‘Ik ben een machine, gemaakt om te winnen’

Het is maar een spel­le­tje. En toch. Als Mi­chel Preud’homme Club Brug­ge – tien jaar zon­der titel! – straks kam­pi­oen maakt, ver­dient hij en nie­mand an­ders de prijs van Ma­na­ger van het Jaar. Een ge­sprek over win­nen, lei­der­schap en sprin­gen als een klein kind. ‘Een klas­siek be­drijf lei­den zou mis­schien beter voor mij zijn. Maar voet­bal… dat is leven. Echt leven.’

Een grap­je, een kwink­slag, en­ge­len­ge­duld met naar ti­tels hen­ge­len­de sport­jour­na­lis­ten. Mi­chel Preud’homme was goed­ge­luimd gis­te­ren­mid­dag in het pers­zaal­tje van het Jan Brey­del-sta­di­on. Club Brug­ge hield er haar laat­ste pers­con­fe­ren­tie voor de start van de play-offs, de na­com­pe­ti­tie met de beste zes ploe­gen van het voor­bije sei­zoen in de hoog­ste Bel­gi­sche voet­bal­klas­se. Die start zon­dag, Brug­ge speelt maan­dag zijn eer­ste wed­strijd, tegen Standard Luik. Noch­tans is de druk op Club im­mens. Ja, het pakte de Beker twee weken ge­le­den tegen An­der­lecht. En het staat in de kwart­fi­na­le van de Eu­ro­pa Lea­gue. Maar tien jaar zon­der titel vreet. Ie­der­een wil het zo hard.

Preud’homme houdt de druk af. Ook al mist hij vier ba­sis­spe­lers door bles­su­res. ‘We heb­ben al wat be­reikt dit sei­zoen. Dat is het be­wijs dat onze me­tho­de re­sul­ta­ten op­le­vert. Al­leen zul­len we op het eind van het sei­zoen pas zien hoe­veel re­sul­ta­ten pre­cies.’ Club Brug­ge draait weer. En daar­voor wijst ie­der­een in en rond de club voor­al naar één man: Preud’Homme, trai­ner bij de West-Vla­min­gen sinds 2013. Preud’homme laat zijn spe­lers niet ge­woon aar­dig tegen een bal trap­pen, hij be­gees­tert, hij jaagt aan. ‘Hij is com­pleet be­ze­ten op een po­si­tie­ve ma­nier’, zei zijn aan­voer­der op het veld, Timmy Si­mons, in Humo. ‘Hij ziet din­gen in men­sen die an­de­ren niet zien’, zegt de Ne­der­land­se mid­den­vel­der Ruud Vor­mer in de Volks­krant, die het Club Brug­ge van Preud’homme on­langs ‘de beste voet­bal­ploeg van de Be­ne­lux’ noem­de.

De man die in een vorig leven een kee­per van we­reld­for­maat was, is een fe­no­meen. Een su­per­coach, maar ook een emo­ti­o­ne­le brul­boei aan de zij­lijn. Een con­tro­le­freak die soms de con­tro­le over zich­zelf ver­liest. Maar hij wordt op han­den ge­dra­gen door zijn spe­lers. En door velen die met hem ge­werkt heb­ben. Ook door Mi­chel Lou­wa­gie, ma­na­ger van AA Gent, waar Preud’homme twee sei­zoe­nen trai­ner was. ‘Voor­zit­ter Ivan De Witte en ik gaan al tien jaar elke week eten met onze trai­ner. Preud’homme is de enige die in al die jaren ons ge­trak­teerd heeft. Hij is in­tel­li­gent, hij kent zijn we­reld, hij weet hoe hij met men­sen moet om­gaan.’ Zo goed dat hij ook een be­drijf zou kun­nen lei­den? ‘Ja, dat denk ik wel’, zegt Preud’homme.

Hoe zou u uw ma­nier van wer­ken om­schrij­ven?
Mi­chel Preud’homme: ‘In het voet­bal kun je niet alles voor­spel­len. In een klas­siek be­drijf lukt dat beter. Een bal op de paal, een rode kaart, een toe­val­li­ge goal, dat zijn fac­to­ren in het voet­bal waar­op je geen grip hebt en die alles kun­nen ver­an­de­ren. Dus pro­beer ik alles waar­op ik wel grip heb, goed te doen. Dat be­te­kent: or­ga­ni­sa­tie. In alles. Zon­der or­ga­ni­sa­tie heb je chaos. Ik pro­beer zo veel mo­ge­lijk te con­tro­le­ren.’

Hoe gaat dat in de prak­tijk?
Preud’homme: ‘Club was al goed ge­struc­tu­reerd toen ik hier te­recht­kwam. Ik heb mijn struc­tuur daar in­ge­past. Dat be­te­kent: mijn idee op­ge­legd over hoe we moe­ten spe­len. Maar goede or­ga­ni­sa­tie be­te­kent ook: elke dag maken dat alles werkt. In elk de­par­te­ment van de club dat wat met het spor­tie­ve te maken heeft, zit ie­mand van mijn staf: van de jeugd tot de in­fra­struc­tuur, de com­mu­ni­ca­tie en de pers. De spe­lers moe­ten niet zagen over koud water in de dou­che, dat moet op­ge­lost zijn voor ze kun­nen zagen. Gaan­de­weg voel je dat de spe­lers rus­tig wor­den door zo’n struc­tuur. Die rust heb­ben ze nodig om op hun job te kun­nen fo­cus­sen. Dat is ty­pisch men­se­lijk. Als ze ex­cu­ses heb­ben om hun job niet te doen, dan zul­len ze die ge­brui­ken. Dus ver­ze­ker ik dat ze geen ex­cu­ses heb­ben, zodat ze kun­nen pres­te­ren.’

Zijn de spe­lers van Club Brug­ge rus­ti­ger ge­wor­den onder uw hoede?
Preud’homme: (denkt na) ‘Ik voel dat ze rus­tig zijn. Ik lees hun in­ter­views. Ze zeg­gen dat het dui­de­lijk is wat de lijn van de club is van­daag. Dat is ook door wat de club al deed voor ik hier kwam. Maar ik heb wel dui­de­lijk ge­zegd: ‘We gaan dat en dat en dat doen. En dat doen we daar­om en daar­om en daar­om.’ We heb­ben re­gels, straf­fen en boe­tes. Maar eerst moet je de din­gen uit­leg­gen. Maken dat de spe­lers weten tus­sen welke lij­nen ze kun­nen lopen. Daar­op kun je be­gin­nen te bou­wen. Een­zelf­de her­ken­ba­re struc­tuur pro­beer ik in ons spel te bren­gen. Als je voelt dat de spe­lers die onder de knie heb­ben, kun je ze al­ter­na­tie­ve speel­stij­len aan­le­ren. En zo ont­wik­kelt een ploeg zich ver­der en kan ze ver­ras­sen­der uit de hoek komen voor de te­gen­stan­der.’

Past u zich aan aan de groep men­sen onder u? Of legt u uw stijl op?
Preud’homme: ‘Elke ploeg die ik ge­coacht heb, speel­de op een an­de­re ma­nier. Hoe je voet­bal speelt, hangt af van de spe­lers die je ter be­schik­king hebt. Met Vic­tor Vázquez (de mo­men­teel ge­bles­seer­de ster­spe­ler en draai­schijf van Club Brug­ge, red.) speel je an­ders dan zon­der. Maar het ba­sis­prin­ci­pe van de or­ga­ni­sa­tie blijft al­tijd het­zelf­de.’

Club Brug­ge won de Beker. Uw spe­lers toon­den toen een echte win­naars­men­ta­li­teit. Uw voor­zit­ter, Bart Ver­haeg­he, prees u al omdat u die goed over­brengt op de spe­lers. Hoe doet u dat pre­cies?
Preud’homme: ‘Ze kij­ken naar hoe ik ben. Dat is één. Bo­ven­dien heb ik veel met hen ge­praat. Ik heb ze ge­zegd: jul­lie gaan op het einde van jul­lie carrière goed geld ver­diend heb­ben. Maar als je daar staat zon­der ti­tels, zon­der prij­zen, zon­der dat­ge­ne waar­voor je voet­bal­ler ge­wor­den bent… Wat heb je dan? Ik heb ze uit­ge­legd dat win­nen even be­lang­rijk is als het fi­nan­ciële. En aan die ge­sprek­ken heb ik spel­le­tjes vast­ge­kop­peld.’

Spel­le­tjes?
Preud’homme: ‘Oh, stom­me din­gen. Op trai­ning or­ga­ni­se­ren we par­tij­tjes met drie ploe­gen. De win­naar mag di­rect stret­chen en dan naar bin­nen. De twee­de moet de goals van het veld halen. En de derde moet twee rond­jes in vol tempo rond het veld lopen. (lacht breed) Ik werk con­stant met spel­le­tjes. Omdat het over spe­lers gaat. Dat zijn kin­de­ren. Ik ben 56 en zelfs ik ben nog een kind. Zo leer je ze win­nen. An­de­ren moet je dan weer tem­pe­ren omdat ze zo ge­dre­ven zijn dat ze ie­der­een kapot zou­den stam­pen op trai­ning. Die moet je kal­me­ren.’

Van wie hebt u dat ge­leerd?
Preud’homme: ‘Rien ne se perd, rien ne se crée, tout se trans­for­me.’ Je ko­pi­eert het beste van alles wat je te­gen­komt, en past die ideeën in je eigen per­soon­lijk­heid. Ik heb veel op­ge­pikt van de top­spe­lers met wie ik samen heb ge­speeld. Ook heb ik als spe­ler en later als tech­nisch di­rec­teur bij Ben­fi­ca een pak top­coa­ches zien pas­se­ren. Ro­bert Was­ei­ge, Ray­mond Goet­hals, Guy Thys, Ernst Hap­pel, Artur Jorge, Jupp Heyn­c­kes en José Mour­in­ho (die hij bij Ben­fi­ca bin­nen­haal­de als trai­ner, red.): ze heb­ben me al­le­maal erg beïnvloed, zon­der dat ik op een van hen lijk. Bo­ven­dien heb ik al­tijd bij ploe­gen ge­speeld die voor de eer­ste plaats speel­den. En ik heb al­tijd ploe­gen ge­traind die op zijn minst een plaats aan de top am­bi­eer­den. Dat komt, denk ik, omdat ik als jeugd­spe­ler bij Standard ben op­ge­leid om te win­nen. Dat heb­ben ze van mij ge­maakt: een ma­chi­ne om te win­nen.’

Ruud Vor­mer zei dat u als trai­ner iets in hem hebt ge­zien dat an­de­re men­sen niet zagen. Wat ziet u dan?
Preud’homme: ‘Ik had Ruud zien spe­len in Ne­der­land, toen ik er coach was. Hij speel­de daar als de meest ver­de­di­gen­de mid­den­vel­der, een po­si­tie die zijn aan­val­len­de kwa­li­tei­ten on­der­be­nut­te. Mijn buik­ge­voel zei me dat er veel meer uit hem te halen viel. Toen Vin­cent Man­naert zei dat hij een optie was, heb ik met­een ge­zegd dat hij hem moest vast­leg­gen. Ik heb Ruud ge­zegd dat hij meer kon dan wat hij in Ne­der­land deed, en we zijn daar­op be­gin­nen te trai­nen. Het is al­tijd een beet­je een gok, maar Ruud is mijn grote ge­lijk op het veld aan het be­wij­zen.’

Is dat puur fee­ling?
Preud’homme: ‘Voor Bar­cel­o­na, Bay­ern München en Real Ma­drid is het sim­pel. Zij pak­ken de lijst met beste spe­lers ter we­reld en kopen wie het best in hun team past. Geld is geen be­let­sel. Wij moe­ten op zoek naar spe­lers met kwa­li­tei­ten, van wie we ver­moe­den dat er nog meer kwa­li­teit in zit. Het gaat om ta­lent de­tec­te­ren dat nog niet af is, en dat je ver­der kan ont­wik­ke­len. Als je het re­ser­voir aan ta­lent dat onder het op­per­vlak zit, naar boven kunt halen, heb je een veel be­te­re spe­ler dan je hebt ge­kocht, en kun je hem met een meer­waar­de door­ver­ko­pen. Dat is hoe je als Eu­ro­pe­se sub­top­per het ver­schil kunt maken met de con­cur­ren­ten.’

Is dat ook de reden waar­om Clubs beste voet­bal­lers, Vic­tor Vázquez en Lior Re­fae­lov, onder u beter zijn gaan spe­len?
Preud’homme: ‘Ik moet ze geen bal meer leren con­tro­le­ren, dat kun­nen ze hon­derd keer beter dan ik. Maar ik laat ze wel an­ders func­ti­o­ne­ren op het veld, waar­door ze mis­schien ef­fi­ciënter wor­den. Dat komt terug in mijn voet­bal­fi­lo­so­fie. Spe­lers moet je so­wie­so al­tijd over­tui­gen. Als je als trai­ner over­al hebt ge­won­nen, dan kun je daar twee tot drie maan­den op teren. De rest is over­tui­ging. Je moet hen over­tui­gen dat wat je vraagt, iets op­brengt. Dan gaan ze mee in je fi­lo­so­fie.’

Heeft u les­sen pe­o­p­le ma­na­ge­ment ge­volgd? Een ba­sis­cur­sus psy­cho­lo­gie?
Preud’homme: ‘Nee, al­leen een trai­ners­cur­sus. Net omdat je je­zelf to­taal op­of­fert voor dit vak, let je ook op alles. Zon­der dat mijn spe­lers het zelf be­sef­fen, hou ik ze con­stant in de gaten. Ik zie heel snel dat er iets scheelt, en dan zoek ik be­wust de dia­loog op. Mee­st­al gaat het om klei­ne per­soon­lij­ke pro­bleem­pjes, maar dat is ge­noeg om een voet­bal­ler uit zijn lood te slaan. En als het niet op­ge­lost wordt, kan hij nooit op­ti­maal pres­te­ren. Als je zoals ik zo veel mo­ge­lijk struc­tuur en con­tro­le wil, moet je ver­mij­den dat er zand in de ma­chi­ne komt. Een cur­sus psy­cho­lo­gie zou mis­schien hel­pen, maar ik doe alles lie­ver op ge­voel en intuïtie, ook omdat ik heel graag naar men­sen kijk. Het zal mis­schien raar klin­ken, maar ik zie mijn spe­lers graag. Daar be­gint alles bij. Als je ie­mand graag ziet, dan wil je ook op­recht dat hij zich ge­luk­kig voelt en dat hij goed in zijn vel zit. Dat wil ook zeg­gen dat je heel streng moet dur­ven te zijn, net als met je kin­de­ren.’

Het is geven en nemen?
Preud’homme: ‘Ik ben tot dat besef ge­ko­men tij­dens mijn trai­ners­pe­ri­o­de in Sau­di-Ara­bië. Ik kwam niet al­leen te­recht in een to­taal an­de­re cul­tuur, bij mijn aan­komst heerste in de spe­lers­groep ook geen en­ke­le dis­ci­pli­ne. Toen ik vroeg hoe lang voor de trai­ning de spe­lers naar de club kwa­men, was het ant­woord dat de trai­ner wacht­te tot de spe­lers kwa­men om met de trai­ning te be­gin­nen. Na drie maan­den vech­ten heb ik ein­de­lijk de men­ta­li­teit kun­nen ver­an­de­ren en was ie­der­een er een uur voor de trai­ning. Toen ik op­stap­te bij de club, zijn de spe­lers al­le­maal af­scheid komen nemen. Ze zei­den me dat ze al­tijd het ge­voel had­den ge­kre­gen dat ik ze graag zag, en dat ik de eer­ste trai­ner was waar­bij ze zich zo had­den ge­voeld. Het was met­een de reden waar­om ze voor mij door het vuur wil­den gaan en alle kri­tiek heb­ben ge­ac­cep­teerd. ‘Trai­ner, je hebt een wit hart’, klonk het. Dat is het mooi­ste com­pli­ment dat je mij kunt geven.’

Maar er zijn toch ook spe­lers met wie het niet klikt?
Preud’homme: ‘Je kunt niet ie­der­een over­tui­gen. Ik ben ge­dul­dig en leg het des­noods hon­derd keer uit. Maar als één of twee spe­lers het niet op­pik­ken en de rest wel, ligt het pro­bleem bij hen en niet bij de trai­ner. Maar zelfs spe­lers die een jaar lang op de bank zit­ten, krij­gen al­tijd een nieu­we kans. Ik ser­veer nooit ie­mand he­le­maal af, zelfs de moei­lijk­ste ka­rak­ters niet.’

Heeft u er spijt van dat het bij­voor­beeld niet lukte met Maxi­me Les­ti­en­ne?
Preud’homme: ‘Max zat met zijn hoofd al bij een bui­ten­land­se club toen ik bij Club Brug­ge ben ge­ko­men. Het was te laat. Hij wilde de in­span­ning niet meer doen om in mij te in­ves­te­ren. Maar Max is een heel goeie jon­gen. (glim­lacht breed) Ik ben heel kwaad op hem ge­weest, maar daar had ik al­tijd met­een spijt van, net omdat hij nie­mand een vlieg kwaad doet en omdat hij zo’n lieve gast is. Ik heb al­leen een pro­bleem met spe­lers als ze een ge­vaar wor­den voor de dy­na­miek in de groep. Dat is Les­ti­en­ne nooit ge­weest, ik heb al­leen spijt dat hij niet op­pik­te wat ik hem zei. Maar het voelt niet als een ne­der­laag. Max is een uit­zon­der­lijk ta­lent. Hij moet al­leen de klik nog maken dat voet­bal meer is dan een spel­le­tje.’

Uw ma­nier van wer­ken lijkt duur­zaam voor Club Brug­ge. Maar hoe duur­zaam is ze voor uzelf?
Preud’homme: ‘Ik ben voet­bal blij­ven spe­len tot mijn veer­tig­ste. Ik was nog top­fit, maar ik kon het niet meer op­bren­gen om vol­gens de rou­ti­ne van de prof­voet­bal­ler te leven. Ik denk dat dat me ook als trai­ner op een dag zal over­ko­men. Zodra ik voel dat ik mijn leven niet meer vol­le­dig in het teken wil laten staan van het voet­bal, stop ik als coach. Het is heel ver­moei­end. Dit sei­zoen heb ik zo goed als geen vrije dag gehad. Ik ben van ’s mor­gens vroeg tot ’s avonds laat bezig, zeven op zeven. Ge­luk­kig zijn de ver­ga­de­rin­gen met Vin­cent en Bart mee­st­al op res­tau­rant. Dat is mijn beet­je ont­span­ning.’

Wat doet de stress van een wed­strijd met u?
Preud’homme: ‘Ik ken mijn re­pu­ta­tie als wil­de­man. Maar eer­lijk, ik ben al veel rus­ti­ger ge­wor­den. De dag na een wed­strijd ben ik al­tijd heel erg moe, ook omdat ik ’s nachts niet kan sla­pen van de adre­na­li­ne in mijn lijf en ik de film van de wed­strijd in mijn hoofd blijf af­spe­len.’

‘Een leven in de voet­bal­le­rij is ook ver­moei­end omdat je con­stant op je hoede moet zijn. Je moet aan­vaar­den dat er men­sen zit­ten te wach­ten tot je een fout maakt om je hard aan te pak­ken. Wat voor an­de­re men­sen een klei­ne fout is, wordt in mijn geval uit­ver­groot tot een halve cri­mi­ne­le daad. En het wordt erger, in een we­reld waar­in be­ken­de men­sen om een voor mij on­ver­klaar­ba­re reden meer dan ooit onder een ver­groot­glas lig­gen. Maar ik blijf me daar­te­gen ver­zet­ten. Ik be­grijp dat we een voor­beeld­func­tie heb­ben, en dat daar ver­ant­woor­de­lijk­he­den bij horen, maar ik wei­ger me daar­om te ge­dra­gen als een mis­ter per­fect. Ik maak fou­ten, net als ie­der­een, en dat is mijn recht.’

Bent u echt rus­ti­ger ge­wor­den? Of hebt u ge­woon min­der re­de­nen om u op te win­den?
Preud’homme: ‘Ik heb ge­leerd om meer in te slik­ken. Dat is moei­lijk. Ik heb een La­tijns tem­pe­ra­ment. Daar horen ge­roep en ge­ba­ren bij maar ik ben nooit on­be­leefd. Ik besef dat de te­le­vi­sie­beel­den mijn zaak niet be­plei­ten, maar als ik ach­ter­af naar mijn uit­bar­stin­gen kijk, vind ik mee­st­al dat ik ge­lijk heb. Ik scheld ook nooit men­sen per­soon­lijk uit. Maar ik wil men­sen niet meer de mo­ge­lijk­heid geven me te straf­fen. Want ik straf niet al­leen me­zelf, maar voor­al de club en spe­lers.’

Een leven zon­der voet­bal: kunt u zich dat voor­stel­len?
Preud’homme: ‘Ja. Maar ik ben nog niet weg. Trou­wens, er zijn ook an­de­re, rus­ti­ge­re jobs in het voet­bal dan trai­ner. Ik kan ook al­tijd voet­bal­com­men­ta­tor wor­den.’

Als voet­bal­com­men­ta­tor moet u de kick van het win­nen wel laten varen.
Preud’homme: ‘Mis­schien heb ik op een dag geen zin meer in die roes van het win­nen. Er zijn nog an­de­re din­gen in het leven. Ik weet het niet.’

Zou u ook een goede ma­na­ger kun­nen zijn in een ge­woon be­drijf?
Preud’homme: ‘Ik denk het wel. Een goede ma­na­ger moet zijn men­sen kun­nen over­tui­gen dat zijn weg de juis­te is. Dat is het­zelf­de als in het voet­bal. Mis­schien is het nog ge­mak­ke­lij­ker, omdat je er meer con­tro­le hebt. (denkt na) Mis­schien zou ik me dan beter voe­len, met meer con­tro­le. Maar ik zou ook niet meer de ex­tre­me emo­ties mee­ma­ken zoals pas na het win­nen van de Beker.’

Fa­bi­an Can­cel­la­ra zei on­langs dat hij het jam­mer vond dat niet ie­der­een het geluk kan voe­len om als eer­ste over de fi­nish te rij­den in de Ronde van Vlaan­de­ren.
Preud’homme: (knikt) Win­nen, dat voelt als een ont­plof­fing. (staat recht, balt de vuis­ten en maakt een over­win­nings­ge­baar) Dat is leven. Echt, dat voelt als leven. In een ge­woon be­drijf heb je dat niet. Ik denk niet dat er in veel be­drij­ven wordt ge­spron­gen en ge­juicht bij goede jaar­re­sul­ta­ten. Het geluk dat je voelt als je met een hele groep men­sen goals en zeges kunt vie­ren… Neem de be­ker­fi­na­le. In de 88ste mi­nuut was ik dol­ge­luk­kig, in de 89ste mi­nuut (toen scoor­de An­der­lecht, red.) zat ik in een diepe put en in de 92ste (toen Club de 2-1 scoor­de) was er weer een ex­plo­sie van geluk. Het is als een be­drijf dat eerst een enor­me winst maakt, dan fail­liet gaat en daar­op weer een su­per­winst maakt. Dat be­staat niet.’

Met hoe­veel pun­ten voor­sprong wordt Club kam­pi­oen?
Preud’homme: (lacht) ‘Als we maar kam­pi­oen wor­den.’

BERVOET, D. ‘Ik ben een machine, gemaakt om te winnen’. De Tijd, 2015-04-04, 37
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo