Ongelijkheid is een kwestie van toeval

Gelijkwaardigheid is niet de regel, maar de uitzondering. Voor je het weet heeft zich een elite gevormd, niet alleen onder de mensen maar ook bij plant en dier.

Dobbelspel

Dat is ook wel logisch, zegt Van Bavel, want wie weinig bezit, heeft weinig kans om zijn bezit te vergroten. En wie veel heeft, krijgt al gauw nog meer. Als je intuïtie er nog steeds moeite mee heeft, voegt de Utrechtse hoogleraar toe, stel je dan een dobbelspel voor waarbij iemand die een zes gooit er een dobbelsteen bij krijgt. Heb je toevallig het geluk een zes te gooien, dan vergroot je met die extra dobbelsteen onmiddellijk de kans op nog meer zessen.

Van Bavel: “Het is een bekend wiskundig principe, een natuurwet eigenlijk. Maar de natuur heeft een tegenmechanisme: soorten die dominant worden krijgen meer last van natuurlijke vijanden, rovers en ziekteverwekkers, waardoor de groeiende ongelijkheid wordt geremd. Dat mechanisme heeft de mens niet. Wie rijk wordt, wordt sterker en kan de regels bepalen, geheel naar eigen belang.”

Maar daarmee wekt die rijke elite ook weerstand, oproer. En met oproer kunnen haar regels toch worden doorbroken? Van Bavel: “Zelden. Dat is het historische antwoord op die vraag: het gebeurt bijna nooit. Vrijwel alle samenlevingen die we kennen zijn ongelijk. Mensen denken dat gelijkheid de normale toestand is voor een samenleving. Dat is niet zo. Gelijkheid is uitzonderlijk, ongelijkheid is de regel. Gevallen waarin die ongelijkheid is doorbroken, zijn heel schaars.

“Die gevallen vind je in West-Europa in de late middeleeuwen, op lokaal niveau. Want daar groeit dan de zelforganisatie: stads- en dorpsgemeenschappen worden belangrijk, gezamenlijk grondgebruik, gilden, universiteiten. Allemaal organisaties waarmee gewone mensen ongelijkheid konden doorbreken. En die doorbraak hebben ze ook verankerd in nieuwe spelregels.

Zo kwamen er grenzen aan het bezit van productiemiddelen, bijvoorbeeld het aantal weefgetouwen dat je mocht hebben of het aantal brouwketels. Dat zijn manieren om de groeiende ongelijkheid te doorbreken.”

Maar terwijl daarmee op lokaal niveau gelijkheid werd gebracht, was die middeleeuwse samenleving zich aan het ontwikkelen naar een grotere schaal. Marktuitwisseling en bestuur gingen naar het niveau van de natiestaat, en naar een internationaal toneel. Daarop hadden die egaliserende mechanismen van de lokale gemeenschappen geen greep. Die liepen als het ware achter de schaalvergrotende feiten aan.

Van Bavel: “Het heeft eeuwen geduurd voor de West-Europese samenlevingen daarop een antwoord vonden. Dat antwoord kwam pas eind 19de, begin 20ste eeuw, met opnieuw een periode van massale zelforganisatie. Politieke partijen kwamen op, vakbonden, coöperaties, onderlinge verzekeringen et cetera. Daarmee werd hier de ongelijkheid doorbroken: de politieke ongelijkheid en de vermogensongelijkheid. Opnieuw werden de spelregels veranderd, onder meer door de invoering van successierecht en vermogensbelasting. Maar ook door steun aan de allerarmsten en door leningen van coöperatieve banken die minder vermogenden een zetje in de rug gaven.”

Vandaag de dag zien we de ongelijkheid weer groeien. Dat wordt nog eens bevestigd in het jongste jaarrapport van het World Inequality Lab, een consortium van onderzoekers dat wordt geleid door Thomas Piketty, de Franse econoom die een bestseller schreef over het onderwerp. De rijkste 1,00 % van de wereld heeft zijn aandeel in het mondiale inkomen vergroot van 16,00 % in 1980 naar 22,00 % nu. De armsten hebben hun aandeel nauwelijks zien groeien. Wereldwijd zie je de rijken rijker worden, de armen arm blijven en de middenklasse wegzakken, precies zoals de wiskundige modellen van Van Bavel en Scheffer voorspellen.

We denken te leven in een egalitaire samenleving, maar die staat onder druk, zegt Van Bavel: “De gelijkheid die begin vorige eeuw werd ingezet, raken we nu kwijt door een nieuwe fase van schaalvergroting. De instituties die op het niveau van de staat ongelijkheid dempen, worden daardoor ondergraven. En op die nieuwe, mondiale schaal hebben we geen instituties die de groei van de ongelijkheid kunnen tegenhouden. De Europese Unie, toch een van de stevigste supranationale instituties, is niet eens bij machte om tot consensus over de vennootschapsbelasting te komen.”

Globalisering

De mens moet op wereldschaal tot zelforganisatie komen, wil hij het tij van groeiende ongelijkheid keren. Want een weg terug is er niet. Pleiten voor een terugkeer naar de natiestaat is populair in de Europese politiek – het is niet uitgesloten dat de EU weer zal verbrokkelen – maar de onderliggende globalisering keer je niet. Van Bavel schetst een voortgaande lijn van technologische ontwikkeling die onvermijdelijk naar schaalvergroting voert.

Bovenop die voortgaande rechte lijn ziet de historicus vooral cyclische patronen, zoals in gelijkheid en ongelijkheid. Van Bavel: “Veel mensen hebben het idee dat we vooruitgaan, dat dingen steeds beter worden. We noemen dat een teleologische opvatting, het idee dat de geschiedenis naar een doel voert. Dat was een christelijke gedachte, maar die is moeiteloos overgenomen in de liberale geschiedschrijving – met de vrije markt als het walhalla – en in de marxistische geschiedenis die haar heil vond in de arbeidersstaat. Die teleologie moeten we loslaten. De egalitaire samenleving is niet het stabiele eindstadium waarvoor mensen haar houden. Die samenleving dreigen we in te ruilen voor nieuwe ongelijkheid.”

Ongelijkheid is de achilleshiel van de vrijemarkteconomie. Dat laat Van Bavel zien in het boek dat hij in 2016 bij Oxford University Press publiceerde: The Invisible Hand. Het verschijnt deze week in een Nederlandstalige versie voor een breed publiek.

De titel, De onzichtbare hand, ontleend aan de econoom Adam Smith, verwijst naar het krachtenspel dat in een vrijemarkteconomie, zonder enige inmenging of politieke sturing, zou zorgen voor een optimale verdeling en inzet van economische middelen. Die perfecte vrijemarkteconomie wordt doorgaans voorgesteld als een uitvinding van het moderne Europa, die vervolgens is verspreid over de wereld. Het zou het hoogste stadium van economisch vernuft zijn en een eeuwige bron van welvaart en groei.

Van dat beeld klopt weinig, laat Van Bavel zien. Vrijemarkteconomieën zijn geen moderne, Europese uitvinding; er waren er al een paar achter de rug toen Europa nog aan zijn middeleeuwen moest beginnen. En die vrije markt is ook niet het stabiele, florerende eindstadium van vooruitgang. De vrijemarkteconomie is instabiel; zij wordt ondergraven door de politieke en economische verschillen die zij zelf in de hand werkt.

Historie

Om tot die conclusie te komen, onderzocht Van Bavel historische voorbeelden van vrijemarkteconomieën. In die markteconomieën worden niet alleen goederen en diensten vrij verhandeld, maar ook de productiefactoren: grond, arbeid en kapitaal. Voor 100,00 % vrije markten bestaan niet, er is altijd wel enige inmenging, bijvoorbeeld van een overheid, maar het gaat erom dat de markt het overheersende mechanisme is voor verdeling en prijsvorming van goederen én productiefactoren. Voor goederen is dat heel gewoon, voor productiefactoren is het uitzonderlijk. Arbeid is niet altijd vrij geweest, grond is veelal binnen families overgedragen, en het verkeer van kapitaal heeft zich vaak beperkt tot besloten netwerken.

Vrijemarkteconomieën in de strikte zin zijn zeldzaam, zegt de historicus. Je moet in de geschiedenis goed zoeken om ze te vinden. Hij behandelt in zijn boek drie historische voorbeelden: het Irak van de vroege middeleeuwen (500-1100), de middeleeuwse stadstaten van Italië (1000-1500) en de Nederlanden in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd (1100-1800).

Het historische patroon is steeds hetzelfde: de handel in productiefactoren wordt bevrijd uit de greep van feodale machthebbers. Dat zorgt voor economische groei en welvaart. Maar met de groei van de vrijemarkteconomie groeien ook de vermogensverschillen. Er ontstaat een elite die niet alleen economische, maar vervolgens ook politieke macht verwerft. Die elite heeft belang bij het handhaven van de status quo en wordt een rem op de ontwikkeling van de markteconomie, net zoals de oude feodale machthebbers voor hen een rem waren geweest.

Vrijheid

In de klassieke economische visie voert de ontwikkeling van de vrije markt als vanzelf naar gelijkheid en vrijheid in politieke zin. Maar het verband is juist omgekeerd, laat Van Bavel zien: “Vrijheid is geen gevolg van markten, maar juist een voorwaarde voor de opkomst van markten. Zodra de markten dominant worden, raakt de vrijheid opgebruikt en wordt ze uitgehold door economische onvrijheid. Markten parasiteren dus op de vrijheid, in plaats van die aan te wakkeren.”

We maken nu hetzelfde mee. De vrije markten die zich in de afgelopen eeuw onder aanvoering van de VS en Europa hebben ontwikkeld, zijn in de greep gekomen van een nieuwe marktelite die niet alleen vermogen heeft vergaard, maar ook maatschappelijke en politieke macht. Treffende illustratie, zegt Van Bavel, is de intrede van Donald Trump in het Witte Huis, en met hem een hele stoet miljardairs die daar nu de dienst uitmaken.

We zijn niet de eersten die dit meemaken, zegt de historicus, maar wel de eersten die dankzij wetenschappelijk onderzoek de neergang van een vrijemarkteconomie kunnen doorgronden. “Misschien opent dit tijdig de weg voor een tegenbeweging die het goede behoudt, zoals efficiënte markten voor goederen en diensten, maar die tegengaat dat een dominantie van de markten voor grond, arbeid en kapitaal de open, gelijkwaardige samenleving uitholt, zoals op dit moment gebeurt.”

Bas van Bavel – De onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en ondergaan, Uitgeverij Prometheus, 485 p., € 25.

SCHOONEN, W. Ongelijkheid is een kwestie van toeval. De Morgen, 2018-01-10, 15.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers
mens en samenleving logo