mens en samenleving logo

Waarom plooit de realiteit zich niet naar de Phillips-curve?

De relatie tussen geld, arbeid, lonen en productiviteit is aan het veranderen. Dat heeft invloed op de wereldwijde economie. Dit is de eerste aflevering in een reeks over hedendaagse economische vraagstukken. Volgende week: het dalende aandeel van arbeid in de economie.

Centrale bankiers zitten met de handen in het haar. Arbeidskrapte zou normaal gesproken de inflatie moeten aanjagen. Economen buigen zich over de vraag waarom dat nu niet gebeurt.

Het gebeurt niet vaak dat het werk van economen te zien is op de Biënnale van Venetië. Maar William Phillips is het toch maar mooi gelukt. In 2003 huisvestte het paviljoen van Nieuw-Zeeland de zogenaamde Moniac, een twee meter hoog schaalmodel van een monetair stelsel. Vloeistoffen stromen via een ingewikkeld buizensysteem tussen plastic reservoirs, zoals geld in de echte wereld uitgewisseld wordt tussen overheid, bedrijfsleven en consumenten. Een kraantje van de Moniac opendraaien staat gelijk aan het verhogen van de belastingen.

Phillips heeft het niet mee mogen maken. De econoom was 28 jaar ervoor al overleden. Toch gaat zijn naam ook nu nog regelmatig over de tongen. Hij is niet alleen de uitvinder van de Moniac (voluit: Monetary National Income Analogue Computer), maar ook van de Phillips-curve. Daarmee beschreef hij in 1958 het verband tussen werkloosheid en lonen. De curve suggereerde dat er een soort uitruil was tussen de twee. Als de werkloosheid laag is, stijgen de lonen.

De Philips-curve is 61 jaar later nog altijd actueel. Het door Phillips beschreven mechanisme is een leidraad voor het monetair beleid dat centrale banken uitstippelen. De werkloosheid is een van de belangrijkste metertjes op hun economisch dashboard. Hoe lager de werkloosheid, hoe sterker de lonen zouden moeten stijgen. Die hogere lonen maken op hun beurt producten duurder en veroorzaken zo inflatie. En daar is het de bankiers om te doen.

In juni 2017 bogen de bestuurders van de Europese Centrale Bank (ECB) zich bijvoorbeeld over de vorm van de curve, zo leren de notulen van de vergadering. De eurozone deed het economisch goed, stelden de bankiers vast. De werkloosheid daalde, maar waarom gingen de lonen maar niet omhoog? Verscheidene bankiers toonden zich daarover ontgoocheld. Ze hadden gehoopt dat hogere lonen zouden helpen om de inflatie naar ongeveer 2,00 % te brengen. ‘De Phillips-curve is relatief vlak: de lonen reageren nauwelijks op de dalende werkloosheid’, aldus het verslag van de besprekingen. ‘Er is nog wat geduld nodig om het inflatiedoel te bereiken.’

Niet alleen de ECB heeft het moeilijk met de haperende loondynamiek. Overal ter wereld kampen centrale banken met hetzelfde dilemma. Hun systeem werkt niet meer naar behoren. Normaal gesproken leidt een krappe arbeidsmarkt tot looneisen. Als werkgevers het moeilijker krijgen om geschikt personeel te vinden, gaan ze tegen elkaar opbieden om de schaarse profielen binnen te halen. Tegelijk kunnen werk­nemers hogere lonen vragen, in de wetenschap dat bedrijven zitten te springen om personeel.

In werkelijkheid slagen werknemers er nu slecht in om de arbeidskrapte te gelde te maken. Dat bleek dit voorjaar overduidelijk tijdens de interprofessionele loononderhandelingen in België. Het lukte de vakbonden niet om meer dan 1,10 % opslag uit de brand te slepen. De socialistische vakbond weigerde het akkoord te ondertekenen. Het ABVV was van oordeel ‘dat het ontwerp onvoldoende antwoord biedt op de legitieme vragen van de werknemers voor meer koopkracht’. Uit protest werd op 14 mei een actiedag gehouden onder het motto ‘U verdient meer dan kruimels’. Veel haalde het niet uit.

Ook in andere landen, zoals de Verenigde Staten, zien de werknemers hun koopkracht nauwelijks stijgen ondanks een werkloosheid die laagterecords bereikt heeft. Het federale minimumloon ligt er al tien jaar op 7,25 dollar per uur. Omdat dat onvoldoende is om de dagelijkse levensbehoeften te dekken, strijden vakbonden en ­sociale organisaties voor een minimumloon van 15 dollar per uur. Maar de strijd verloopt moeizaam.

Monty Python

Sommige economen gaan een stap verder dan de ECB-bankiers. In plaats van zich te buigen over de kwestie of de curve steil is dan wel vlak, vragen ze zich af of de curve levend is dan wel dood. Vorig jaar werd de vraag met zoveel woorden gesteld aan de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, Jerome Powell. In een interview voor de openbare omroep PBS antwoordde hij gevat: ‘I wouldn’t say it’s dead, it might be resting.’ Een verwijzing naar de beroemde dead parrot-sketch van Monty Python, waar de klacht van John Cleese over zijn gestorven papegaai een identieke reactie van de dierenwinkel ontlokt. Andere economen hebben al geopperd dat de curve ‘een winterslaap houdt’ of ‘met vakantie is’. De mogelijkheid dat de curve wellicht definitief door de werkelijkheid achterhaald werd en net als de papegaai het leven heeft gelaten, wordt nauwelijks in ogenschouw genomen.

Dat is logisch, want het zou het werk van centrale bankiers heel wat lastiger maken. Na de ontdekking door William Phillips heeft een school economen voortgebouwd op de relatie tussen inflatie en werkloosheid. Nobelprijswinnaar Milton Friedman toonde aan dat de relatie minder eenvoudig was dan Phillips had verondersteld. Hij beschreef het gevaar voor een spiraal van loon- en prijsverhogingen die de inflatie uit de hand zou kunnen doen lopen. Toen in de jaren 70 hoge werkloosheid bleek te kunnen samengaan met hoge inflatie, werd duidelijk dat de wereld veel complexer in elkaar zat dan Phillips had gedacht. Nu wordt de wereld geconfronteerd met de omgekeerde situatie: lage werkloosheid gaat samen met lage inflatie.

Heel wat economen hebben zich al afgevraagd hoe het komt dat werknemers zo moeilijk hogere lonen kunnen afdwingen. Sommigen wijzen op de flexibilisering van de arbeidsmarkt, die de onderhandelingspositie van werknemers zou hebben ondermijnd. Anderen denken dat de globalisering er iets mee te maken heeft. Arbeiders in Europa of de Verenigde Staten kunnen minder hoog van de toren blazen nu ze rechtstreeks concurreren met hun lager betaalde collega’s in China of India. Zelfs de demografie wordt erbij gehaald: nu dure babyboomers vervangen worden door goedkopere jongeren, zou er automatisch een neerwaartse druk op de lonen ontstaan. In het interview met PBS gaf Fed-voorzitter Powell zelf toe dat het ‘een beetje een mysterie’ was. ‘Zit het in de verminderde onderhandelingspositie van werknemers? Zit het in de technologie die sommige jobs overbodig maakt? Het is te vroeg om er iets definitiefs over te kunnen zeggen.’

Hielke Van Doorslaer, onderzoeker internationale politieke economie aan de Universiteit Gent, stelt in elk geval vast dat zich een aantal wijzigingen heeft voorgedaan. ‘Een langdurige situatie van lage werkloosheid en lage inflatie hield men vroeger niet voor mogelijk. Ik vermoed dat de context is veranderd. Ten eerste leidt de geglobaliseerde en flexibele arbeidsmarkt tot minder opwaartse loondruk. Maar ook in landen waar de vakbonden nog sterk staan, zoals België en Duitsland, blijven de lonen achter. Een mogelijke verklaring is het besparingsbeleid, dat weegt op de interne vraag en zo op de behoefte aan arbeid. In de Verenigde Staten speelt wellicht ook de groeiende monopoliemacht van bedrijven als Amazon en Uber een rol.’

Freddy Heylen, hoogleraar macro-economie aan de Universiteit Gent, stelt dat de Phillips-curve zeker niet dood is. Hij stuurt enkele gegevens door waaruit blijkt dat de lonen wel degelijk sneller stijgen naarmate de werkloosheid afneemt. De jaren 2018 en 2019 kennen in de eurozone niet alleen de laagste werkloosheidscijfers van de afgelopen zeven jaar, maar ook de hoogste loongroei.

‘Wat wel een rol speelt, is dat de loongroei door meer factoren beïnvloed wordt dan alleen werkloosheid. Er zijn ook nog de wijzigende vakbondsinvloed, de dalende groei van de arbeidsproductiviteit en de inflatieverwachtingen. Als werknemers verwachten dat ze door inflatie minder kunnen kopen met hun maandloon, zullen ze hogere looneisen stellen. Nu is het omgekeerde het geval. En je hebt soms ook te maken met de invloed van de overheid, zoals in België waar de loonmarge wettelijk wordt bepaald. Dus zo raar is het niet dat de werkloosheid en de inflatie allebei laag zijn.’

‘Natuurlijke’ werkloosheid

Aan de stijgende lonen in Duitsland is te zien dat er nog wel degelijk leven zit in de Phillips-curve, zegt Heylen. Daarom blijven de centrale banken erin geloven. Een belangrijk begrip in het monetaire beleid is de ‘natuurlijke’ werkloosheid, ofwel de NAIRU. Dat letterwoord staat voor non-accelerating inflation rate of unemployment, ofwel het niveau van de werkloosheid dat de inflatie net niet aanwakkert. Dat concept keert regelmatig terug in de notulen van de ECB-vergaderingen. Volgens de Oeso ligt de ‘natuurlijke’ werkloosheid in België nu op 7,00 %. De werkelijke werkloosheid ligt beduidend lager, wat de opwaartse druk op de lonen verklaart. Toch is er nauwelijks sprake van stijgende inflatie.

Jerome Powell erkende onlangs dat de Federal Reserve de ‘natuurlijke’ werkloosheid verkeerd had ingeschat. Hij antwoordde op vragen van Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez (AOC).
AOC: ‘De werkloosheid is met 3 procentpunt gedaald sinds 2014. Maar de inflatie is nu niet hoger dan vijf jaar geleden. Denkt u dat de inschattingen van de Fed over de werkloosheid te hoog waren?’
Powell: ‘Absoluut.’

Hielke Van Doorslaer denkt dat ook de ECB de NAIRU systematisch te hoog inschat. Hij vermoedt dat de economie veel minder snel oververhit zal raken dan de ECB denkt. ‘De NAIRU is gebaseerd op hoe de arbeidsmarkt er in de jaren 70 uitzag, met een assertieve vakbeweging en het risico op een loon-prijsspiraal. Maar de arbeidsmarkt ziet er nu heel anders uit. Dan moet je ook je instrumentarium aanpassen.’ Toenmalig vicevoorzitter Vitor Constancio erkende vorig jaar tijdens een conferentie op Malta dat het concept verre van ideaal is. ‘De slechte inschatting van de NAIRU kan een belangrijke oorzaak zijn van de slechte prestaties van de Phillips-curve’, zei hij.

Professor Heylen houdt het erop dat de werking van de Phillips-curve verstoord wordt door lage inflatieverwachtingen, overheidsingrijpen en verschuivende vakbondsmacht. ‘Door globalisering en technologische verandering, ten nadele van jobs voor lager opgeleiden, kalft de vakbondsmacht af. Deregulering maakt aanwerven en ontslaan makkelijker.’ Globalisering beperkt ook de macht van bedrijven om hun prijzen te verhogen.

Over hoe die problemen aangepakt moeten worden, zou de ECB best een grondige analyse maken, vindt Hielke Van Doorslaer. Ook de Federal Reserve is dat aan het doen. ‘Daar zag men dat een aantal veronderstellingen niet bleek te kloppen, en men vroeg zich af wat er schortte aan de modellen. Ook de ECB zou die vraag moeten stellen. Maar zo’n leerproces gaat heel traag.’

MOOIJMAN, R. Vraagstukken van nu. De Standaard, 3 augustus 2019, E6.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers