Inflatie is als een puber

Het leven is in één jaar tijd amper 0,80 % duurder geworden, zo blijkt uit nieuwe cijfers van Statbel. Twee keer niets dus. Daar moeten we er eentje op drinken. Of twee zelfs: groentesap is in amper een maand 2,40 % goedkoper geworden, bier zelfs 4,00 %. Want hoe lager de inflatie, hoe minder onze koopkracht aangetast wordt.

Maar dat argument snijdt geen hout, stelt professor economie Alan Blinder. Als de prijzen sneller stijgen, dan stijgen ook de lonen of uitkeringen sneller. De koopkracht blijft dus dezelfde, of de inflatie nu hoog of laag is. Dat geldt zeker in ons land: de lonen en uitkeringen zijn met de automatische indexering rechtstreeks gekoppeld aan de inflatie.

Inflatie tast misschien de koopkracht niet aan, maar handig is het niet. Winkeliers moeten hun prijzen voortdurend aanpassen. Voor consumenten is het moeilijker om in te schatten hoe duur iets is. Het is alsof de meter elk jaar korter zou worden en de kilo elk jaar lichter, grapt Greg Mankiw, een andere professor economie.

Ondanks die onhandigheid zijn er goede redenen om het geld elk jaar een klein beetje minder waard te maken. Soms is het noodzakelijk dat de lonen dalen, om een slecht draaiende sector opnieuw onder stoom te laten komen.

Maar niemand ziet graag zijn loon dalen. Dan is inflatie handig. Door de lonen gelijk te houden, krijgen werknemers op papier niet minder. Maar in realiteit wel: ze kunnen met hun loon minder kopen. Het resultaat is hetzelfde als een daling op het loonbriefje, maar het lijkt minder pijnlijk.

Ook voor de rentevoeten helpt een beetje inflatie. Om de economie aan te zwengelen, helpt een zeer lage rente. Dat is precies wat de Europese Centrale Bank vandaag probeert. Inflatie doet de reële rente dalen. Als u vandaag 100 euro leent, en volgend jaar 102 euro moet terugbetalen, dan is dat veel makkelijker als de inflatie hoog is. Dan krijgt u voor elke 100 euro loon volgend jaar pakweg 104 euro. U houdt dus, zelfs na het betalen van de rente, nog geld over. Hoe hoger de inflatie, hoe lager de centrale banken de reële rente kunnen zetten.

Inflatie kan dus de groei bevorderen en de werkloosheid drukken. Dat is de zogenaamde Phillipscurve. Beleidsmakers die de werkloosheid op korte termijn willen doen dalen, moeten toelaten dat de prijzen stijgen.

Dat is ook de geloofsovertuiging van de ECB, weliswaar met mate. De ECB streeft jaarlijkse prijsstijgingen na van minder dan maar dicht bij 2,00 %.

Dat is opvallend weinig, gezien de positieve effecten van inflatie. Maar te snel stijgende prijzen zijn dan ook weer niet goed voor de economie. Zogenoemde hyperinflatie verstoort immers de prijssignalen. Stijgen de prijzen omdat er meer vraag is? Of door de hyperinflatie? Het maakt onder meer investeringsbeslissingen moeilijker.

Hoe hoog mag de inflatie dan zijn voor hij de economische groei ondermijnt? Tot 8,00 à 10,00 %, concludeert Freddy Heylen in zijn boek Macro-economie, na een grondige studie van de academische literatuur. ‘Mijn persoonlijke conclusie: het inflatiebeleid is in Europa sinds de jaren 90 te streng. De kosten van inflatie worden overdreven, die van werkloosheid erg onderschat.’

Of met de woorden van Blinder: ‘inflatie is zoals elke tiener: grotendeels verkeerd begrepen.’

DE SMET, D. Inflatie is als een puber. De Standaard, 28 september 2019, E1.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo