Veel Belgische en Europese bedrijven ondervinden de negatieve impact van de dure euro. Industriële ondernemingen zijn doorgaans kwetsbaarder dan dienstenbedrijven.
Belgische ondernemingen die buiten de eurozone actief zijn, hadden het jongste jaar af te rekenen met wisselkoersschommelingen. De handelsgewogen koers van de euro lag in de eerste helft van 2014 gemiddeld 3 % hoger dan in dezelfde periode van 2013.
Maar dat gemiddelde verbergt grote verschillen. De euro steeg met 25 % tegenover de Turkse lira en met 4 % versus de dollar, terwijl de eenheidsmunt met 3 % daalde tegenover het pond. Vooral tegenover de munten van groeilanden is de euro gestegen. De impact op de winst hangt dus af van waar een bedrijf actief is.
Een stijging van de euro heeft in principe een negatieve invloed op de concurrentiekracht omdat Europese ondernemingen hun kosten zien stijgen tegenover concurrenten van buiten de eurozone. Dat geldt vooral voor industriële ondernemingen, omdat die gemiddeld meer exporteren dan dienstenbedrijven.
AB InBev bijvoorbeeld boekte vorig jaar 37 % van zijn omzet in Noord-Amerika en 33 % in Latijns-Amerika. Ook Bekaert en Solvay boeken meer dan de helft van hun omzet buiten de eurozone. De topman van Airbus waarschuwde onlangs voor de negatieve gevolgen van de dure euro.
Maar multinationals proberen wisselkoersschommelingen op te vangen door zo veel mogelijk te produceren in de landen waar hun klanten wonen. Dan strijden ze met gelijke wapens tegen plaatselijke concurrenten en hebben ze kosten en opbrengsten in dezelfde munt. AB InBev en Bekaert hebben wereldwijd fabrieken.
Wisselkoersschommelingen hebben niet alleen een operationele impact, maar ook een boekhoudkundige. Delhaize bijvoorbeeld boekt ruim 60 % van zijn omzet in de VS en dus in dollar. Aangezien de warenhuisketen rapporteert in euro heeft de daling van de dollar tegenover de euro een negatieve invloed op de omzet van de hele groep.
