Vergrijzingsfactuur dikt fors aan

Door de verhoging van de minimumpensioenen zal de kostprijs van de vergrijzing zwaarder doorwegen én zullen de kosten ook pas tien jaar later pieken. Tegen 2050 gaat bijna een derde van de economie naar vergrijzingskosten, waar dat nu nog een kwart is.

 

Dat is het gevolg van de verhoging van de minimumpensioenen en de aanpassing van de pensioenen van zelfstandigen. Daardoor valt de piek van de vergrijzings­kosten ook tien jaar later, in 2050. De veroudering van de bevolking betekent dat er zowel meer aan ­pensioenen als voor zorg zal ­moeten worden betaald.

Waar er in 2010 zo’n 2,3 miljoen landgenoten met pensioen waren, zullen dat er in 2050 bijna 3,8 miljoen zijn. Het wordt dus belangrijk dat daar voldoende werkenden ­tegenover staan. Daarom zou de werkzaamheidsgraad naar 80,00 % moeten.

De voorbije jaren kwam de toename van de pensioen­kosten over zo’n twee jaar neer op het volledige budget van onze spoorwegen

De vergrijzingscommissie heeft nog een tweede belangrijke hypothese. De economie zou tussen 2020 en 2070 jaarlijks met 1,40 % groeien, vooral door een jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,20 %. Maar als die groei niet gehaald wordt, worden de vergrijzingskosten nog minder betaalbaar, want een lagere economische groei betekent minder fiscale ­ontvangsten.

Volgens Johan Van Gompel, de voorzitter van de commissie, is er sprake van een potentieel ingrijpende impact. ‘Per 0,10 % ­lagere groei, stijgt de kostprijs van de sociale uitgaven met 0,80 procentpunt.’ Een productiviteitsgroei die 0,20 % lager uitkomt, betekent al 1,60 % hogere vergrijzingskosten in termen van het bbp.

‘Nog minder rooskleurig’

De kans is ook aanzienlijk dat de ­reële kostprijs flink hoger zal ­liggen dan wat de commissie ­verwacht. Volgens Peter Vanden Houte, hoofdeconoom van ING Bank, is een jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,20 % niet ­evident. ‘De jongste jaren lag die in België maar op 0,00 tot 0,50 %.’ Vanden Houte wijst erop dat de vergrijzings­commissie in bijna elk nieuw rapport de kostprijs van de vergrijzing naar boven moest ­bijstellen. Dat kwam meestal ­omdat de groei lager uitviel dan de ­commissie had verwacht.

Vanden Houte merkt ook op dat hoe ouder de werkende bevolking wordt, hoe moeilijker productiviteitswinst wordt. ‘Jonge werk­nemers hebben nog een weg op de leercurve af te leggen, terwijl een werk­nemer van 45 wellicht al op zijn piek zit en niet veel progressie meer zal maken.’ Een technologische doorbraak kan de productiviteit wel helpen. Door de corona­crisis werd er meer in digitalisering geïnvesteerd, waardoor er tijdelijk misschien een wat hogere productiviteitswinst zal zijn dan de voorbije vijf jaar.

Studies wijzen uit dat er steeds meer onderzoeksinspanningen nodig zijn om een bepaald innovatieresultaat te behalen, wat de verhoopte sprong op dat vlak ook al niet evident maakt. ‘Hoewel de commissie goed werk levert, moet je vaststellen dan haar werkhypotheses voluntaristisch zijn.  De realiteit wordt wellicht minder rooskleurig’, zegt Vanden Houte. Hij vindt het wel positief dat Van Gompel erop wijst dat de vergrijzingskosten een stuk hoger zullen liggen als de hypotheses geen realiteit worden.

Grotere hap uit begroting

Je kunt ook in absolute cijfers naar de vergrijzingskosten kijken. De sociale uitgaven waren in 2019 goed voor 116 miljard euro, of ongeveer de helft van de ontvangsten van de overheid. In geldtermen van 2019 komt er 26 miljard bij. Daardoor ontstaat er steeds minder ruimte in de begroting om andere uitgaven (onderwijs, mobiliteit, defensie …) te verzekeren. Ter vergelijking: de voorbije jaren kwam de toename van de pensioenkosten over een periode van goed twee jaar neer op het volledige budget van de nationale spoorwegen.

De kostprijs van de vergrijzing blijft hoe dan ook een permanente zorg. Waar de kosten in 2050 zouden pieken op 30,10 % van de economie, zou dat in 2070 nog ­altijd 29,80 % zijn. En dit in de optimistische veronderstelling dat de ‘oudemannen-economie’ jaarlijks met 1,50 % blijft groeien.

Van Gompel zegt dat de overheid geen buffers heeft om die stijgende kostprijs op te vangen. De schuldgraad van België blijft de ­komende jaren stijgen en zou in 2026 al goed zijn voor 123,40 % van de economie. En dat terwijl er in de omslag naar een duurzame eco­nomie net meer geïnvesteerd moet worden.

DENDOOVEN, P. Vergrijzingsfactuur dikt fors aan. De Standaard, 9 juli 2021, 1.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo