De terugkeer van de muntoorlogen

De spanningen tussen de grote economische blokken liepen in 2014 verder op. Na de VS en Japan, staan nu ook Europa en China klaar om hun munten te laten zakken om de eigen export te bevorderen. Een race to the bottom lijkt de enige uitweg en dreigt volgend jaar uit te monden in een wereldwijde valutaoorlog. ‘De wereld-economie zit in een gevaarlijke overgangs-periode, nieuwe grote schokken zijn niet uit te sluiten.’

Het lijkt wel de jaren dertig. Na een bankencrisis, een beurscrash en een langdurige economische recessie, duikt volgens tal van economen nu opnieuw het spookbeeld van een wereldwijde valutaoorlog op. Steeds meer centrale banken laten de geldpersen op volle toeren draaien in een poging om hun munt in waarde te laten dalen en de export goedkoper te maken.

Na enkele schermutselingen in 2010 loste Japan eind oktober van dit jaar het eerste zware kanonschot. Zonder aankondiging duwde de Bank of Japan zijn al oververhitte geldpersen verder in overdrive. Dat leidde tot een scherpe verzwakking van de yen en een storm van protest bij groeitijgers als Vietnam en Zuid-Korea. Omdat wisselkoersen communicerende vaten zijn, zien de Japanse handelspartners hun munt sterker worden en hun concurrentiepositie verzwakken, tenzij die landen op hun beurt hun muntkoers zouden laten zakken. Wat vandaag al gebeurt. Zuid-Korea verlaagde vorige maand al de rente naar 2,00 %, het laagste ­niveau ooit. En ook de centrale banken van China, Nieuw-Zeeland, Taiwan, Singapore en Thailand versoepelen hun monetaire beleid of kondigden minstens aan dat te overwegen.

‘Race to the bottom’

Maar het rentewapen heeft grenzen. In onder meer Japan, de VS, de eurozone en Zwitserland staat de rente al praktisch op nul. De enige manier die dan nog overblijft, is geld bijdrukken en daarmee staatspapier opkopen, zoals de VS dat al enkele jaren met succes doet. Ook Japan koopt sinds dit jaar op een agressieve manier eigen staatspapier en waarschijnlijk zal begin 2015 ook Mario Draghi van de Europese Centrale Bank er niet meer aan ontsnappen.

Steeds meer analisten en economen waarschuwen dan ook voor het uitbreken van een wereldwijde valutaoorlog: gaande van Nouriel Roubini tot de marktanalisten van bankreuzen als Citigroup en Goldman Sachs. In zo’n muntoorlog zit er voor de meeste landen niets anders op dan mee te gaan in de tactiek van de devaluatie. Waardoor er in 2015 wereldwijd een race to the bottom dreigt te ontstaan, waarbij landen voortdurend haasje-over blijven springen. De gevolgen daarvan zijn voorspelbaar: de wereldwijde vraag zal niet meer groeien, maar simpelweg verschuiven van land tot land. Tot er een land is dat in zo’n valutaoorlog niet ver genoeg mee kan gaan.

Ook Freddy Van den Spiegel, professor aan de VUB en ex-hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, ziet de evolutie met lede ogen aan. Al weigert hij zelf het woord ‘oorlog’ in de mond te nemen. Het aanzetten van de geldpersen door de centrale banken is volgens hem vooral bedoeld om de binnenlandse economie te stimuleren, niet om de buitenlandse vraag weg te snoepen.

‘Je kan daar als buitenstaander een oorlogsdaad in zien. Maar ik zou het eerder omschrijven als een onvermijdelijk handelsconflict’, legt hij uit. ‘Het is namelijk logisch wat nu gebeurt. Zowel in de VS, als in Japan en Europa. Het is voor die economieën de enige manier om zelf te ontsnappen aan deflatie, wat het slechtste is wat je als economie kan overkomen. Dat daardoor ook je munt goedkoper wordt, is in dit geval eerder een aangenaam bijproduct.’

Dat betekent niet noodzakelijk dat de VUB-professor optimistisch is over de toekomst. Ook hij ziet de strijd tussen de grote economische handelsblokken in de wereld dit jaar alleen maar harder worden door het uitblijven van normale economische groei. Met op lange termijn een grote opstoot van inflatie of een mondiale herschikking van de economische munt- en machtsverhoudingen als mogelijk eindresultaat. Zoals in Bretton Woods in 1944.

De verklaring daarvoor is volgens hem niet ver te zoeken. ‘Wat je ziet is dat overal in de wereld de geopolitieke spanningen toenemen. Die zijn het gevolg van de globalisering, waarbij de economische macht van de groeilanden spectaculair is toegenomen’, legt Van den Spiegel uit.

In 1990 was 70,00 % van de wereldhandel in handen van de westerse ontwikkelde landen en slechts 30,00 % in handen van opkomende groeilanden zoals China, Rusland, India of Brazilië. In 2014 steeg hun aandeel in de wereldeconomie voor het eerst boven de 50,00 (zie grafiek) en dat gewicht zal volgens het IMF alleen maar toenemen. Maar ondertussen blijft politiek alles nog grotendeels bij het oude. En dat wringt.

aandeel wereldeconomie

Einde dollar-dominantie?

‘Het is geen toeval dat China en enkele groeilanden enkele maanden geleden een parallelle wereldbank hebben opgericht. De nieuwe economische groeitijgers zijn al drie jaar vragende partij van een nieuw soort Bretton Woods, waarin de snel veranderende economische machtsverhoudingen in de wereld ook monetair worden weerspiegeld’, legt de professor uit.

Sinds 1971, toen het financiële systeem in elkaar klapte en de dollar werd losgekoppeld van het goud, ligt de monetaire macht immers bijna uitsluitend in Washington. ‘De VS teert al 25 jaar op het feit dat ze de enige reservemunt ter wereld heeft. Het is de enige reden waarom de Amerikaanse overheid zo’n grote handelstekorten heeft kunnen opbouwen. De rest van de wereld moest de dollar wel kopen. Er was geen alternatief.’

Maar vandaag wordt steeds meer aan de monetaire hegemonie van de VS gemorreld. China koopt al jaren massaal goud in en dumpt in ruil containers met dollars. Anderzijds weigert Rusland nog dollars als betaling voor zijn olieverkopen. Het land verkoopt massaal Amerikaanse staatsobligaties en schaft in ruil goud aan. Niet het minst omdat de Fed, de Amerikaanse centrale bank, de voorbije jaren zowat elke crisis oploste door massaal geld bij te drukken. Dat dreigt op termijn de rol van de dollar als wereldwijde reservemunt definitief te ondermijnen.

‘De Chinezen zijn al drie jaar vragende partij om de dollar als reservemunt af te schaffen en te vervangen door iets wat je kan vergelijken met de speciale trekkingsrechten (SDR’s). Een soort korfmunt, met daarin de dollar, de euro en de renminbi (de officiële Chinese munt)’, knikt Van Den Spiegel. Maar dat kan alleen met de toestemming van alle G20-landen. En zover is het nog lang niet. ‘Integendeel, het goede nieuws voor het Westen is dat dit jaar voor het eerst is gebleken is dat ook de groeilanden economisch zeer kwetsbaar zijn.’

Gevaarlijke overgang

Het resultaat daarvan is volgens hem dat er vandaag nog altijd geen duidelijke winnaars en verliezers zijn, met uitzondering van Rusland misschien. ‘We zitten nu in een gevaarlijke overgangsperiode, waarin de wereld op zoek is naar nieuwe evenwichten: zowel politiek, financieel als economisch. Niemand weet waar we over 10 jaar zullen staan’, zegt Van den Spiegel.

De sleutelvraag daarbij is: evolueren we naar een nieuw Bretton Woods-systeem of naar een nieuw conflict? ‘De gelijkenissen met de jaren dertig zijn helaas frappant, maar dat betekent niet noodzakelijk dat we naar een nieuwe oorlog gaan. Al valt dat niet uit te sluiten.’

Van den Spiegel zelf gaat ervan uit dat het zover niet komt. ‘China en de VS hebben er allebei geen belang bij om elkaar naar het leven te staan. China heeft ruim 3 000 miljard aan Amerikaanse dollars in reserve en kan zich dus niet veroorloven om de Amerikaanse munt volledig onderuit te halen. De VS zijn dan weer economisch afhankelijk van China als leverancier van goedkope goederen.’

Een compromis lijkt dan ook de enige oplossing. ‘Maar voor het zover komt, zullen er nog heel wat manoeuvres volgen en zal elk groot handelsblok zijn resterende opties testen. Dat kan de komende jaren nog voor nieuwe schokken in de wereldeconomie veroorzaken’, waarschuwt Van den Spiegel.

TANGHE, N. De terugkeer van de muntoorlogen. De Standaard, 2014-12-27, E4

 

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo