Gaat het nu de goede kant uit met de jobs, jobs, jobs in België of niet? De voorpagina’s van de De Tijd en De Standaard van 2 oktober 2015 lijken elkaar hierover tegen te spreken. Een blik achter de schermen van de statistieken.
Minder Belgen aan het werk, kopte De Standaard. Op de voorpagina van De Tijd: Werkloosheid Vlaanderen daalt snelst sinds 2011. Enkel afgaande op deze koppen zou je nog kunnen denken dat het verschil tussen de negatieve boodschap van De Standaard en de positieve van De Tijd te wijten is aan de geografische scope van beide artikels: België is niet Vlaanderen en het zou heel goed kunnen dat Vlaanderen goed presteert terwijl het Belgische gemiddelde naar beneden wordt getrokken door de situatie in Brussel en Wallonië. Maar er is veel meer aan de hand.
Want niet alleen spreken de artikels over andere delen van het land, ze slaan ook op andere periodes en op andere indicatoren. De Standaard heeft het over de werkzaamheidsgraad van het tweede semester van 2015 en gebruikt hiervoor Eurostat als bron. De Tijd gebruikt de werkloosheidscijfers van de VDAB voor de maand september.
Metadata
Een goed idee bij het schrijven over cijfers is een kijkje nemen in de metadata, de ‘data over de data’. Goede metadata beschrijft eenduidig wat er precies werd gemeten en hoe. We nemen de metadata van beide indicatoren eens onder de loep.
De werkzaamheidsgraad (‘employment rate’) wordt door Eurostat gedefinieerd als de verhouding tussen het aantal tewerkgestelde personen en de totale bevolking binnen dezelfde leeftijdsgroep. Een tewerkgestelde persoon is iemand die minstens 1 uur per week werkte voor een loon of een andere vergoeding tijdens de ‘referentieweek’. Het begrip referentieweek brengt ons bij de manier waarop deze cijfers werden verzameld: de gegevens van Eurostat worden vergaard aan de hand van wekelijkse enquêtes in elk land van de EU (lees hier meer over de zogenaamde Labour Force Survey).
De gegevens van de VDAB slaan op de zogenaamde niet-werkende werkzoekenden. Omdat bijvoorbeeld een werkzoekende die af en toe interimwerk doet ook tot deze categorie behoort, is het perfect mogelijk dat een werkzoekende volgens de definitie van de VDAB bij een interview voor het verzamelen van de Eurostat-gegevens toch als tewerkgestelde persoon wordt aanzien: als hij tijdens de afgelopen week maar minstens 1 uur heeft gewerkt wordt hij door Eurostat als tewerkgestelde beschouwd.
De cijfers van Eurostat en de VDAB zijn dus onmogelijk te vergelijken. Ze verschillen
- in geografie: Vlaanderen versus België
- in manier van verzamelen: enquête versus officieel geregistreerde gegevens
- in definitie: iemand die voor Eurostat als tewerkgesteld wordt aanzien, kan door de VDAB toch perfect geregistreerd worden als werkzoekende. Bovendien is het cijfer van Eurostat een relatief cijfer en wordt het beïnvloed door de totale bevolking van een land.
- in de tijdsdimensie: Eurostat geeft een gemiddelde over 3 maanden, de VDAB geeft een keer per maand een momentopname.
Maar gaat het nu beter of slechter?
De cijfers van Eurostat worden verzameld via enquêtes en hebben daardoor een zekere mate van onzekerheid.
De cijfers van Eurostat hebben een belangrijk voordeel: ze zijn geharmoniseerd over de landen van de EU. De Belgische cijfers kunnen dus vergeleken worden met deze van de buurlanden en de hele EU. Maar tegen dit voordeel staat een groot nadeel: ze worden verzameld via enquêtes en hebben daardoor een zekere mate van onzekerheid.
Om een idee te geven: in het meest recente rapport over de betrouwbaarheid van de Eurostat-cijfers wordt het aantal tewerkgestelden in België voor 2013 geschat op 4.530.000, plus of min een foutenmarge van 25.000 (dat is +/- 0,50 %). De werkloosheidsgraad werd geschat op 8,40 %, plus of min een foutenmarge van 0,3 procentpunten (dus tussen 8,10 % en 8,70 %). Voor trimestriële cijfers ligt de onzekerheid nog hoger dan voor jaarlijkse cijfers, aangezien daarvoor in totaal minder mensen worden ondervraagd.
De Standaard legt in het artikel op de binnenpagina’s de werkzaamheidsgraad ten tijde van het aantreden van de regering Michel (67,10 %) naast dit van het tweede kwartaal van 2015 (66,70 %). Gezien de foutenmarge op deze cijfers kunnen hieruit echter onmogelijk conclusies getrokken worden. Een vergelijking van de absolute cijfers, tot op 1 persoon nauwkeurig (er ‘zouden 18.348 jobs verloren zijn gegaan’ in de 9 maanden van de regering-Michel) is al helemaal nietszeggend. Bovendien is een tewerkgestelde niet hetzelfde als een job: 1 uur per week werken is zoals hierboven beschreven voor Eurostat al voldoende om als tewerkgestelde te boek te worden gesteld.
De cijfers van de VDAB waarover De Tijd bericht zijn wel tot op 1 persoon nauwkeurig: op 30 september 2015 waren er exact 237.736 personen ingeschreven die door de definitie die de VDAB hanteert als niet-werkende werkzoekende wordt beschouwd. Nadeel van de VDAB-cijfers zijn dan weer dat het echte momentopnames zijn en we niet weten hoe groot de variaties op korte termijn zijn. Hoe was bijvoorbeeld de toestand op 15 september of gemiddeld over de hele maand september? En over hoe het aantal werkzoekenden zich verhoudt ten opzichte van het aantal jobs is ook weer een hele discussie op zich.
Meest betrouwbaar
De meest betrouwbare gegevens over de binnenlandse werkgelegenheid worden gepubliceerd door de Nationale Bank, die het gemiddeld aantal werkzame personen per kwartaal geeft op basis van geregistreerde gegevens van de instellingen van de sociale zekerheid. Voor het laatste kwartaal van 2014 tonen deze cijfers een toename van 5.700 banen ten opzichte van het kwartaal voordien. Voor de eerste twee kwartalen van 2015 tonen de cijfers respectievelijk een toename van 8.000 en 9.200 banen. Voor het hele jaar 2014 werd een toename van 17.600 jobs ten opzichte van 2013 opgetekend.