Werken moet hét middel tegen armoede blijven

De rattenvangers van Hamelen blindelings volgen is fout. Maar zich a priori verzetten tegen de ‘minibanen’ die Duitsland uitvond, is ook verkeerd. Men moet nuchter durven onderzoeken wat de waarde ervan is.

Men moet durven erkennen dat Duitsland zijn arbeidsmarkt daarmee versoepelde en dat dit veel werklozen voordeel bracht.

Maar men is er veel te ver gegaan. De zaak is ontspoord. De minibanen moesten een opstap zijn naar betere banen en een middel om jobs in stand te houden die anders zouden verdwijnen. Maar bijna niemand raakt via die weg aan een betere job. En sommige industrieën zoals de slachthuizen hebben veel reguliere banen omgezet in nepjobs tegen vier euro per uur, waarvoor ze geen werklozen aanwerven maar makkelijk te misbruiken Oost-Europeanen. De EU neemt de klachten over deze concurrentievervalsing eindelijk ernstig.

In andere bedrijfstakken heeft men aloud zwartwerk gewoon wit verklaard zonder iets te veranderen. Dat was allemaal de bedoeling niet en dat willen we dus niet.

Eén ding moeten we zéker vermijden.

In het Belgisch arbeidsmarkt- en uitkeringenbeleid loopt veel mis, maar één waarde staat hier nog wel overeind: wie werkt, ontsnapt normaal aan de armoede. Werken is hier nog altijd de beste garantie tegen armoede. Dat is een belangrijke waarde die in Duitsland gesneuveld is door de minibanen. Het aantal ‘working poor’ is er spectaculair gestegen. Dat willen we hier niet. Dus moet het minimumloon hoe dan ook overeind blijven zodra er sprake is van echt werken.

Wat is dan wel aanvaardbaar?

1. Minibanen als opstap naar volwaardig werk, op voorwaarde dat zo’n baantje deel uitmaakt van een VDAB-traject naar echt werk.

2. Ook aanvaardbaar is een jobstudentenmodel. Als men wat flexibiliteit wil brengen in de arbeidsmarkt met kleine en beperkte jobs voor bepaalde sectoren en voor sociale groepen die daar nood aan hebben: studenten en anderen.

3. Minibanen zijn ook aanvaardbaar als ze dienen om jobs in stand te houden die anders verdwijnen, maar die om economische of sociale redenen wenselijk zijn. Voor de seizoenarbeid in land- en tuinbouw heeft men hier al zulke formules bedacht. Kan men dat uitbreiden naar de horecasector? Misschien. Het is zeker uitbreidbaar naar sociaal wenselijke jobs: schoolbusbegeleider bijvoorbeeld. Maar men moet wel voortdurend nagaan of dat geen volwaardige arbeid kan worden. En nagaan of daarvoor niet de betere formule kan worden gebruikt die we ingevoerd hebben voor sociaal wenselijke arbeid in de gezinnen: de dienstencheques.

Bron: De Standaard

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo