België is de inflatiekampioen van Europa geworden. De geldontwaarding kwam in maart uit op 2,24 %. Dat is slecht nieuws voor de economie.
België heeft zijn positie als Europees inflatiekampioen verstevigd. Vorige maand voerde ons land de Europese ranglijst al aan, en toen bedroeg de inflatie ‘maar’ 1,40 %. In welke mate België daarmee tegen de stroom inzwemt, blijkt als je kijkt naar de inflatie voor alle landen van de eurozone samen. Die was vorige maand negatief, en kwam toen uit op -0,20 %.
Dat België zo uit de band springt, heeft deels te maken met de heffingen op elektriciteit. Op 1 september vorig jaar werd de btw verhoogd van 6,00 naar 21,00 %. In maart kwam daar voor het eerst ook nog het effect van de Turteltaks bij. Elektriciteit leverde dan ook verreweg de grootste bijdrage aan het hogere indexcijfer.
Toch is de elektriciteitsprijs niet het hele verhaal. Vergeleken met een jaar geleden kost elektriciteit nu 36,70 % meer. Maar die prijsstijging wordt meer dan gecompenseerd door de lagere olieprijs. Huisbrandolie en motorbrandstoffen zijn veel goedkoper geworden, evenals aardgas. Voor alle energieproducten samen is de inflatie dan ook negatief.
De kerninflatie, zonder de onvoorspelbare componenten ‘energie’ en ‘verse voeding’, is met 2,44 % zelfs hoger dan de gewone inflatie. Met andere woorden: niet alleen elektriciteit, maar àlle levensbehoeften zijn de afgelopen jaar globaal meer dan 2,00 % in prijs gestegen. België is het enige land waar ECB-voorzitter Mario Draghi zijn doelstelling al overtroffen heeft.
Dat is slecht nieuws voor de Belgische economie. Het effect van de taxshift wordt er immers door gedempt. KBC-econoom Koen De Leus: ‘Door de taxshift heeft België zijn loonhandicap grotendeels weggewerkt. Dat is goed nieuws. Maar nu wordt dat effect tenietgedaan door de inflatie, die de indexering van de lonen sneller dan voorzien noodzakelijk maakt. Een noodlottige ontwikkeling’.
Door de hoge inflatie komt ook het einde van de indexsprong snel dichterbij. Het Planbureau heeft eerder deze maand berekend dat de spilindex in juli van dit jaar overschreden zou worden, zodat de uitkeringen in augustus omhoog zouden gaan en de ambtenarensalarissen in september. Maar die berekening was gebaseerd op een inflatiecijfer dat in geen enkele maand het peil van 2,00 % zou overschrijden. Voor maart voorzag het Planbureau een algemeen inflatiecijfer van 1,54 %, en 2,00 % voor de gezondheidsindex, waarop de lonen zijn gebaseerd. De werkelijke cijfers zijn 2,24 % en 2,72 %. Aanmerkelijk hoger dus, waardoor het waarschijnlijk wordt dat de loonsverhoging in tijd naar voren schuift. Dat betekent een extra kostenpost voor de overheid en voor heel wat bedrijven. Daar staan weliswaar ook hogere belastinginkomsten tegenover, maar die zullen de kosten niet compenseren.
