Een Belgische werkgever betaalt gemiddeld 39,1 euro per uur voor een werknemer. De modale collega in een van de buurlanden is 16,00 % goedkoper.
Een Belgische werkgever moest in 2014 gemiddeld 39,1 euro neertellen voor een uur arbeid. Daarmee liggen de loonkosten in ons land gemiddeld een derde hoger dan in de rest van de eurozone. Enkel Deense werknemers kosten met 40,3 euro per gewerkt uur nog meer. Dat blijkt uit het jaarlijkse loonkostenrapport van het Europese statistische bureau Eurostat.
Belgische werknemers zijn ook een pak duurder dan hun collega’s in de buurlanden. Dat is een probleem, want onze buren zijn ook onze belangrijkste concurrenten in het aantrekken van investeringen en jobs. De loonkosten in Nederland, Frankrijk en Duitsland liggen gemiddeld 16,00 % lager dan bij ons. Let wel, het gaat om een gewogen gemiddelde, waarbij Duitsland zwaarder doorweegt dan Nederland en Frankrijk. Laat het nu vooral de kloof met onze oosterburen zijn die het grootst is. Duitsers werknemers zijn bijna een vijfde goedkoper dan Belgische.
Volgens de vakbonden wordt het verschil gecompenseerd doordat Belgische werknemers productiever zijn, maar Edward Roosens, de hoofdeconoom van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), is het daar niet mee eens. ‘Onze werknemers moeten zo productief zijn omdat de loonkosten te hoog zijn’, stelt hij.
Als we enkel de privésector in rekening brengen, zijn de verschillen met de buurlanden overigens nog groter. Zo zijn Belgische werknemers in de industrie met een prijs per gewerkt uur van 44,1 euro met voorsprong de duurste van Europa. ‘In de meeste landen wordt in de industrie omzichtig omgesprongen met loonsverhogingen, maar bij ons lukt dat niet door de automatische indexering’, zegt Roosens.
Toch bevat het Eurostat-rapport enkele lichtpuntjes. Zo stegen de uurloonkosten in ons land voor het eerst sinds lang trager dan bij de buren. Tegenover 2013 werd een Belgische werknemer 0,8 procent duurder. In Frankrijk deed er zich een stijging van dezelfde orde voor. In Duitsland (+1,50 %) en Nederland (+1,60 %) stegen de lonen sneller.
De beperkte toename van de loonkosten hebben we te danken aan de loonbevriezing van de regering-Di Rupo. Die besliste dat de lonen in 2013 en 2014 niet mochten stijgen boven op de index- en anciënniteitsverhogingen. De regering-Michel zet die politiek van loonmatiging verder. In 2015 mogen evenmin collectieve loonsverhogingen worden toegekend en door de indexsprong worden de lonen ook een tijdlang niet geïndexeerd.
Met de loonmatiging en een nieuwe loonlastenverlaging hoopt de regering-Michel tegen het einde van de legislatuur de loonkostenkloof met de buurlanden te dichten. Ze doelt daarmee op de sinds 1996 opgebouwde handicap van 2,90 %. ‘Maar als de regering die handicap heeft weggewerkt, heeft ze nog altijd werk voor de boeg’, zegt Roosens. ‘Dan moet het verschil dat voor 1996 werd opgebouwd nog worden afgebouwd.’