Hoe zou het nog zijn met het eenheidsstatuut?

Vijf jaar geleden voerde België het eenheidsstatuut in, een gemeenschappelijk statuut voor alle werknemers. Het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is immers achterhaald. Maar in hoeverre is de eenmaking al voltooid?

WAT IS ER GELIJKGETROKKEN?

Onder druk van het Grondwettelijk Hof zijn er sinds 1 januari 2014 al belangrijke verschillen tussen arbeiders en bedienden weggewerkt. De basis daarvoor is een compromis dat de sociale partners en de regering destijds hebben bereikt.
Gelijke opzegtermijnen
Alle werknemers vallen onder dezelfde ontslagregeling. Een opzegtermijn wordt sinds 2014 opgebouwd volgens anciënniteit in de organisatie en wordt uitgedrukt in weken. Als je zelf je ontslag geeft, moet je een opzegtermijn respecteren van maximaal 13 weken.
Carenzdag afgeschaft
Als je vroeger als arbeider minder dan 14 dagen arbeidsongeschikt was, dan kreeg je de eerste dag ziekte niet uitbetaald. Noch door de werkgever, noch door het ziekenfonds, tenzij er op sectoraal of bedrijfsniveau een andere regeling was afgesproken. De zogenaamde carenzdag is sinds 2014
afgeschaft.
Recht op outplacement bij ontslag
Met de invoer van het eenheidsstatuut is het recht op outplacement bij ontslag uitgebreid naar alle werknemers met minstens dertig weken opzeg, ongeacht hun leeftijd.
Proefperiode afgeschaft
Vóór 2014 bestonden er verkorte opzegperiodes voor startende werknemers, met aanzienlijke verschillen tussen arbeiders en bedienden. Die proefperiode bestaat niet meer. Wel voorziet de nieuwe ontslagregeling kortere opzegtermijnen in het begin van de looptijd van een contract.

WELKE VERSCHILLEN ZIJN ER NOG?

Er zijn nog een heleboel verschillen tussen arbeiders en bedienden die weggewerkt moeten worden. Al die verschillen zijn historisch gegroeid en verweven in ons arbeidsrecht en in de sociale zekerheid. Het is dus een hele kluif voor de sociale partners om het eenheidsstatuut verder te onderhandelen. Het ACV geeft prioriteit aan het gelijktrekken van het gewaarborgd loon bij ziekte en het vakantiegeld.
Vakantiegeld minder voordelig voor bedienden
Het vakantiegeld voor arbeiders en bedienden wordt op een andere manier geregeld.
Bij arbeiders wordt het enkel en dubbel vakantiegeld berekend op het volledige loon dat tijdens het vakantiedienstjaar verdiend is, dus met eindejaarspremies inbegrepen. De vakantiekas betaalt het volledige bedrag in een keer uit in mei of juni. Bij bedienden wordt het vakantiegeld rechtstreeks door de werkgever betaald. Het enkel vakantiegeld is het loon dat verder doorloopt tijdens de periode waarin de bediende zijn verlof opneemt. Het dubbel vakantiegeld wordt berekend op basis van het loon in de maand dat een bediende zijn hoofdverlof opneemt en is dus minder voordelig dan dat van een arbeider.
Minder gewaarborgd loon bij ziekte voor arbeiders
Als je als bediende ziek wordt, krijg je van je werkgever een gewaarborgd loon gedurende één maand. Daarna val je terug op het ziekenfonds. Als arbeider is de zaak iets complexer. Tijdens de eerste week ziekte krijg je een normaal loon van je werkgever. Daarna krijg je gedurende een week 85,88 % van je normaal loon. Van de vijftiende tot de dertigste dag val je terug op een ziekteuitkering (60,00 % van je loon), dat bijgepast wordt door de werkgever met 25,88 % van je brutoloon.

En dan resten er nog tijdelijke werkloosheid, het collectief overleg en de paritaire comités, het tijdstip voor de betaling van het loon, de sociale verkiezingen enzovoort.

GREVENDONCK, L. Hoe zou het nog zijn met het eenheidsstatuut? Visie, 11 januari 2019, 10.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo