Gereedschapskist voor deflatiebestrijding staat klaar

Op dit moment is er geen risico voor inflatie, zegt ECB-directielid Peter Praet. Maar mocht het zover komen, dan zal de ECB niet aarzelen om de nodige maatregelen te nemen.

Meer dan vijf jaar na de financiële crisis lijkt de groei in de eurozone weer voorzichtig op gang te komen. In de VS heeft het bruto binnenlands product al een tijd geleden zijn vorige piek uit 2008 overtroffen. Toch had de crisis een Amerikaanse oorsprong. Hoe verklaart u die paradox?

‘Ik wil benadrukken dat de crisis in de VS anders was dan die in Europa. De financiële crisis werd in Europa gevolgd door een schuldencrisis. Daar kwamen in sommige landen nog problemen bij met de omzetting van de monetaire politiek van de ECB. Dat de groei in de VS sneller op gang kwam, heeft ook te maken met de grotere flexibiliteit van de Amerikaanse economie. Daarom dringt de ECB er ook op aan dat ook in de eurozone de structurele maatregelen worden voortgezet.’

De euro had een beschermingsschild moeten zijn, maar was het niet. Volgens veel waarnemers was het antwoord op de crisis te zwak en te laat (too little, too late). Is dat oordeel volgens u te streng?

‘Het is belangrijk om te erkennen dat de wortels van de crisis liggen in constructiefouten van de Europese integratie. Die moeten we nu corrigeren. We moeten daar nog stappen zetten. De overheden moeten waakzaam blijven en hun beleidsacties coördineren. Maar we hebben al een lange weg afgelegd. Wie zou enkele jaren geleden gedacht hebben dat de lidstaten zouden helpen met het oprichten van een bankenunie?’

Het bezuinigingsbeleid dat de perifere landen de afgelopen jaren hebben doorgevoerd, heeft in de eurozone een recessie veroorzaakt en in de periferie zelf een zware economische achteruitgang. Die sanering van de begrotingen zou nodig geweest zijn om het vertrouwen van de markten te herwinnen. Maar de daling van de rente in de probleemlanden is vooral het gevolg geweest van de belofte van de ECB om indien nodig onbeperkt obligaties op te kopen. Die maatregel staat bekend als OMT.

‘Aan OMT zijn strikte voorwaarden verbonden. Het is duidelijk dat de toestand niet eenvoudig is. In de probleemlanden hebben heel wat mensen geleden onder de gevolgen van vergissingen die vóór de crisis gemaakt zijn, en van het onvermijdelijke aanpassingsproces daarna. Mijn collega Benoît Coeuré heeft vorige week nog in het Europees Parlement uitgelegd dat je de brandweermensen niet de schuld mag geven voor de schade die de brand heeft aangericht. Bovendien, het alternatief was een wanordelijke bankroet geweest, en dat zou een ineenstorting van de economie hebben veroorzaakt. De gevolgen voor de bevolking zouden dramatisch zijn geweest.’

Dankzij de ECB heeft de eurozone sinds midden 2012 de situatie weer onder controle. Maar hoe zeker zijn we dat de begrotingen van de probleemlanden niet verder ontsporen? De overheidsschulden blijven er toenemen.

‘In de landen van de eurozone is een grote saneringsinspanning gedaan. Die moet worden volgehouden, om er zeker van te zijn dat de overheidsfinanciën beheersbaar blijven. De ontwikkelingen op de wereldwijde financiële markten en de onzekerheden in de groeilanden zouden op de groei kunnen wegen. Andere neerwaartse risico’s hebben betrekking op een zwakkere exportgroei, en met een verzwakking bij het invoeren van structurele maatregelen door de landen van de eurozone.’

Een andere bedreiging is deflatie. Griekenland en Cyprus hebben er al kennis mee gemaakt, Spanje, Portugal en Ierland flirten ermee. Technisch is er in de eurozone nog geen deflatie. Maar is het wel verstandig om te wachten op een eventuele deflatoire spiraal, vooraleer in te grijpen? En als het gebeurt, wat kan de ECB dan nog doen?

‘Een toestand van deflatie kenmerkt zich door een algemene verlaging van het prijspeil die zich ook vastzet in de verwachtingen van de consumenten. Als we naar het huidige inflatiepeil in de eurozone kijken, dan is dat niet veel lager dan in de VS, hoewel de VS een sneller economisch herstel meemaken. Ten tweede: als we even teruggaan in de tijd, dan zien we dat de inflatie na de vorige twee financiële crisissen (de Aziëcrisis en Lehman Brothers) ongeveer even laag was. Dat zet alles in perspectief. Het is duidelijk dat hervormen moeilijker is met een lage inflatie, en dat een lage inflatie gedurende langere tijd een risico vormt. We hebben daar aandacht voor. Maar de lage inflatie wordt vooral veroorzaakt door prijsontwikkelingen van voeding en energie. Ook de zwakke vraag en de hoge werkloosheid kunnen ermee te maken hebben. We houden in de gaten of de gezinnen hun aankopen uitstellen, maar er zijn geen aanwijzingen dat dat het geval is. We analyseren dit alles met de gouverneurs. Zodra we tot de slotsom komen dat we onze doelstellingen over prijsstabiliteit op middellange termijn niet kunnen waarmaken, kunnen we onze gereedschapskist gebruiken. Ik speculeer liever niet over de keuze van het gereedschap, want dat hangt af van de situatie. Voorzitter Mario Draghi heeft al verscheidene malen gezegd dat we over talloze stukken gereedschap beschikken, en dat we zullen zien welke het meest geschikt zijn. We zullen niet aarzelen om ze te gebruiken als we het nodig vinden. Als onze opdracht in gevaar komt, zullen we niet aarzelen. Zoals we dat de afgelopen jaren trouwens nooit hebben gedaan. We zien nu geen risico op deflatie, maar we geven toe dat de prijsontwikkeling zwak is, en dat die zwakheid zich op middellange termijn voortzet.’

De eurozone rekent op de export voor het herstel, omdat de binnenlandse vraag in de meeste landen zwak blijft. Sommigen zeggen dat de euro te sterk is voor de perifere eurolanden en voor Frankrijk, en dat de ECB de wisselkoers niet aan de grillen van de markt mag overlaten.

‘We houden rekening met de wisselkoers in onze economische analyse waarop we onze monetaire beleidsbeslissingen baseren. Als zich snelle en omvangrijke koersbewegingen voordoen, zullen we daarmee rekening houden bij onze vooruitzichten voor inflatie en groei. Maar we gaan geen wisselkoersbeleid voeren.’

De ECB gaat als Europese toezichthouder de balansen van de grote banken onderzoeken. We kunnen niet vooruitlopen op wat dat gaat opleveren, maar valt niet te vrezen dat de banken de kredietverlening zullen terugschroeven in het vooruitzicht van omvangrijke herkapitaliseringen? Dat kan dan weer het economisch herstel fnuiken waar we allemaal op hopen.

‘Uit onze gegevens van januari blijkt een voortzetting van de stabiele kredietverstrekking aan ondernemers en gezinnen, en een lichte achteruitgang van de vraag naar krediet bij ondernemingen. Alles bij elkaar, blijft de zwakke kredietdynamiek losgekoppeld van de economische cyclus. Ook de opschoning van de bankbalansen speelt daarin een rol. De banken moeten de capaciteit hebben om krediet te verstrekken in risicovolle tijden. Of dat zo is, vormt de inzet van het onderzoek naar de kwaliteit van de bancaire activa. Ik wil onderstrepen dat een goed gekapitaliseerde bank zich kan veroorloven risico’s te nemen. Het zijn niet de kapitaalvereisten die de kredietverlening afremmen.’

De investeringen door ondernemingen zijn gedaald, de werkloosheid is hoog, vooral de langdurige werkloosheid en de jongerenwerkloosheid. Dat kan de potentiële groei beperken. Moeten we vrezen voor een ‘verloren decennium’: een lange periode van zwakke groei of stagnatie?

‘Het risico van een “verloren generatie” is reëel als de groei niet op gang komt. Maar dat is niet ons scenario. De stijging van de werkloosheid draagt bij aan het verlies van vertrouwen in de internationale en Europese instellingen. Alleen een gezamenlijke inspanning kan de werkloosheid terugdringen.

BERNS, D. Gereedschapskist voor deflatiebestrijding staat klaar. De Standaard, 25-02-2014, 26.

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo