AI, jobvernietiger of productiviteitswonder?

De automatisering in de bedrijven heeft de voorbije jaren geen jobs vernietigd in de economie, maar heeft er integendeel gecreëerd. Een productiviteitsboost is evenwel uitgebleven. Brengt artificiële intelligentie daar verandering in?

Of het bedrijf gered wordt of niet, bij de busbouwer Van Hool in Koningshooikt zullen honderden mensen hun job verliezen. In de Belgische vestigingen van de chocoladereus Barry Callebaut staat zo’n 500 werknemers eenzelfde lot te wachten. Door de sluiting van de Mechelse fabriek van de Amerikaanse chemiegroep Celanese gaan ruim 200 arbeidsplaatsen verloren. De beweging die in 2022 al was ingezet, gaat dit jaar voort: de werkgelegenheid in de industrie staat onder druk.

De sector is sterk blootgesteld aan de internationale concurrentie en heeft af te rekenen met het oprukkende protectionisme, dure energie en strenge milieunormen. Toch heeft de schrapping van banen in industriële bedrijven tot dusver geen grote impact op de werkgelegenheid in het algemeen. Andere ondernemingen en organisaties zoeken nog altijd extra personeel: onderwijs, justitie, politie, zorginstellingen, horecazaken, boekhoudkantoren en zo meer.

Niettemin lijkt de krapte op de arbeidsmarkt in Vlaanderen enigszins te milderen. Bedrijven hebben minder vacatures en het aantal werkzoekenden stijgt, blijkt uit cijfers van de arbeidsbemiddelingsdienst VDAB. Dat is geen slecht nieuws. Het maakt het voor ondernemingen iets makkelijker om nieuwe medewerkers aan te trekken, ter vervanging van werknemers die met pensioen gaan of om een nieuwe activiteit op te starten.

Ravage

De ene crisis is de andere niet. De olieschokken van 1973 en 1980 veroorzaakten een ravage op de arbeidsmarkt in ons land en stuwden de werkloosheidsgraad tot boven 10 %. Goede banen waren schaars. Het duurde meer dan 20 jaar om de werkloosheid naar een ‘aanvaardbaar’ niveau terug te dringen. En uiteindelijk werd niet de werkloosheid, maar de krapte aan arbeidskrachten een probleem – in Vlaanderen althans. De impact van de financiële crisis van 2008 en de coronacrisis van 2020 op de arbeidsmarkt was dan weer beperkt. De doemvoorspellers hadden het mis. Dat wordt geïllustreerd door een grafiek in een onderzoeksrapport dat KBC-econoom Johan Van Gompel deze week publiceerde. De binnenlandse werkgelegenheid in ons land daalde in de kwartalen na de olieschokken van 1973 en 1980, maar nam toe na de bankencrisis en de covidcrisis.

Het duidt erop, zegt Van Gompel, dat het banenscheppend vermogen van de economie is gestegen. Anders gezegd: dat de arbeidsintensiteit van de economische groei aanzienlijk toegenomen is. Dat is opmerkelijk, want het betekent dat minder enthousiast is ingezet op machines om menselijke arbeid te vervangen.

Dat mechanisme speelde vroeger sterk in de Belgische economie: de dure arbeid in ons land, een gevolg van de automatische loonindexering en zware fiscale en sociale loonlasten, zette bedrijven ertoe aan mensen waar mogelijk te vervangen door machines, om hun concurrentievermogen te vrijwaren. De uitstoot van arbeid door kapitaal, in economisch jargon. Vooral in de fabricage kan die weg bewandeld worden, en gebeurde dat ook.

Wat is dan veranderd? Er is een loonnormwet gekomen, die loonstijgingen intoomt en de druk voor bedrijven om te automatiseren verlaagt. Natuurlijk gaat de automatisering verder, ook omdat de technologie het mogelijk maakt. Maar zodra de productie verregaand geautomatiseerd is, zijn niet veel besparingen op personeel meer te realiseren. Een volautomatische fabriek, het kan. Maar in andere afdelingen – aankoop, verkoop, marketing, boekhouding, juridische dienst en zo meer – zijn wel nog medewerkers nodig.

Loket gesloten

Een andere verklaring is dat het aandeel van de industrie in de economie en in de totale werkgelegenheid gestaag daalt. In sectoren als de bouw, de handel, de diensten, de non- profit of de overheid is het vervangen van mensen door machines, computers of digitale toepassingen minder evident.

Meer mensen aan de slag, dat is positief. Maar de keerzijde is een lagere productiviteitsgroei, wat dan weer de ruimte voor loonsverhogingen beperkt. Het bruto mediaanloon in Vlaanderen ligt vandaag 22 % hoger dan vijf jaar geleden, bleek deze week uit cijfers van de loonberekenaar SD Worx. Dat lijkt veel, maar het is slechts licht hoger dan de inflatie van 19 % over die periode.

De grote uitdaging voor de Belgische economie, ook in sectoren waar dat minder makkelijk is, is het opkrikken van de productiviteit. Dat is ook nodig om meer economische groei te creëren. Er wordt aan gewerkt. In supermarkten komen zelfscankassa’s in de plaats van bemande kassa’s en Colruyt experimenteert met een slimme winkelkar die kassaloos winkelen op termijn mogelijk moet maken. De NMBS sluit een boel loketten in de stations en verwijst de reizigers naar automaten om een ticket te kopen, als ze het al niet via hun smartphone doen.

Artificiële intelligentie kan in de dienstensector en bij intellectuele beroepen een productiviteitsboost teweegbrengen. De verwachtingen zijn hoog, het moet in de praktijk nog allemaal bewezen worden, maar sommige bedrijven experimenteren er al mee. De grote accountantskantoren zien er een manier in om hun werk efficiënter te doen.

Leidt artificiële intelligentie tot een hogere economische groei? Of maakt ze alleen mensen overbodig in het arbeidsproces, omdat een machine het denkwerk van hen overneemt? Dat zal de komende jaren duidelijk worden. Het gevaar is niet denkbeeldig dat artificiële intelligentie de betere jobs inpikt en mensen dwingt uit te wijken naar routinejobs waar weinig kwalificaties voor nodig zijn en die slecht betaald worden. ‘Het is verre van zeker dat de impact van de AI-technologie op de economie per saldo positief zal zijn’, zo waarschuwde Gita Gopinath, econome en vice-algemeen directeur bij het Internationaal Monetair Fonds.

Laat concurrentie spelen

Intussen kan worden ingezet op andere instrumenten om de productiviteitsgroei aan te zwengelen. Bijvoorbeeld door de concurrentie volop te laten spelen in sectoren waar dat niet of onvoldoende het geval is. De partij Vooruit legt daar zelfs de klemtoon op in haar verkiezingsprogramma.

De overheidsfinanciën bieden weinig ruimte om de komende jaren veel geschenken uit te delen aan de burgers, beseft voorzitster Melissa Depraetere, en in de huidige economische context en met een industrie die zwaar onder druk staat is het ook weinig realistisch de bedrijven te dwingen hogere lonen te betalen.

De koopkracht van de werknemers kan wel worden versterkt als de prijzen van sommige producten en diensten zakken, zoals energie, telecomdiensten, verzekeringen, bankdiensten. Vooruit wil de prijszettingsmacht van de grote bedrijven breken door meer concurrentie te organiseren. Het kan de gezinnen 3,4 miljard euro opleveren, zegt de partij.

Pleiten om de markt meer te laten spelen is ongewoon voor een linkse partij. Maar het is een prima voorstel. Vooruit gaat ervan uit dat bedrijven dat uit hun winsten zullen betalen, maar daar vergist Depraetere zich. Concurrentie zal de ondernemingen, die hun winsten willen vrijwaren, dwingen efficiënter te worden. Het is bekend hoe ze dat doen: door te snoeien in hun personeelsbestand.

MICHIELSEN, S. AI, jobvernietiger of productiviteitswonder? De Tijd, 9 maart 2024, 38.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo