de vrijemarkteconomie, die in weinig landen ter wereld zo dominant is als in Chili.

‘In Chili gaat men ervan uit dat marktwerking te verkiezen is boven overheidsingrijpen’, zegt François Reman, die voor La Libre Belgique jarenlang als correspondent in Chili gewerkt heeft en het land nog regelmatig bezoekt. ‘Dat geldt voor de sociale zekerheid, de pensioenen, de gezondheidszorg en het onderwijs. Het gevolg is dat je de keuze hebt tussen een zeer dure of een zeer slechte dienstverlening.’

Het pensioenstelsel bijvoorbeeld kent een gering solidariteitsgehalte: iedere werknemer spaart zijn eigen pensioen bij elkaar. Alleen voor wie geen privé-pensioen heeft afgesloten, is er een zeer laag overheidspensioen beschikbaar. Ook de gezondheidszorg is duaal: wie het kan betalen, kiest voor een peperdure private zorgverzekering en wordt behandeld in goede private ziekenhuizen, de rest is aangewezen op een ondergefinancierde openbare gezondheidszorg met lange wachttijden, personeelstekorten en een gebrek aan geneesmiddelen. Ook het onderwijs is in de greep van de marktwerking, vertelt Reman. Er bestaat goed onderwijs in privéscholen, maar de kostprijs daarvan kan oplopen tot vierhonderd euro per maand. Wie dat niet kan betalen, is aangewezen op de openbare scholen, die het met een minimum aan middelen moeten zien te rooien. De kwaliteit ervan is navenant.

‘De regering gaat ervan uit dat ze het land moet besturen zoals een onderneming’, zegt Reman. ’Door het neoliberale model is de ongelijkheid enorm groot en is er sprake van veel sociale onrechtvaardigheid. Er is een onderklasse ontstaan die de kosten voor de voorzieningen gewoon niet kan opbrengen.’

Als je kijkt naar het deel van de economie dat de overheid voor haar rekening neemt, is Chili het meest geliberaliseerde land van de Oeso. De statistieken laten zien dat het overheidsbeslag uitkomt op 25,00 %. Ter vergelijking: in de VS is dat 38,00 %, in België 54,00 %.

Chicago Boys

Chili’s voorliefde voor het neoliberalisme duurt al bijna een halve eeuw. De basis ervan werd gelegd door een groep jonge Chileense economen die in Chicago gestudeerd hadden bij de vrijemarktgoeroe en latere Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Zij kwamen bekend te staan als de Chicago Boys, en penden hun opvattingen over de economie neer in een rapport dat wegens zijn omvang de bijnaam el ladrillo kreeg – Spaans voor baksteen. Dictator Augusto ­Pinochet zag in de aanbevelingen een prima recept tegen de inflatie, die tijdens het bewind van zijn voorganger Salvador Allende geëxplodeerd was. Sergio de Castro, een van de Chicago Boys, werd zijn minister van Economie en Begroting.

Chili keerde in 1990 terug naar de democratie, maar het economisch model van Friedman bleef grotendeels behouden. Dat heeft Chili een relatief hoge levensstandaard opgeleverd: het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking is het hoogste in Latijns-Amerika, en is vergelijkbaar met dat in Rusland of Turkije. Ook op de human development index van de Verenigde Naties scoort Chili heel behoorlijk. Zowel op basis van levensverwachting, scholingsgraad als welstand is het land er sterk op vooruit gegaan. Chili staat qua menselijke ontwikkeling nu op ongeveer dezelfde hoogte als Hongarije, Kroatië en Portugal. Volgens de Oeso is Chili ook goed in sociale mobiliteit: de mate waarin kinderen van arme ouders later rijk kunnen worden, is er groter dan in Denemarken.

Permanente geldzorgen

Maar achter de gemiddelden gaat een enorme variatie schuil. Reman: ‘Er is een grote groep mensen die gewoon geen toegang heeft tot de dure geprivatiseerde diensten. Daarnaast is er de middenklasse, die zich diep in de schulden moet steken als ze behoorlijk onderwijs of gezondheidszorg wil. En dan is er een kleine elite, die het zich kan permitteren om de hoge kosten van de kwaliteitsdiensten te dragen. Dat weegt op de samenleving. Veel mensen hebben permanente geldzorgen, en zien ook geen perspectief voor hun kinderen. Het neoliberale model doet dromen van een betere wereld, maar nu die droom niet uitkomt, wordt de samenleving met een schok wakker.’

Economen zijn er niet uit of het neoliberalisme per saldo nu goed of slecht geweest is voor Chili. Tien jaar geleden maakte de Chileense econoom Andrés Solimano in opdracht van de Verenigde Naties de balans op van drie decennia Chileens neoliberalisme. ‘Het verhaal van de Chileense ontwikkeling oogt gemengd’, schrijft hij. ‘Er zijn successen op het gebied van macro-economie, groei, armoedebestrijding en handel. Maar het model heeft gefaald in het terugbrengen van de chronische inkomens- en vermogensongelijkheid.’ Hij oppert dat de democratie aan kracht zou winnen ‘als de macht van de dominante elites wordt beperkt, en de sociale participatie van de middenklasse en de arbeiders wordt verbreed’. Conclusies die hij drie jaar later uitwerkte in het boek Chili and the Neoliberal Trap.

In de bekroonde documentaire ‘Chicago Boys’ uit 2016 liet journaliste Carola Fuentes de Chicago Boys zelf terugblikken op hun verwezenlijkingen. Ze blijken zonder uitzondering trots op wat ze voor elkaar gekregen hebben. Fuentes zelf is genuanceerder. ‘De Chileense economie is enorm gegroeid, maar voor wie?’, vroeg ze zich af in een interview met Slate. ‘De meeste Chilenen hebben zich in de schuld moeten steken om te betalen voor onderwijs en gezondheidszorg. Zelfs over de autowegen rijden kost geld. De Chicago Boys geloven nog steeds dat hun hervormingen de Chileense economie hebben doen groeien, maar als we in een multidimensioneel perspectief naar de ontwikkeling kijken, denk ik dat we achteroplopen.’

De vraag is waarom Chili is blijven vasthouden aan het neoliberalisme, ook nadat de keerzijde van de medaille beter zichtbaar werd. Volgens Reman heeft het te maken met een stilzwijgende afspraak: rechts aanvaardde in 1990 de terugkeer van de democratie alleen op voorwaarde dat er niet te veel getornd zou worden aan het maatschappijmodel. Tijdens de periodes waarin links aan de macht was, werden er wel wat correcties op het extreme marktdenken doorgevoerd. Reman: ‘Zo kwam er een minimumpensioen voor mensen die zelf niet gespaard hadden, en werd de dekking van de openbare ziekteverzekering wat uitgebreid. De allerscherpste kantjes van het model werden wat bijgevijld, maar het model zelf bleef wel bestaan. Om dat te veranderen, zou de grondwet gewijzigd moeten worden en daarvoor is in het parlement een meerderheid van twee derde nodig. Grondig hervormen zou zeer gecompliceerd zijn.’

Het lag ook niet voor de hand om af te stappen van het neoliberalisme in een periode waarin de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF) dat model in veel ontwikkelingslanden juist propageerden, stipt Reman aan. Met zijn begrotingen in evenwicht en lage schuldenlast leek Chili juist een modelleerling. Ook voor buitenlandse investeerders was het macro-economische model aantrekkelijk.

Pinguïn-revolutie

Toch is het niet de eerste maal dat er betoogd wordt tegen het neoliberalisme. Ook in 2006 gebeurde dat al. De zogenaamde pinguïn-revolutie werd genoemd naar de zwart-witte uniformen van de betogende studenten. Ook toen lag de bron van het ongenoegen deels bij de prijs van het openbaar vervoer. De overheid wilde de studentenabonnementen voor bus en metro afschaffen, en de prijs voor toelatingsexamens optrekken. Na twee nationale studentenstakingen toonde de linkse presidente Michelle Bachelet zich bereid hervormingen door te voeren in het onderwijssysteem. Maar desondanks bleef het onderwijs nog altijd een belangrijke factor in de tweedeling van de Chileense samenleving: je opleiding is afhankelijk van hoeveel je te besteden hebt. Vijf jaar later kwamen de studenten opnieuw op straat om te protesteren tegen het onrechtvaardige karakter van het onderwijsstelsel. De president, ook toen al Sebastian Piñera, wist de gemoederen slechts met veel moeite te bedaren, onder meer met maatregelen tegen hoog oplopende studieschulden.

Na de gewelddadige protesten van vorig weekend zei Piñera begrip te hebben voor de zorgen van de betogers. Hij veroordeelde weliswaar het geweld, de brandstichtingen en de plunderingen, maar herriep de prijsverhoging van de metrokaartjes. Hij sprak het voornemen uit om met de oppositie te overleggen over een ‘nieuw sociaal contract’, dat de ongelijkheid zou moeten aanpakken. Maar de staat van beleg zal gehandhaafd blijven tot de gewelddadigheden voorbij zijn.

Reman is ‘niet extreem optimistisch’, zegt hij desgevraagd. ‘Zolang de regering het bestuur van het land op een technocratische manier benadert, alsof het een onderneming betreft, zal er niet zoveel veranderen. Om echt dingen in beweging te krijgen, moet de software van de regering gereset worden. Dat zie ik nog niet gebeuren. De reactie is heel klassiek: het leger inzetten om de rellen de kop in te drukken. Wat er echt moet gebeuren, is de opstart van een dialoog zodat er een antwoord geformuleerd kan worden op de vragen van de bevolking.’

MOOIJMAN, R. De keerzijde van de vrije markt. De Standaard,
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo