Ongelijkheid Belgische lonen neemt af

On­danks een toe­na­me van de kloof tus­sen de laag­ste en de hoog­ste bru­to­lo­nen in ons land groei­den onze net­to­lo­nen de jong­ste jaren naar el­kaar toe. Maar niet ie­der­een pro­fi­teert mee. Dat blijkt uit OESO-cij­fers.

Het geldt bijna voor alle rijke lan­den. Tij­dens de jaren van de eco­no­mi­sche cri­sis, van 2007 tot 2011, steeg de on­ge­lijk­heid tus­sen de bru­to-in­ko­mens. Voor­al in de lan­den die het hardst zijn ge­trof­fen door de cri­sis is de trend dui­de­lijk zicht­baar.

De OESO ge­bruikt voor de me­ting de zo­ge­noem­de Gi­ni-coëffi­cient. Staat die coëfficiënt op 0, dan ver­dient ie­der­een pre­cies even­veel. Bij 1 ver­dient één per­soon alles en de rest niets. Vol­gens die index steeg de in­ko­mens­on­ge­lijk­heid in de rijke lan­den met 1,4 pro­cent­pun­ten. Ier­land en Span­je zijn uit­schie­ters, met toe­na­mes van res­pec­tie­ve­lijk 5 en 8 pro­cent­pun­ten. Voor België zijn nog geen cij­fers voor 2011 be­schik­baar, maar tus­sen 2007 en 2010 ging het bij ons om een iets be­perk­te­re stij­ging van 1 pro­cent­punt.

Uit het rap­port van de OESO blijkt dat de be­las­tin­gen en de so­ci­a­le bij­dra­gen in veel lan­den de groei­en­de kloof tus­sen de bru­to-in­ko­mens te­niet­doen. Dat is te zien wan­neer de kloof na af­trek van die kos­ten wordt be­ke­ken. De toe­na­me is dan een pak klei­ner of zelfs on­be­staan­de.

Dat is onder meer voor België het geval. De on­ge­lijk­heid van onze in­ko­mens is tus­sen 2007 en 2010 zelfs af­ge­no­men met 1 pro­cent­punt. Onze be­las­tin­gen en so­ci­a­le las­ten doen dus als het ware de toe­ge­no­men on­ge­lijk­heid van de in­kom­sten te­niet. Dat fe­no­meen is be­hal­ve in België voor­al in Fin­land, Por­tu­gal en IJs­land goed zicht­baar.

Zo’n om­bui­ging is lang niet over­al het geval, hoe­wel een ze­ke­re vorm van ‘cor­rec­tie’ van de on­ge­lijk­heid door de be­las­ting­hef­fing wel in bijna elk rijk land zicht­baar is. In Span­je neemt de bru­to­toe­na­me met 8 pro­cent­pun­ten netto af tot 4 pro­cent­pun­ten. In Ier­land wordt de stij­ging van 4 pro­cent­pun­ten her­leid tot een stag­na­tie. Ook het ge­mid­del­de van alle OESO-lan­den toont een sta­tus quo bij de net­to­lo­nen.

Niet alle be­vol­kings­groe­pen pro­fi­te­ren van die stag­na­tie. Som­mi­gen in­cas­seer­den tij­dens de cri­sis meer dan an­de­ren. Het in­ko­men van de rijk­ste 10 % van de be­vol­king is tij­dens de pe­ri­o­de 2007-2010 bij­voor­beeld blij­ven groei­en, ter­wijl dat van de arm­ste 10 % is blij­ven af­ne­men. Bij die laat­ste groep ging er jaar­lijks zowat 1,6 % van het loon af.

In België is die trend niet van toe­pas­sing, want wij roei­en tegen de stroom in. Bij ons zagen de arm­ste 10 % van de ge­zin­nen hun loon ge­mid­deld stij­gen met 2,2 %, ter­wijl er bij de rijk­ste 10 % daar­en­te­gen 1,5 % af­ging.

Ook wan­neer ge­ke­ken wordt naar de in­ko­mens­on­ge­lijk­heid tus­sen ver­schil­len­de leef­tijds­groe­pen doet België het goed. Dat in te­gen­stel­ling tot het OESO-ge­mid­del­de. Bij ons nam de on­ge­lijk­heid af, ter­wijl in veel OESO-lan­den de groep van 18 tot 25-ja­ri­gen moest in­le­ve­ren. Ook de 65-plus­sers zagen hun in­ko­men groei­en.

HANEGREEFS, S. Ongelijkheid Belgische lonen neemt af. De Tijd, 2014-06-20, 5.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo