mens en samenleving logo

TTIP vier niet zo onschuldige lettertjes

De onderhandelingen over een handelsverdrag tussen Europa en de Verenigde Staten zijn opnieuw begonnen. Bedoeling is een groot akkoord te sluiten, indien mogelijk in 2016. De exporteurs zijn opgetogen over het idee, maar heel wat andere spelers, van universiteiten tot ziekenfondsen, zijn verontrust.

Aphesa uit Sprimont produceert camera’s die een heel hoge druk kunnen weerstaan en gebruikt worden om boorputten te onderzoeken. De grootste klanten van het bedrijf bevinden zich dan ook in Texas. Maar soms sakkert oprichter en CEO Arnaud Darmont. Op de onderdelen die hij in de Verenigde Staten aankoopt, moeten douanerechten betaald worden als ze Europa binnenkomen. En als hij een demonstratiecamera meeneemt naar de VS moet een resem formaliteiten vervuld worden, ook al neemt hij het toestel na afloop weer mee naar Sprimont.

Plagerijen van dat soort zijn er met duizenden. Daarom ontmoeten sinds 2013 een honderdtal Amerikaanse experts om de twee of drie maanden hun Europese collega’s om te pogen tot een handelsverdrag te komen. De achtste bijeenkomst had in februari in Brussel plaats. De onderhandelaars willen alles afgerond hebben tegen het einde van de ambtstermijn van president Obama in 2016.

Het project voor een Trans-Atlantisch Partnerschap voor Handel en Investeringen (TTIP in het Engels; spreek uit ti-tip) is indrukwekkend: “Enkele cijfers geven een idee van het belang van de Europees-Amerikaanse handel”, zegt Peter H. Chase, vicevoorzitter Europa van de US Chamber of Commerce. “Het bedrag van de Amerikaanse directe investeringen in Europa zit in de grootteorde van 2300 miljard dollar, dat van de Europese investeringen in de Verenigde Staten is ongeveer 1800 miljard dollar. De handelsstromen tussen beide regio’s, die ook de inkomsten uit die investeringen omvatten, worden geschat op 5000 miljard dollar per jaar. In de Verenigde Staten en Europa samen spreken we over 15 miljoen rechtstreekse arbeidsplaatsen.” Nu het belang van de Verenigde Staten en Europa in de wereldhandel afneemt (zie grafiek), kan een verdrag een stimulans zijn voor beide partners.

Het TTIP raakt veel sectoren, maar niet alle: Europa wil in naam van de culturele eigenheid zijn audiovisuele sector uitsluiten. En de Verenigde Staten, die enkele jaren geleden een Buy American Act invoerden, willen hun openbare aanbestedingen voor zich houden.

Tussen beide zones zijn de anomalieën legio. Daar kan de autobouwer Fiat van meespreken. Zijn befaamde Fiat 500 doorstond glanzend de crashtests in de meeste landen ter wereld en wordt in Europa beschouwd als de beste in zijn categorie. Maar in de Verenigde Staten geeft het National Highway Transit Institute hem amper drie sterren op vijf.

Ook de chemiereus Henkel is wellicht een TTIP gunstig gezind. De groep moet op sommige van haar producten de ontvlammingstemperatuur vermelden. “We moeten daarvoor een test uitvoeren, maar de procedures zijn verschillend in de Verenigde Staten en Europa. We moeten dus twee tests uitvoeren om eenzelfde fenomeen vast te stellen”, stelt Hubert Petre, public affairs manager bij Henkel. En zo zijn er nog duizenden andere voorbeelden.

Maar niet iedereen kijkt reikhalzend uit naar een akkoord. Ngo’s roeren zich, en de jongste tijd verspreiden ook Europese universiteiten en Belgische ziekenfondsen verontrustende berichten.

Een van de meer populaire beelden die de tegenstanders van het TTIP gebruiken, is dat van de met chloorwater gewassen kippen. Het groene europarlementslid José Bové zwaaide ooit met zo’n gechloreerde vogel voor de tv-camera’s, met de waarschuwing dat die ooit wel eens op ons bord kan belanden. Karel De Gucht, toen Europees commissaris voor Handel, ontkende die mogelijkheid ten stelligste, maar het beeld is blijven hangen. Het staat symbool voor de totaal verschillende aanpak van Europa en de VS in de goedkeuring van levensmiddelen. Niet alleen zijn er de kippen die met chloor behandeld worden om salmonella tegen te gaan, er zijn ook de ggo’s, de groeibevorderaar ractopamine bij varkens, enzovoort. De Verenigde Staten laten die producten toe omdat niet wetenschappelijk aangetoond werd dat ze schadelijk zijn. Europa hanteert daarentegen het voorzorgsprincipe: bij twijfel over de effecten van een product mag het niet verkocht worden. “Ik heb de indruk dat de Europeanen voor sommige zaken, zoals de ggo’s, bijna religieuze argumenten gebruiken”, zegt Chase.

Dan is er ook nog de erg zware druk van de Amerikaanse landbouw- en voedingslobby’s. Maar wil dat zeggen dat Europa zich schikt naar de Amerikaanse normen? Sommige voorbeelden wijzen erop dat zulks niet noodzakelijk het geval hoeft te zijn. Volgens het akkoord tussen de Europese Unie en Canada mag laatstgenoemde zijn rundvlees met hormonen niet commercialiseren en moest het voor zijn export naar Europa een productie zonder hormonen ontwikkelen.

Maar er is meer. In dit soort akkoorden geldt een vaste regel: al wat niet uitdrukkelijk uitgesloten is, wordt impliciet aanvaard. Onvermoede delen van sectoren kunnen, als men niet oppast, plots geliberaliseerd worden. De ziekenfondsen zijn daarvan een sprekend voorbeeld. De regels van de Europese interne markt gelden nu niet voor de gezondheidszorg. De overheid legt de prijs en de terugbetaling van de geneesmiddelen vast of verbiedt concurrentie tussen ziekenhuizen. En dat is blijkbaar een doeltreffende regeling: “Ons systeem van gezondheidszorg kost 11 procent van het bbp, tegenover 17 procent in de Verenigde Staten”, constateert Jean Hermesse, algemeen secretaris van de Christelijke Mutualiteit.

Mocht het TTIP ook voor de gezondheidszorg gelden, dan dreigt dat alles overhoop gehaald te worden en kunnen de kosten aanzienlijk oplopen. Dan zou reclame voor geneesmiddelen zonder voorschrift toegelaten zijn, wat zou aanzetten tot overconsumptie. Het zou voor de goedkopere generische medicijnen langer duren om op de markt te verschijnen omdat het TTIP de intellectuele-eigendomsrechten versterkt en dus de duur van de octrooien zou verlengen. De grote laboratoria zouden zelfs een staat kunnen aanklagen die een preventiebeleid voert of de kostprijs van de geneesmiddelen wil beperken, omdat ze dat kunnen beschouwen als een aantasting van hun winstvermogen.

Maar de Europese Commissie heeft al dikwijls herhaald dat er geen sprake van is de publieke en sociale dienstverlening in Europa aan te tasten. Amerikaanse dienstverleners die de Belgische markt willen betreden, zullen dat binnen een strikt kader moeten doen. “Een Amerikaanse verzekeraar die op de Belgische markt komt, moet zich schikken naar de Belgische normen”, merkt Chase op. “Het TTIP wijzigt de nationale wetgeving niet. De sleutel is de wederzijdse erkenning: een Europese architect moet met zijn Europese diploma erkend worden in de Verenigde Staten, omgekeerd moet een Amerikaanse architect zijn beroep kunnen uitoefenen in Europa.”

Uiteraard zal elke partij dat mechanisme enkel gebruiken als ze van oordeel is dat haar doelstellingen (consumentenbescherming, volksgezondheid,…) gedeeld en gerespecteerd worden door de andere partij. Dat houdt in dat de Europese Unie inzagerecht heeft in de Amerikaanse reglementen en de mogelijkheid heeft om de wederzijdse erkenning op te schorten als zich moeilijkheden voordoen. Dat alles wekt angst op en niet alleen in Europa. De Amerikaanse financiële instellingen vrezen voor verhoogde concurrentie als een bank die in Europa erkend is, dat ook automatisch is in de Verenigde Staten.

De onderhandelingen stuiten dan ook op ettelijke knelpunten: toegang tot openbare aanbestedingen, beschermde herkomstbenamingen (de Amerikaanse producenten die hun kaas parmezaan noemen, huiveren van de gedachte dat ze dat label moeten opgeven), openstelling van de financiële diensten, eerbiediging van het voorzorgsprincipe,… Een hele warboel, die deels de toenemende weerstand tegen het project verklaart. Maar dat niet alleen.

Heel wat Europese burgers en ondernemingen vrezen immers de invoering van een internationale arbitrageprocedure die tot schijnbaar wisselvallige beslissingen kan leiden waartegen geen beroep mogelijk is. Het verleden toont bovendien aan dat een handelsverdrag onvermoede gevolgen kan hebben: de Verenigde Staten werden onaangenaam verrast door de impact van het Nafta-verdrag met Canada en Mexico, dat hen 700.000 jobs kostte wegens de plotse concurrentie van Mexicaanse arbeidskrachten. De Europese Commissie heeft een studie waarin geschat wordt dat het TTIP tegen 2027 het Europees bbp met 119 miljard euro zal optrekken. Maar dat houdt enkel rekening met de winsten, zeggen sommigen. Sectoren zoals financiën en de automobiel zouden er weliswaar bij winnen, maar daar staat tegenover dat onder meer de Europese landbouwers veren dreigen te laten tegenover de op productie gerichte Amerikaanse landbouw.

‘Toch zou Europa er verkeerd aan doen de kans te laten voorbijgaan’, waarschuwt Chase. “Een van de grote doelstellingen van het verdrag is het aanmoedigen van investeringen. Sinds 2007 kent Europa een tekort aan investeringen door ondernemingen. Als u een zakenman bent en u ziet het enorme potentieel om zaken te doen in de Verenigde Staten, dan investeert u en schept u jobs. Maar als er allerlei vragen rijzen over het TTIP, als u geen zekerheid hebt over uw commerciële en reglementaire omgeving, dan investeert u niet.”

THOMAS, P-H. TTIP vier niet zo onschuldige lettertjes. Trends, 2015-03-12, 58.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers