Werken kan u duur komen te staan

Werklozen denken soms beter goed na voor ze een (deeltijdse) job aanvaarden. ‘België is een van de landen waar men het snelst zijn uitkering verliest.’

Veel mensen hebben het moeilijk om rond te ­komen. In vijf jaar tijd gaat een derde meer Vlamingen naar het OCMW voor extra steun (zie artikel ). Tegelijk blijkt dat mensen met een deeltijdse job er geen of weinig belang bij hebben om meer uren te werken of een promotie te aanvaarden. Ze riskeren daardoor hun werkloosheids­toeslag of andere toelagen bij hun lage inkomen (gas, huur, stroom …) te verliezen, waardoor ze uiteindelijk slechter af zouden zijn. Als we de overheidsuitkeringen betaalbaar willen houden, zou de overheid nochtans zo weinig mogelijk mensen een toeslag moeten betalen. Waarom lukt dat in België veel minder dan in andere landen?

Te complex

‘Door de complexiteit van het Belgische systeem’, zegt Ive Marx, hoogleraar sociaal-economische wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. ‘Je moet een ­onderscheid maken tussen wat op papier bestaat en hoe het in de praktijk werkt. Daarnaast is er ook nog de psychologie van de mensen.’

Zo is er de vrijstelling voor ­sociaalprofessionele inschakeling (SPI). Het inkomen dat een leefloongerechtigde haalt uit deeltijds werken, wordt daarbij niet afgetrokken van het leefloon. Alleen maken er maar enkele honderden mensen gebruik van.

‘De OCMW’s zeggen me dat de regeling zo complex is en dat er zoveel uitzonderingen zijn dat ze het systeem zelden activeren’, zegt Marx. ‘De professionelen ­weten zelf niet hoe het werkt, dan kun je moeilijk verwachten dat de mensen die er recht op hebben het begrijpen. Dat probleem heb je niet alleen bij de SPI, maar ook bij de systemen van arbeidson­geschiktheid en de werkloosheidsuitkeringen. Met telkens dezelfde conclusie: de faciliteiten die bepaalde combinaties van werken en uitkeringen mogelijk moeten maken, worden onderbenut. Daardoor blijven mensen soms onterecht gedeeltelijk aan de zijlijn staan.’

Combineren is gevaarlijk

Nog complexer wordt het als men Belgische welvaartssystemen gaat combineren. Hoe zeker ben je dat die promotie of die ­extra uren je financieel iets zullen opleveren? Toon Vanheukelom, econoom van de KU Leuven: ‘Er bestaan veel instrumenten die naast elkaar functioneren, niet noodzakelijk met elkaar rekening houden en soms op elkaar inwerken. Daardoor kan de effectieve marginale aanslagvoet in je belastingbrief zelfs meer dan 100 ,00 % bedragen. Sinds de invoering van de sociale bonus in 2002 is die marginale aanslagvoet flink gestegen.’ Zo’n hoge aanslagvoet betekent dat 100 euro extra inkomen volledig weg­belast wordt. Is de marginale aanslag hoger dan 100,00 %, dan ga je er netto zelfs op achteruit.

Vanheukelom wijst op de vrij hoge tegemoetkomingen voor onderwijs en sociale huisvesting. Veel mensen riskeren die voor­delen niet graag voor een (tijdelijke) job. Bij echtscheidingen speelt ook de arbitrage over wie de kinderen ten laste krijgt. Het bepaalt in niet geringe mate de toelagen vanuit de overheid en de belastingdruk.

Maar er spelen ook psychologische factoren, zegt Marx. Mensen die sociale tarieven genieten – bijvoorbeeld voor gas, telefoon, elektriciteit of culturele uitgaven – hebben vaak een hele weg afgelegd voor ze die effectief kregen. ‘Als ze dan een job aan­nemen of meer uren gaan werken, vrezen ze dat ze die voor­delen zullen verliezen.’

Ouderwets systeem

Uit vergelijkend onderzoek van de Oeso blijkt dat het Bel­gische systeem het moeilijker maakt om zaken te combineren, zoals een tijdelijke job met een uitkering. Het Nederlandse model bijvoorbeeld is meer gericht op de combinatie van arbeid met uitkeringen, ook bij het systeem van arbeidsongeschiktheid.

In het Belgische systeem zijn de prikkels om deel te nemen aan het arbeidscircuit eerder laag. ‘België is een van de landen waar men het snelst zijn uitkering verliest’, zegt Marx. Dat vertaalt zich in een hoge participation tax ­rate. In andere landen biedt het systeem meer prikkels om bijvoorbeeld een deeltijdse job aan te nemen. Uitkeringen gaan er maar gradueel omlaag.

Maar ons sociale systeem is minder uitgebouwd rond de ­mogelijkheden van zo’n hybride model (deeltijds werken met deeltijdse uitkering), zegt Marx. Historisch is het geconstrueerd rond twee situaties: mensen die werken en mensen die niet werken. Alle modellen tussenin – zoals een werkloze die af en toe een interimjob doet – gaan moeilijk. Bij die gecom­bineerde systemen verliest men sneller dan in andere landen (een deel van) zijn uitkering. ‘Nochtans is zowel de sociale zekerheid als de burger erbij gebaat dat de systemen het financieel interessant maken om extra te verdienen’, zegt Marx.

Transparante app

Voor Vanheukelom moet de overheid niet noodzakelijk de perfectie nastreven. ‘Als je de discriminatie wilt wegwerken, moet je het voordeel aan iedereen ­geven. Een selectiever en betaalbaarder systeem dat voor bijna iedereen goed werkt en maar voor een kleine groep niet, is voor mij oké.’

Ive Marx suggereert oplossingen die het interessanter moeten maken om op de arbeidsmarkt te komen. ‘In de eerste plaats moet de overheid de prikkels om te werken versterken. Ze moet het systeem eenvoudiger maken, met minder uitzonderingen. En het moet ook transparanter. Er moet één app komen die je vertelt wat je per saldo overhoudt door die promotie te aanvaarden of een (deeltijdse) job aan te nemen.’

DENDOOVEN, P. Werken kan u duur komen te staan. De Standaard, 12 maart 2019, 22.

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo