Hoe armer de ouders, hoe minder kinderen over geld weten

  • Vlaamse tieners weten veel over geld
  • Kloof autochtoon-allochtoon is groot
  • School moet leerlingen financieel opvoeden

Als je ouders elke ­euro in tweeën moeten bijten, krijg je dan als kind ongewild een les in centen tellen en verstandig omgaan met geld? Neen, blijkt uit een grootschalige bevraging bij jongeren over hun financiële geletterdheid. Die gebeurde in het kader van de zogenaamde Pisa-onderzoeken. Vlaamse 15-jarigen van wie de ouders tot het kwart rijksten behoren, scoren een vijfde beter dan leeftijdsgenoten van wie de ouders bij het kwart armsten zijn. Dat is in alle vijftien ­onderzochte landen het geval, maar in Vlaanderen is het verschil opvallend groot. Bovendien is het verschil de voorbije jaren nog groter geworden.

Kristof De Witte, professor ­onderwijseconomie aan de KU Leuven, is niet verbaasd. ‘We zien dat de invloed van de sociaaleconomische achtergrond in Vlaanderen ook erg groot is voor lezen en rekenen. Dit toont aan dat een hervorming in het secundair onderwijs echt nodig is om de ongelijkheid weg te werken.’

Ook kinderen met een migratieachtergrond doen het opvallend slechter in vergelijking met hun autochtone leeftijdsgenoten. Zelfs als er rekening mee wordt gehouden dat allochtone gezinnen gemiddeld armer zijn. Het verschil is de jongste jaren wel kleiner geworden, maar in Australië en Canada, bijvoorbeeld, doen kinderen met een migratieachtergrond het zelfs beter.

Op één na beste

Gemiddeld scoren de Vlaamse jongeren wel goed. Ze moeten alleen China laten voorgaan, waar bovendien alleen tieners uit enkele grote steden werden bevraagd. Een kwart van de Vlaamse tieners behaalt zelfs de hoogste score.

Voor De Witte is de goede internationale score geen reden om op de lauweren te rusten. Twaalf procent van de tieners haalt immers de allerlaagste score. ‘Dat is best verontrustend. Dat wil zeggen dat die jongeren niet weten wat ze moeten doen met een factuur en dat ze niet in staat zijn om eenvoudige berekeningen te maken.’

Scholen moeten nu al een inspanning doen om leerlingen financieel op te voeden, vindt De Witte. Ook al wordt financiële geletterdheid vanaf 1 september 2018 een onderdeel van de eindtermen voor de eerste graad. ‘Dat betekent dat elke 14-jarige de basiscompetenties moet behalen. Door alle leerlingen hierover les te geven zou de sociale ongelijkheid kleiner moeten worden. Zo zal de financiële kennis minder afhangen van het feit of kinderen het geluk hebben dat hun ouders het hen kunnen bijbrengen of niet.’

Uit de Pisa-resultaten blijkt dat tieners die vaker met hun ouders over geld spreken, beter scoren. Al is te vaak ook niet goed: kinderen die haast dagelijks met hun ­ouders over geld spreken, doen het immers slechter. Allicht omdat er dan geldproblemen zijn.

De Witte vindt dat er een grotere wisselwerking moet zijn tussen het onderwijs en de ouders. ‘Aan leerlingen kan bijvoorbeeld gevraagd worden om een oefening toe te passen op het huishoudbudget. Zo trek je ook de ouders mee in bad, wat de vicieuze cirkel kan doorbreken.’

DE SMET, D. Hoe armer de ouders, hoe minder kinderen over geld weten. De Standaard, 2017-05-26, 12.

 

 

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo