‘De tijd van zware besparingen is voorbij’

Interview Frans Godts, onze nieuwe vertegenwoordiger bij de Wereldbank

Frans Godts is de nieuwe vertegenwoordiger van België bij de Wereldbank in Washington. Hij aanvaardt de kritiek op het ontwikkelingsbeleid van de bank maar pareert meteen. ‘Als de Wereldbank niet bestond, zou er onmiddellijk opnieuw een bank opgericht worden. Wie zal het anders doen?’

Begin jaren 80 zat Frans Godts (61) soms dagen in het donker. In het West-Afrikaanse Guinee-Bissau, waar hij als economist hielp bij het opstellen van de nationale rekeningen, viel de elektriciteit soms dagenlang uit. ‘Dat is wat anders dan een stroomuitval van een paar uur waarvoor hier gevreesd wordt.’

Op 1 november duikt hij opnieuw in de ontwikkelingssamenwerking, maar dan op een ander niveau. De topambtenaar ruilt de Federale Overheidsdienst Financiën voor de Wereldbank in Washington. Hij gaat België en negen andere landen vertegenwoordigen in ’s werelds grootste instelling voor ontwikkelingssamenwerking. Samen met 24 andere directeuren zal hij er beslissen over het toekennen van harde en zachte leningen voor opkomende en ontwikkelingslanden.

Is dit een droom die voor u in vervulling gaat?

‘Toch wel. Het is niet de eerste keer dat ik in aanmerking kom. In de jaren 90 stond ik al op een lijst om roterend directeur te worden bij de Wereldbank, maar diegene die ik moest vervangen is uiteindelijk toch gebleven. Ik had twee jaar geleden al aangegeven dat ik opnieuw naar het buitenland wilde. Veel tijd heb ik niet meer. Ik ben 61 en moet ooit eens op pensioen gaan.’

Het zijn woelige tijden voor de Wereldbank. De opkomende landen hebben deze zomer hun eigen ontwikkelingsbank opgericht.

‘Dat vormt zeker een concurrentie, maar het betekent niet dat de rol van de Wereldbank is uitgespeeld. De Bric-landen (Brazilië, Rusland, India en China, red.) willen een bank met 100 miljard dollar kapitaal. In hun geval moeten ze dan effectief 50 miljard ophoesten. Hoeveel leden zullen ze hebben? Het is zeer de vraag of ze een triple A-rating zullen bekomen. Ik ben nog niet zeker dat de bank uiteindelijk een rol van betekenis zal spelen. De Chinezen zijn overigens ook bezig met een infrastructuurbank. Dat ziet er serieus uit.’

Het toont misschien vooral dat er nog altijd heel wat onvrede is over de Wereldbank. Landen die wilden lenen, werden verplicht hun grenzen open te stellen en de overheid te ontvetten. Dat woog op het onderwijs en de sociale zekerheid.

‘De laatste tien jaar werden nauwelijks nog zware besparingen opgelegd. De Wereldbank stelt inderdaad een aantal financiële, ecologische en sociale voorwaarden. Die sociale voorwaarden zijn in de laatste ontwerpen van de zogenaamde safeguards om het land te beschermen zo erg afgezwakt dat de ngo’s er een probleem mee hebben. We zitten tussen hamer en aambeeld. Enerzijds vinden de ngo’s dat het niet ver genoeg gaat, anderzijds leven we nog met de kritiek dat het vroeger te streng was. En we moeten rekening houden met de begunstigde landen. We kunnen niet zomaar zaken opleggen – iets wat vroeger te veel gebeurde.’

Hebben de ngo’s een punt?

‘Zeker. Normaal gezien moeten landen de standaarden van de Internationale Arbeidsorganisatie volgen. Maar in de laatste versie van de voorwaarden is dit gevoelig afgezwakt. Dat is onaanvaardbaar. We weten zelf niet waarom dat er is uitgehaald. Dat moet er opnieuw in.’

Haalt de ontwikkelingshulp van de Wereldbank, met quasi gratis leningen, iets uit?

‘De donorlanden stellen via het Wereldbank-filiaal IDA een pakket van 52 miljard dollar beschikbaar aan zachte voorwaarden. Dat wordt besteed over een periode van drie jaar. Ik denk dat de Wereldbank daar een duidelijke toegevoegde waarde heeft. Het zijn degelijke leningen, die de armste en voornamelijk fragiele staten echt nodig hebben. Het is niet zo dat er alleen maar geld wordt gestort . Ze worden heel goed begeleid.’

‘Als de Wereldbank niet bestond, zou er onmiddellijk opnieuw een bank opgericht worden. Ik zie niet in wie het anders zal doen.Die hulp zal toch niet allemaal bilateraal gegeven worden?’

Moeten we eigenlijk wel leningen geven aan arme landen? Geven we niet beter meteen giften, aangezien de kans dat er niet terugbetaald kan worden toch groot is?

‘Dat klopt niet. De achterstallen bij de internationale instellingen zijn praktisch nihil. De mogelijkheid bestaat nu al om gedeeltelijk giften en deels interestvrije leningen te geven. Volledige giften zijn uiteraard veel duurder voor de donorlanden, en daarmee verdwijnt de stok achter de deur. Ook voor de Wereldbank zelf is geld geven, en er verder niet meer aan denken, geen goeie zaak. Alleen voor noodsituaties, zoals ebola of een aardbeving, zijn giften te verantwoorden.’

Door te veel te lenen, gingen ontwikkelingslanden in het verleden gebukt onder een te zware schuldenlast.

‘Dat risico is sterk verminderd. Landen moeten een IMF-akkoord hebben, dat aangeeft tot welk schuldenniveau ze kunnen gaan. Er zijn vandaag maar twee à drie landen waar er een probleem zou kunnen zijn.’

België geeft minder dan het internationale streefcijfer van 0,70 % van het bbp aan ontwikkelingshulp. Moet de nieuwe regering het budget optrekken?

‘Ik ben daar altijd voorstander van geweest. Maar ik begrijp dat er begrotingsdiscipline moet zijn. De vraag is hoe dat geld besteed wordt: bilateraal of multilateraal. Als je bilateraal werkt, kan je meer je eigen beleid doorvoeren. Maar soms heb ik daar toch mijn twijfels bij. Zeker vroeger kwamen daar heel wat commerciële aspecten bij kijken. Vijftien jaar geleden was er een hele heisa rond de witte olifanten, prestigeprojecten die niet noodzakelijk ten goede kwamen van de lokale bevolking. Multilateraal kan dat bijna niet, omdat de belangen breder zijn.’

Staat uw deur open voor Belgische bedrijven die een graantje willen meepikken van de ontwikkelingshulp?

‘Absoluut. Ik heb altijd veel contacten gehad met bedrijven. Ze weten waar ze terechtkunnen. Het probleem is dat er te weinig belangstelling is. We zijn een land met veel kmo’s en die hebben niet de middelen om zich te verdiepen in die projecten.’

Is het niet pervers dat bedrijven uiteindelijk profiteren van die ontwikkelingshulp?

‘Iemand moet de projecten toch uitvoeren? Daar dienen bedrijven toch voor? Het is bijlange niet meer zo dat al het geld bij westerse bedrijven terechtkomt. Ons aandeel is sterk gedaald. De grote infrastructuurwerken worden nu vooral gebouwd door Chinezen, Brazilianen en Indiërs.’

Heeft u als Belgische directeur überhaupt invloed? Naar verluidt zetten de G7-landen volgens onderlinge afspraken de lijnen uit?

‘Het zal wel zijn dat die coördineren, wat ook normaal is. Maar de EU-landen doen dat ook. Het gebeurt vaak dat ze een gemeenschappelijk statement maken.’

Een vaak gehoorde kritiek is dat de besluitvorming niet transparant is.

‘Het zijn vooral ngo’s die dergelijke kritiek uiten. Er is een gedragscode die bepaalt wat openbaar is, en wat niet. De discussies in de raad van bestuur bijvoorbeeld, zijn niet openbaar. Tegenover ngo’s wil ik transparant zijn, en ik zal daar ook aan werken. Maar ze moeten begrijpen dat ik niet buiten de regels om kan.’

In andere landen verantwoordt de directeur zijn beleid in het parlement. In ons land niet. Bent u bereid om dat te doen?

‘Ik heb daar absoluut geen probleem mee. Als ze mij vragen, dan kom ik zeker uitleg verstrekken. De vraag is of er voldoende parlementairen geïnteresseerd zijn. Daarenboven moet ik op mijn budget letten. Ook de Wereldbank moet op zijn werking besparen.’

U gaat omgerekend bijna 200.000 euro per jaar verdienen. Is dat niet ontzettend veel?

‘Het is goedbetaald, dat is zeker. Maar gisteren hebben we nog naar de prijzen van de huizen gekeken. In de buurt waar ik wil wonen, bedraagt de huur wel 4.000 à 5.000 dollar per maand. Ik moet mijn huis hier achterlaten. Mijn vrouw gaat mee en kan hier dus niet meer werken, waardoor we inkomen verliezen. Ik vind het jammer dat ik zaken moet loslaten, zoals Delcredere (waar Godts in de raad van bestuur zetelt, red.) maar ook mijn familie en kleinkinderen. Een beetje compensatie mag dus wel. Voor de helft zou ik niet gaan, want ik verdien nu ook zoveel.’

België stuurt altijd iemand van het ministerie van Financiën. Is dat een goede zaak? Andere landen sturen een afgevaardigde met een achtergrond in ontwikkelingssamenwerking.

‘Een bank moet goed geleid worden. Je hebt daar technische kennis voor nodig. Je moet weten welke ratio’s er aangehouden of verbeterd moeten worden. Je kunt het risico niet lopen je triple A-rating te verliezen. Het ontwikkelingsbeleid is het uiteindelijke doel, maar daarnaast heb je de solvabiliteit van de bank en het interne management. Een persoon moet die drie kwaliteiten combineren.’

Hebt u zelf affiniteit met de ontwikkelingssamenwerking?

‘Ik ben er mijn carrière begonnen. Ik heb twee jaar als internationaal economist voor de VN in Guyana gewerkt. Na de verwoestende oorlog met Portugal, heb ik in Guinee-Bissau twee jaar geholpen om de nationale statistieken opnieuw op te starten. Dat is een hele goeie ervaring geweest. Dat blijft in je lijf zitten.’

DE SMET, D. ‘De tijd van zware besparingen is voorbij’. De Standaard, 2014-10-11, E4
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo