Je bent jong en je hebt al schulden

Lenen, wedden, te veel shoppen. Tieners zijn vatbaar voor financieel risicogedrag. ‘Als ouders het goede voorbeeld niet geven, moeten jongeren op school meekrijgen hoe je verstandig met geld omgaat.’

Money makes the world go round. En dan blijkt dat het al op jonge leeftijd verkeerd kan lopen. Twaalf procent van de jongeren vertoont financieel risicogedrag. Ze lenen, geven online te veel geld uit, of hebben de neiging tot dwangmatig kopen. Meer dan een kwart houdt weddenschappen voor geld met vrienden. Tien procent heeft al schulden.

Het staat allemaal in een onderzoek dat Ilse Cornelis (Centrum voor Bugetadvies en Budgetonderzoek, Thomas More-hogeschool) in 2013 deed naar het financieel gedrag bij bijna 2.500 jongeren uit de derde graad secundair.

In een internationale Pisa-test kwamen de Vlaamse leerlingen er goed uit, maar met hun kennis over geldzaken blijkt het in de Thomas More-studie pover gesteld. Voor een test met dertien vragen zakken ze gemiddeld net (met 43,00 %).

Een vijfde van de deelnemers zegt niet te weten of hun school aandacht schenkt aan financiële educatie. Van de jongeren die dat wel weten, geeft in Cornelis’ onderzoek bijna 14 procent aan dat er bij hen op school helemaal niets aan gedaan wordt. Dezelfde signalen kregen we bij de groep van tien leerlingen die de Vlaamse Scholierenkoepel uitstuurt in het eindtermen­debat en bij een groep jongeren die De Standaard zelf contacteerde (zie hiernaast).

Lesmateriaal veranderen

Dat zoveel jongeren aangeven nooit iets van financiële educatie meegekregen te hebben, kan ermee te maken hebben dat die materie, behalve in het bso, vorm kreeg in een zogeheten ‘vakoverschrijdende’ eindterm (Voet). Dat wil zeggen: het moet wel ergens ooit aan bod komen, maar is niet aan een vak gebonden. Daardoor wil het wel eens tussen de plooien vallen. Of het wordt minimaal ingevuld.

De onderwijsinspectie zegt dat de meeste scholen (negen op de tien) wel oké scoren voor de Voet’en in het algemeen, al is de steekproef voor financiële geletterdheid te klein.

‘Het gaat bij een Voet om een inspanningsverbintenis, niet om een resultaatsverbintenis’, zegt Lieven Viaene, inspecteur-generaal. ‘Scholen moeten aantonen er iets aan gedaan te hebben, maar we weten niet of de leerlingen er ook echt iets van opgestoken hebben.’

Voor het GO! mag financiële geletterdheid vakoverschrijdend blijven, maar dan moet het vak wel wat meer ‘afdwingbaar’ worden. ‘Het gaat tenslotte om functioneren in de samenleving’, zegt woordvoerster Sarina Simenon.

Het is niet dat er geen lesmateriaal voorhanden is. Zo heeft de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) samen met enkele scholen een pakket samengesteld, in eerste instantie voor het beroepsonderwijs (bso), maar ook elders bruikbaar. Het ligt in de bedoeling het materiaal te verruimen voor aso, tso en andere onderwijstypes. Momenteel is er materiaal voor de thema’s betaalmiddelen, budgetbeheer, lenen, sparen en beleggen, en verantwoord consumeren.

‘De respons is bemoedigend’, vindt projectleider Els Lagrou. Op een oproep voor proefprojecten reageerden bijna 100 scholen, veel meer dan de 25 kandidaten die beoogd werden.

Op het digitaal platform Wikifin@school, gelanceerd in oktober 2015, hebben zich al 550 mensen geregistreerd die gebruikmaken van de suggesties voor in de klas. Daarnaast worden de tools van Wikifin.be ook vaak geraadpleegd: het merendeel van de 11.500 gebruikers zijn leerlingen. Er blijkt dus een grote behoefte aan materiaal en veel scholen maken er wel degelijk werk van.

Wikifin biedt lesfiches aan waar leerkrachten mee aan de slag kunnen. Daar zitten, behalve spellen, video’s, quizzen, meer klassieke methodes in. Lagrou: ‘Uit de reacties die we krijgen van leerlingen, leerkrachten en pedagogisch begeleiders maken we op dat ze vrij gemakkelijk met het materiaal aan de slag kunnen en kunnen inspelen op de behoeften van de klassen.’

Ilse Cornelis pleit er vanuit haar onderzoeksresultaten voor om meer aandacht aan geldzaken te besteden op school. ‘Als het op vaardigheden aankomt, werkt het voorbeeldgedrag van de ouders heel sterk, maar bijna één op de vijf jongeren zegt dat zijn ouders geen goed voorbeeld zijn op financieel vlak. Die jongeren zijn dus aangewezen op wat ze via andere kanalen, zoals de school, aangereikt krijgen.’

En dat geldt voor alle leerlingen. ‘Maar voor jongeren in het beroepsonderwijs is het natuurlijk dringender: zij gaan sneller werken en staan sneller op eigen benen dan hun leeftijdsgenoten die voortstuderen.’

Verstokte loterijspeler

Econoom Geert Noels, die ook betrokken is bij het bestuur van een Antwerpse school, vindt de huidige eindterm in principe voldoende maar nogal ‘vaag en cryptisch.’ Ook hij is van oordeel dat toch zeker in het technisch en beroepsonderwijs financiële weerbaarheid best meer aandacht krijgt. ‘De jongeren die naar het hoger onderwijs doorstromen, pikken het wel elders op.’

‘Het is de kwetsbaarste groep die we moeten bereiken: de jongeren die later meer risico lopen op schulden. Die groep weet niet hoe ver ze kan springen met haar centen. Je moet hen aan het verstand brengen dat lenen bij een vriend niet bestaat. Ze riskeren ook meer problemen met gokken. De Belg is en blijft een verstokte loterijspeler.’

YSEBAERT, T. Je bent jong en je hebt al schulden. De Standaard, 2016-02-22, 12.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo