De sociale zekerheid behoort ons toe (en niet de staat)

Bea Cantillon is gewoon hoogleraar en directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck aan de Universiteit Antwerpen
Hier gaan we weer: de rol van de uitbetalingsinstellingen van de sociale zekerheid wordt weer eens in vraag gesteld. Eerst de mutualiteiten, nu de vakbond naar aanleiding van een erg twijfelachtige lezing van de cijfers die de RVA publiceerde over onterechte uitbetalingen van de werkloosheidsuitkeringen (’291 miljoen stempelgeld onterecht uitbetaald’, DM 16/4). Tijd om nog eens de puntjes op de i te zetten.

Het aantal vaststellingen van onterechte uitbetalingen door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) stijgt elk jaar, berichtten Het Laatste Nieuws en deze krant. Dat heeft evenwel niet te maken met fouten bij de RVA of bij de uitbetalingsinstellingen (de vakbonden, zeg maar) zoals Zuhal Demir (N-VA) opperde, maar wel met een efficiëntere fraudebestrijding. Zo reageerde tenminste de RVA gisteren, en ik heb geen reden om daaraan te twijfelen. De 291 miljoen euro waarvan sprake is om te beginnen een gecumuleerd bedrag over de jaren heen. Voor het jaar 2014 blijkt 139 miljoen euro terugvorderbaar, een bedrag dat staat tegenover een totaal uitkeringsbedrag van ongeveer 11 miljard euro. We debatteren alles bij elkaar over een weeffout van nauwelijks een procent.

De discussie die zich nu tussen Zuhal Demir (N-VA) en John Crombez (sp.a) ontspint, raakt niettemin iets essentieels. In België worden in de sociale zekerheid de uitvoeringstaken, namelijk de uitbetaling van uitkeringen en het directe contact met de verzekerde vooral waargenomen door de private instellingen die in het systeem worden opgenomen. In de sectoren van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de werkloosheid en de kinderbijslagen, zijn het respectievelijk de ziekenfondsen, vakbonden en patronale compensatiekassen die voor de uitbetaling instaan. In het stelsel van de zelfstandigen staan de eveneens private sociale verzekeringskassen in voor de inning van de bijdragen. Telkens zijn er ook openbare hulpkassen voorzien, voor wie weigert of nalaat zich aan te sluiten bij een private instelling. Van deze hulpkassen wordt echter slechts in vrij beperkte mate gebruikgemaakt.

Wat is de bestaansreden van deze organisatievorm? Ten eerste zijn er historische redenen. De sociale zekerheid is tijdens de industrialisering van onderen uit gegroeid als antwoord op de grote sociale problemen die we kennen van de film Daens. Om elkaar te helpen namen arbeiders kleine plaatselijke initiatieven om samen wat te sparen, en elkaar ‘onderlinge bijstand’ te bieden in geval van ziekte, overlijden of werkloosheid. Dat zijn de kiemen van wat later de mutualiteiten, de coöperatieven en de vakbonden zouden worden. Dat is het begin van de sociale zekerheid: niet van bovenuit opgelegd, maar als stelsels van vrijwillige verzekeringen. Bij de staat groeide het besef dat deze initiatieven zinvol waren om de sociale rust te herstellen. Ze werden erkend, gesubsidieerd en opgenomen in het systeem van sociale zekerheid wanneer deze verplicht werd gemaakt. Dat is wat de geschiedenis ons leert: onze sociale zekerheid is niet van de staat, ze is pluralistisch en werkt met vele private organisaties.

Welke zijn daar vandaag de voordelen van? Deze vorm van pluralisme laat de verzekerden toe vrij te kiezen tussen de verschillende ziekenfondsen, vakbonden en sociale verzekeringskassen, terwijl de werkgevers een compensatiekas kiezen voor hun werknemers. Deze organisaties zijn lokaal aanwezig: zij staan dicht bij de verzekerde, ze bieden eerstelijnshulp en ze kunnen helpen om de weg te vinden in de grote complexiteit van de sociale wetgeving. Zo is er ook sprake van een zekere mededinging: het feit dat compensatiekassen, mutualiteiten en vakbonden met elkaar concurreren is goed voor de dienstverlening. (Al is het zo dat eerder dan van vrije mededinging er veeleer sprake is van een oligopolie.) Zo werd het aantal gerechtigde ziekenfondsen bij wet beperkt tot de vijf bestaande landsbonden.

Zou één enkele openbare uitbetalingsinstelling per sector – zoals nu in de sector van de pensioenen het geval is – de organisatiestructuur van de sociale zekerheid eenvoudiger en goedkoper kunnen maken? De complexiteit van de sociale zekerheid zit niet in het uitkeringscircuit maar veeleer in de wetgeving. Dat vraagt niet alleen om een zeer grote deskundigheid maar ook om luisterbereidheid en geduld met klanten die vaak van geen hout pijlen weten te maken. De private uitbetalingsorganisaties zijn stevig in het stelsel ingebed en hebben de nodige deskundigheid. Ze worden bovendien sterk gecontroleerd door de overheid: het is een fabel dat ze zich zomaar zouden kunnen verrijken (in geld of in leden) door moedwillige foutieve betalingen. Bovendien maakt hun specifieke deskundigheid hen tot invloedrijke gesprekspartners bij de uittekening van het beleid.

Dit alles blijft alleen overeind als vakbonden, compensatiekassen en mutualiteiten hun rol van niet-staatse tegenmacht, van dienstverlening en van behoeder van het algemene belang blijven spelen.

CANTILLON, B. De sociale zekerheid behoort ons toe (en niet de staat).  De Morgen, 2015-04-17, 20.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo