Semantiek

De rol die semantiek speelt in de economie, is daar eigenlijk al eens onderzoek naar gedaan? Neem de woorden ‘handelstekort’ en ‘handelsoverschot’. Dat zijn niet gewoon neutrale woorden om een getalsmatig gegeven aan te duiden. Nee, het zijn woorden met een gevoelsbetekenis.

Een tekort klinkt als iets dat verkeerd zit en rechtgetrokken moet worden. Het is nooit fijn om ergens onvoldoende van te hebben. Een overschot is dan weer iets om je in te koesteren en over te verheugen. Ergens te veel van hebben, dat geeft wel een prettig gevoel. Dat is de reden waarom Donald Trump zijn handelstekorten weg wil werken. Want ze zitten hem niet lekker. En ze zijn, in zijn woorden, ‘niet eerlijk’.

De terminologie is verkeerd, merkte de econome Megan Greene deze week op in de Financial Times. Deze woorden zijn in feite niets meer dan een boekhoudkundig begrip. Als er overschotten zijn, moeten er ook tekorten zijn. Het is wiskundig onmogelijk dat alle landen ter wereld meer exporteren dan importeren. Andersom evenzeer. Op wereldschaal is er per definitie een evenwicht. Wie exporteert, moet dat doen naar landen die importeren. Dat is een simpele rekensom, waarin het ene niet per se slechter is dan het andere. Greene concludeert: ‘De taal van de moraliteit verleidt Amerika tot onnodige en dure handelsoorlogen.’

Dat een handelstekort helemaal niet zo erg is, bewijzen de VS elke dag. Het tekort is al jarenlang aan het oplopen, maar de Amerikaanse economie heeft daar niet noemenswaardig onder geleden. Integendeel, het land staat er economisch uitstekend voor. Met enige goede wil zou je zelfs kunnen zeggen dat het handelstekort het gevolg is van de blakende conditie van de Amerikaanse economie. Bedrijven maken winst en breiden uit, consumenten worden welvarender en kopen meer. De groei leidt dus tot een grotere behoefte aan grondstoffen en consumptiegoederen. Het buitenland is maar al te bereid om de Amerikanen van dienst te zijn.

De lopende rekening, waar de handelsbalans deel van uitmaakt, is zoals gezegd een boekhoudkundig gegeven. Het is het verschil tussen wat gespaard wordt en wat uitgegeven wordt. Als er meer wordt uitgegeven dan gespaard, zoals in de VS, is er een tekort. Als er meer gespaard wordt dan uitgegeven, zoals in China en Duitsland, is er een overschot. ‘Dat is geen theorie waar je het al dan niet mee eens kan zijn, het is een definitie’, schrijft Greene.

Het handelstekort heeft trouwens ook een niet te versmaden keerzijde. Het geld dat de Amerikanen aan de Chinezen betalen om hun consumptienoden te bevredigen, wordt deels weer gebruikt om de overheidstekorten te financieren. China bezit een kleine 1.200 miljard dollar aan Amerikaanse overheidsobligaties. Is dat ook ‘niet eerlijk?’ Zonder de Chinezen zouden de VS het moeilijker hebben om hun staatsschuld gefinancierd te krijgen.

Het handelstekort zou afnemen als de Amerikanen minder zouden consumeren en meer zouden sparen. Maar is dat een gewenste ontwikkeling? Het gebeurde tijdens de Grote Depressie. Door het ineenzakken van de economie nam het handelstekort dramatisch af. Een typisch voorbeeld van een middel dat erger is dan de kwaal.

MOOIJMAN, R. Semantiek. De Standaard, 2018-04-07, E2.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo