mens en samenleving logo

Nee, het leven is niet zóveel duurder geworden

Vandaag publiceert de Fod Economie opnieuw cijfers over hoeveel duurder het leven de afgelopen maand geworden is. De voorbije maanden bedroegen de prijsstijgingen telkens ongeveer twee procent tegenover een jaar eerder. Dat lijkt niet veel, maar op lange termijn kan het wel tellen. In twintig jaar tijd zijn de prijzen met bijna de helft gestegen.

Maar is het leven écht zoveel duurder geworden? De Franse econoom Philippe Aghion heeft daar ernstige twijfels over. Het probleem, stipt hij aan in een nieuw onderzoek, is dat inflatie niet zo makkelijk te meten is. Doordat er steeds nieuwe en betere producten op de markt komen, verdwijnen er ook andere. Neem de smartphone – amper een decennium op de markt – die tegelijk een rekenmachine, gps, fototoestel en kompas is. Daardoor maken sommige producenten niet langer hun ‘traditionele’ toestellen. Dat stuurt de inflatiemeting in de war, stelt Aghion, doordat de statistici gewoon voort rekenen met de overlevende producten.

De meetfout is aanzienlijk. In de voorbije dertig jaar lag de gemeten inflatie in de Verenigde Staten gemiddeld 0,64 procentpunt te hoog, aldus Aghion en zijn co-auteurs. Over dat precieze getal kan gediscussieerd worden, maar er zijn geen redenen om aan te nemen dat die overschatting ook niet in Europa plaatsvindt.

Die overschatting is niet onschuldig. Als de geschatte inflatie te hoog is, dan is de geschatte werkelijke groei te laag. Want om te bepalen hoeveel inkomen een land werkelijk produceert, wordt het groeicijfer gecorrigeerd voor de inflatie. Wat dus betekent dat we in het verleden de groei waarschijnlijk te veel gecorrigeerd hebben. Het goede nieuws: eigenlijk is onze rijkdom sterker gestegen dan de cijfers vertellen.

Het inflatiecijfer bepaalt ook hoeveel de lonen en uitkeringen stijgen, zeker in ons land met de automatische indexering. Als de vastgestelde inflatie hoger is dan de werkelijke, dan stijgen de lonen en uitkeringen te veel. Door de indexaanpassingen kan de werkende of uitkeringstrekker niet alleen zijn koopkracht op peil houden, hij wint zelfs aan koopkracht. Dat hoeft niet per se problematisch te zijn, gezien inflatie en werkelijke groei communicerende vaten zijn. En je kan stellen dat ook werknemers recht hebben op een deel van de reële groei.

Ook voor de centrale banken heeft de inflatiemeting gevolgen: als ze een inflatie van 2 procent willen, moeten ze eigenlijk mikken op meer. Want de gemeten inflatie van 2,00 % is door de overschatting eigenlijk maar pakweg 1,50 %. Zo’n hogere doelstelling zou meteen ook de soepelheid van het monetaire beleid en de gekozen rentevoeten beïnvloeden. En zo ook de groei – ook al meten we die verkeerd.

DE SMET, D. Nee, het leven is niet zóveel duurder geworden. De Standaard, 2017-11-29, 20.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers