De jeugd moet verdorie leren werken

Jan Pieter De Nul is sinds 1978 CEO van het gelijknamige Aalsterse familiebedrijf dat hij leidt samen met zijn broer Dirk. Het bedrijf telt meer dan 568 ingenieurs en werkte de laatste tien jaar in 79 landen verspreid over vijf continenten. De Nul behaalde het diploma burgerlijk ingenieur aan de Universiteit Gent.

Vacature legt elke dag in september een spilfiguur binnen zijn sector dezelfde tien vragen voor over zijn toekomstvisie en eigen carrière. Vandaag: Jan De Nul, CEO van baggerbedrijf Jan De Nul Group.

1. Wat zijn volgens u vijf jobs met toekomst in uw sector? Waarom?

“Ten eerste boekhouders die bereid zijn in het buitenland aan de slag te gaan op onze projecten wereldwijd. Ten tweede aankopers die allerhande technische componenten, zoals pompen, motoren, bouten, moeren enzovoort voor onze schepen kunnen aankopen. Ten derde design engineers: dat zijn stabiliteitsingenieurs die in ons studiebureau willen werken. Ook zoeken we voortdurend tender engineers en calculatoren. Dat zijn functies op kantoor, om projecten en prijzen voor te bereiden. Die job wordt vaak als saai beschouwd, maar eens je erin zit blijkt dat helemaal niet zo te zijn.”

“Daarnaast zoeken we ook bouwkundige designers die voor civiele en waterbouwkundige projecten tekeningen en plannen kunnen maken. We zoeken technische tekenaars, omdat wij onze schepen zelf ontwerpen. Regelmatig moet er iets omgebouwd worden omdat een klant een aparte eis heeft, en het is hun job om het ontwerp te maken. In het algemeen hebben bouwkundige en elektromechanische ingenieurs in onze sector zeker een toekomst, zowel voor binnen- als buitenlandse projecten.”

2. Welke profielen zijn geschikt om deze functies in te vullen?

“Iedereen denkt dat we onmiddellijk ‘ingenieurs’ zeggen, en dat is natuurlijk waar, maar wij zoeken ook bachelors boekhouden, masters in de handelswetenschappen die de optie accountancy-fiscaliteit gevolgd hebben en bachelors elektromechanica. En dan natuurlijk de bachelors bouwkunde en burgerlijke en industriële ingenieurs in de bouwkunde en elektromechanica.”

3. Zijn er op de arbeidsmarkt voldoende mensen met dit profiel beschikbaar?

“Voor tewerkstelling in België zijn de profielen makkelijker te vinden, al hebben we er ook daar te kort. Profielen die naar andere landen moeten trekken zijn moeilijker te vinden, omdat vertrekken naar het buitenland een grote drempel is voor de meeste Vlamingen.”

“Kijk, er zijn meer dan genoeg mensen die psychologie en dergelijke studeren. En in de technische richtingen zijn er veel te weinig. En dan zie je gekke dingen: een goede boekhouder, een goede lasser … Ze zijn stilaan zeldzaam.”

4. Bereidt het onderwijs in België studenten voldoende voor op deze jobs met toekomst?

“Dit klinkt waarschijnlijk als een visie van een oudere generatie, maar het onderwijs is hard achteruitgegaan. Het systeem is te open geworden. Je weet niet meer of een student in zijn tweede, derde of vierde jaar zit. Ze mogen hun eigen vakkenpakketten samenstellen en examens afleggen wanneer ze willen. Wij merken dat er geen enkele stressbestendigheid meer is bij jonge afstudeerders. De studenten bepalen hun eigen tempo, de universiteiten doen dat niet langer voor hen. We hebben als bedrijf de indruk dat wij een deel van de vorming op ons moeten nemen.”

5. Wat zijn de belangrijkste trends en uitdagingen in uw sector?

“De crisis overwinnen is de belangrijkste uitdaging: alles is op dit moment in crisis. De omzetten verkleinen, behalve die van olie en gas. Er is een zekere periode die we moeten overbruggen, omdat onze grote klanten hun investeringen uitstellen. Wij hebben nu nog voldoende werk, maar deze situatie mag geen jaren duren.”

6. Waar ligt het groeipotentieel in uw markt?

“Zoals ik net zei, werkt olie en gas niet slecht, maar wij kijken ook naar geografisch potentieel. In Afrika hebben we bijvoorbeeld zeer veel concurrentie van Chinese bedrijven. En voor de hele wereld de infrastructuur zal hebben die wij gewoon zijn, moet nog heel veel gebeuren. De laatste tien jaar hebben wij in 79 landen gewerkt, en daar zijn een hoop landen bij waarvan we tien jaar geleden zouden gedacht hebben er nooit te werken. Het potentieel ligt in die nieuw opkomende economieën.”

7. Welk project wil u met Jan De Nul nog realiseren voor 2020?

“Dat is zeer moeilijk te zeggen, want je kijkt altijd terug op de dingen die je al gedaan hebt. Er zijn prachtige projecten geweest zoals de palmeilanden in Dubai, de luchthaven van Hong Kong uit 1992 … Je hoopt altijd op projecten die een technische uitdaging vormen, dan is een ingenieur tevreden.”

8. Wat is de grootste fout die u maakte in uw carrière?

“Ik heb er veel gemaakt, maar ik heb veel mensen rond mij om mijn fouten recht te zetten. Een bedrijfsmentaliteit waarbij een beslissing eerst intern wordt gewikt en gewogen is de enige goede.”

“Ik heb natuurlijk wel fouten gemaakt. Ik heb het bijvoorbeeld rond 1970 meegemaakt dat we in een bedrijf zaten met een partner die het financieel zeer moeilijk had. De beslissingsmacht over van alles en nog wat delen met een onberekenbare partner: never again.”

9. Wat vindt u het moeilijkste aan de crisisperiode die we al enkele jaren doormaken?

“De klanten stellen hun beslissingen uit en de concurrentie wordt zeer bitsig. Eigenlijk is het belangrijk om op het moment dat de prijzen zeer laag gaan het risicomanagement te blijven uitvoeren. Je zal proberen werk te pakken tegen de interne procedures en regels in. Je begint de risico’s te minimaliseren. Je zal wel een project vast hebben, maar je zal er je broek aan scheuren omdat bijvoorbeeld – in een andere sector dan de onze – de prijs van de grondstoffen sterk kan stijgen.”

10. Wat is uw tip aan jonge starters die nu de arbeidsmarkt betreden?

“Ze moeten verdorie leren werken. De inzet van de mensen is zeer laag geworden. Wij hebben zeer veel jonge mensen in dienst, ook omdat we de laatste tien jaar explosief zijn gegroeid. Ik geef een voorbeeld uit een andere sector: een fiscalist neemt een assistent mee naar een vergadering met een belangrijke klant. De vergadering zou tot 19 uur duren, maar om 17 uur staat de assistent op en vertrekt hij, want hij ging naar het voetbal. Dat is een gebrek aan inzet. Ik heb het intern al besproken met een aantal jongeren. ‘Wij hebben tijdens de week ook een sociaal leven,’ zeggen ze. ‘Eens iets gaan drinken, iets gaan eten, een beetje sporten … ’ Waarvoor dient het weekend dan? Pas op, ik wil mensen geen veertien uur per dag zien werken, maar nu komen ze gewoon hun uren kloppen. Er zijn er veel te veel die vinden dat het basisloon dient om naar de firma te komen, en als er moet gewerkt worden zouden ze daarvoor extra moeten vergoed worden. Zo werkt het niet.”

Bron: Vacature

 

E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo