Wil je weten hoe discriminatie en racisme kinderen raakt? Dan vraag je het hen toch zelf, bedacht de Amsterdamse kinderombudsvrouw. De verhalen die ze optekende, doen ook de Vlaamse kinderrechtencommissaris naar adem happen. ‘Het ergste is dat wat die kinderen meemaken vaak gebagatelliseerd wordt.’
‘Zwarte banaan. Mijn zwemmeester zei dat tegen een jongetje omdat hij niet kon zwemmen en zwart was.” (jongen, 8-11 jaar)
“Ze vroegen: hoe is je naam? Oh dat is veel te moeilijk, ik ga je voortaan Greetje noemen, da’s makkelijker.” (meisje, 16-18 jaar)
“Er kwam een jongen uit mijn klas naar me toe en zei: je huid lijkt op poep.” (meisje, 8-11 jaar)
“De gymjuf is altijd racistisch tegen ons. Ze gaat voor niks schreeuwen. En toen zei ze het n-woord.” (jongen, 8-11 jaar)
De getuigenissen komen uit Anders behandeld, een lijvig rapport van de Amsterdamse kinderombudsvrouw Annemarie Tuzgöl-Broekhoven. “Het bezorgt me nog altijd rillingen”, vertrouwt ze ons aan het begin van het gesprek toe. Ze wou weten waar de jongeren in haar stad mee kampen. Het antwoord? Pesten, discriminatie, buitengesloten worden en flagrant racisme.
“Een jongen vertelde me dat hij in een winkel vaak merkt dat het winkelpersoneel achter hem aanloopt om te zien of hij niets gaat stelen. Gewoon op basis van zijn huidskleur. Andere kinderen merken hoe mensen hun tasje beter vasthouden wanneer ze langslopen. En dat telkens weer opnieuw. Dat doet iets met een kind.”
Het rapport kwam ook bij haar Vlaamse evenknie, kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens, binnen. Want ook in Vlaanderen kennen we de problematiek. Het Kinderrechtencommissariaat bracht eerder een document uit over de kwetsuren van racisme bij kinderen en hoe dat een stoorzender is bij het opgroeien.
“We veroorzaken zo veel wonden bij kinderen en jongeren”, zegt Caroline Vrijens. “Hun ontwikkeling komt in het gedrang. Ze kunnen vertrouwensproblemen ontwikkelen en een laag zelfbeeld krijgen. Racisme is een ernstige vorm van geweld op kinderen, die nog al te vaak wordt onderschat.”
Uit de verhalen van Amsterdamse kinderen blijkt dat het soms over een opeenstapeling van kleine voorvallen gaat, maar evengoed over echt expliciet hard racisme.
Tuzgöl-Broekhoven: “Ja, die kinderen vertelden vooral hoe ze er bijna systematisch telkens weer uitgepikt worden op basis van hun huidskleur, herkomst of etniciteit. En hoe ze zich buitengesloten voelen en vaak gewantrouwd en ook valselijk beschuldigd worden.”
Vrijens: “Ik schrok bij het lezen van het rapport vooral van de leeftijd waarop die kinderen daarmee te maken krijgen. Ze zijn amper 8 of 9 jaar. En ook opvallend in de getuigenissen: jongere kinderen reageren verontwaardigd en vertellen wat hen overkomt aan iemand die ze kennen. Maar eenmaal ze ouder worden, komt er een soort van cynisme. Een gelatenheid ook. Ze geloven niet dat het nog iets uithaalt om erover te praten en gaan ervan uit dat het toch nooit beter zal worden. Ze zagen het ook al gebeuren bij hun oudere broers of vader. Dat structurele, dat stoot mij enorm tegen de borst.”
Tuzgöl-Broekhoven: “Het ergste is dat die jongeren vaak nergens terechtkunnen met hun verhaal. Ze hebben schrik om er met hun ouders over te praten, net omdat het gevoelig ligt. En bij de buitenwereld krijgen ze maar weinig gehoor. Als ze er al iets over zeggen, dan wordt wat ze meemaken vaak gebagatelliseerd. Het zijn zogezegd maar grapjes. Vooral de 12- tot 15-jarigen geven aan er moeilijk over te kunnen praten. Ze hebben schrik om op school als een snitch gezien te worden. Of als ze verontwaardigd zijn en ertegenin gaan, worden ze vaak ook zelf als een probleemgeval bestempeld.”
Vrijens: “Het zijn verhalen die we nog veel te weinig horen, net omdat jongeren ergens gestopt zijn om erover te praten. Het gaat nochtans soms ver. Onlangs vertelde een straathoekwerker me dat een Brusselse school had beslist om een leerjaar op te splitsen in twee klassen. Een klas met alle jongeren uit een heel kwetsbare buurt, en een klas met de rest van de kinderen. ‘Want die kinderen uit die buurt zijn toch niet om staat om te leren.'”
Hoe gaan die kinderen om met die situaties? Wat doet dat met hen?
Tuzgöl-Broekhoven: “Sommigen worden boos, anderen zijn assertief en komen voor zichzelf op en weer anderen kruipen in hun schulp, worden onzeker en voelen zich machteloos en verdrietig. Een hulpverlener vertelde me ook dat veel van die 12- tot 15-jarige jongens zich stoer voordoen maar in de praktijk eigenlijk vastlopen. Ze voelen zich afgewezen en gedragen zich ernaar. En als hun negatieve gedrag vervolgens wordt afgestraft, dan worden ze opnieuw bevestigd in die afwijzing.”
Zowel in Nederland als in Vlaanderen is er een duidelijke verrechtsing bezig, waarbij identiteitspolitiek regeert en thema’s over asiel en migratie verharden. In welke mate speelt dat politieke klimaat een rol?
Tuzgöl-Broekhoven: “Dat hele gepolariseerde klimaat waarin we nu zitten, heeft het alleen maar erger gemaakt. Kinderen horen op tv of sociale media politici allerhande dingen zeggen. Dat ze misschien het land moeten verlaten, dat ze hier niet welkom zijn of dat er moskeeën moeten sluiten. Daar worden ze heel angstig door.”
Vrijens: “We beseffen inderdaad niet genoeg wat zulke boodschappen met hen doen. Die capteren dat allemaal, hé. De manier waarop gesproken wordt over mensen van een andere origine, de beeldvorming die daarrond ontstaat, dat zet net aan tot discrimineren. En dat discrimineren gebeurt niet alleen op school. Het gebeurt in alle geledingen van de samenleving: op school, op straat, in winkels, in sportclubs en ook online, op sociale media.”
Tuzgöl-Broekhoven: “Jonge kinderen in Amsterdam vertelden me ook dat ze met een wapen rondlopen, een mes bijvoorbeeld. Omdat ze zich gewoon niet veilig voelen op straat en de noodzaak voelen om zich te beveiligen. Komt dat bij jullie in Brussel ook voor, Caroline?”
Vrijens: (verbaasd) “Daar heb ik bij ons nog niet vaak over gehoord. Dat is wel heel erg zorgelijk.”
Zien jullie ook oplossingen? Hoe kunnen we dit nog keren?
Tuzgöl-Broekhoven: “Ik heb het aan de kinderen zelf gevraagd, wat hen zou kunnen helpen. En daar kwamen een aantal concrete oplossingen uit. Zoals meer cameratoezicht bijvoorbeeld, omdat ze hopen dat ze zo minder vaak vals beschuldigd worden. Ze vragen ook laagdrempelige meldpunten, waar ze hun verhaal kwijt kunnen en waar er écht iets wordt gedaan.”
Vrijens: “Ik las in jouw rapport dat de kinderen ook voorstellen om rollenspelen te doen op school. Dan voel je als dader ook wat het doet als iemand discriminerende of racistische dingen over je zegt. Dat vond ik een interessant punt.”
“Ik was onlangs op de voorstelling van BXL, de film van Ish en Monir Ait Hamou. Over wat twee jongens van Marokkaanse origine in Brussel allemaal meemaken. Ook die film wil op een genuanceerde manier andere mensen doen beseffen wat de impact is. ”
Kinderrechten onder druk
Het zijn heftige tijden voor voorvechters van kinderrechten. Beide dames zien elke dag in de praktijk dat de wereld waarin kinderen en jongeren vandaag de dag opgroeien complexer is dan ooit. Polarisatie, oorlogen, klimaatdreiging of, dichter bij huis, de stijgende kinderarmoede, een wooncrisis en zowel de (jeugd)zorg als de geestelijke gezondheidszorg die kampen met ellenlange wachtlijsten. Het zijn problemen die zowel in Nederland als Vlaanderen spelen, zeker in de grootsteden. En waarbij ‘de volwassenen’ niet altijd goed beseffen dat kinderen hier evengoed de dupe van zijn.
Caroline Vrijens schreef er vorig jaar een boek over, Een nieuwe wereld voor het kind. Over hoe opgroeien in de 21ste eeuw compleet anders is dan in de 20ste. “We krijgen meer dan ooit te maken met globale, vaak onoplosbare vraagstukken”, stelt ze. “Je zult maar een kind zijn. Moet je je best doen op school als het einde van de wereld wordt gepredikt? Brengen sociale media je dichter bij je leeftijdsgenoten of tasten ze je zelfbeeld aan? Informeert of manipuleert het nieuws je? Het zijn typische vragen van deze tijd waar kinderen en jongeren mee worstelen.”
In Vlaanderen komt er een smartphoneverbod in zowel lagere als middelbare scholen. In Nederland mag het al langer niet meer op de lagere school. Is dat volgens jullie een goeie zaak?
Vrijens: “Ik begrijp dat men bezorgd is over de impact op kinderen. Als je er met kinderen en jongeren zelf over praat, dan merk je dat de reacties heel verdeeld zijn. Er zijn er die heel blij zijn met het verbod, omdat ze dan weer met elkaar kunnen praten op de speelplaats. Maar er zijn er ook die het betuttelend en overbodig vinden.”
Tuzgöl-Broekhoven: “Hoewel ik me kan vinden in een smartphoneverbod op school, zal dit het probleem van online pesten of discriminatie niet oplossen. Want als ze thuiskomen, zitten ze wel opnieuw op sociale media. Bovendien moeten jongeren ook leren omgaan met smartphones en sociale media. Mediawijsheid bijbrengen is belangrijk. Ik zie dus vooral heil in hen goed voorlichten en wijzen op gevaren van sociale media.”
Dat is dan een taak voor het onderwijs. Maar in Vlaanderen vindt de dominante politieke stroming op dit moment dat er op school vooral aan kennisoverdacht gedaan moet worden. En dat andere zaken niet op school thuishoren.
Tuzgöl-Broekhoven: “Is dat zo? Hoe vreemd. Bij ons wordt er op scholen ook ingezet op burgerschap en -zin. Het gaat niet enkel maar om rekenen en taal of het cognitieve.”
Vrijens: “Er is in Vlaanderen momenteel een sterke focus op de scores van leerlingen op internationaal vergelijkende toetsen. Het gevolg is dat er binnen de politiek inderdaad een tendens is om te focussen op kennis, op excellentie. Dus zaken die met pesten, welzijn, racisme te maken hebben, krijgen ook daardoor minder prioriteit.”
“De focus ligt bij ons nu sterk op het Nederlands. Soms op een heel negatieve manier. Kinderen die spelen op de speelplaats en dat in hun eigen thuistaal doen bijvoorbeeld, hebben daar geen slechte bedoelingen mee. Maar ze worden er wel op aangesproken. Als je hen voortdurend de boodschap geeft dat ze iets slechts doen, dan is dat nefast voor hun zelfbeeld, maar ook voor het leerproces. Als je de periode waarin je een taal leert, associeert met negatieve gevoelens, dan gaan je gevoelens voor die taal ook negatief zijn.”
Tuzgöl-Broekhoven: “Bij ons is taal ook belangrijk, maar tegelijkertijd wordt er wel gezegd dat de eigen moedertaal goed beheersen ook goed is voor de taalontwikkeling. Je leert een nieuwe taal beter als je je eigen taal goed onder de knie hebt. Dat blijkt toch uit heel wat onderzoek?”
Daar denkt de politiek in Vlaanderen anders over. Er staat zelfs in het Vlaams regeerakkoord dat ouders die zelf niet voldoende Nederlands leren om dat met hun kinderen te spreken hun schooltoeslag kunnen verliezen. Dat is een toeslag bovenop de kinderbijslag die gegeven wordt aan kwetsbare gezinnen.
Tuzgöl-Broekhoven: (verbaasd)”Maar daar help je toch de kinderen niet mee? Dat is wel een echt slechte ontwikkeling. De kansenongelijkheid wordt zo alleen maar groter. Je moet die ouders niet straffen. Je moet proberen met die mensen in gesprek te gaan.”
Vrijens: “Wij hebben hier mooie projecten die dat proberen: de brugfiguren. Die mensen staan aan de schoolpoort en zien die ouders elke dag. Op den duur beginnen ze hen te vertrouwen en kunnen de brugfiguren aan huis gaan en met hen in gesprek gaan. Die werken goed. Maar de Vlaamse regering wil meer verantwoordelijkheid leggen bij de ouders en daar soms ook een sanctie aan verbinden. Ik vind dat heel riskant. Want een gezin dat al heel kwetsbaar is, kan zo nog meer in financiële problemen raken.”
Tuzgöl-Broekhoven: “Ik heb een privévoorbeeldje van hoe het zou moeten zijn. Ik ben met een Turkse man getrouwd. Mijn man kwam in de jaren 70 in Nederland aan, zijn ouders waren gastarbeiders. Hij zat op de lagere school en kon heel goed leren. Maar zijn ouders waren niet op de hoogte van hoe het schoolsysteem in Nederland werkt. Gelukkig had hij een leerkracht die met hen in gesprek ging. Iemand die echt moeite deed om hun vertrouwen te winnen en informatie gaf. Dat is wat er moet gebeuren.”
De vorige Amsterdamse kinderombudsvrouw zei dat ze er moedeloos van werd, omdat ze niet alle problemen kon oplossen. De vorige Vlaamse kinderrechtencommissaris noemde de job soms erg frustrerend. Hoe blijven jullie gemotiveerd?
Tuzgöl-Broekhoven: “Ik snap mijn voorganger. Ze raakte vooral moedeloos omdat ze veel aandacht vroeg voor de wooncrisis in Amsterdam, en daar maar bleef mee geconfronteerd worden. Zelf probeer ik niet ontmoedigd te zijn. Ik besef dat ik niet alle problemen kan oplossen. En dat het soms vechten tegen de bierkaai is. Ik probeer wel aandacht te vragen voor concrete situaties die kinderen, die anders niet gezien of gehoord worden, meemaken. En zo toch een verschil te maken. Als we allemaal de handdoek in de ring gooien, dan schieten we er niets mee op.”
Vrijens: “Ik herken me heel hard in wat Annemarie zegt. Natuurlijk is er soms frustratie en ook boosheid. Ik kan soms echt kwaad worden van wat er politiek beslist of net niet beslist wordt. Maar moedeloos? Ik merk ook dat sommige andere adviezen wél opgevolgd worden. Zoals het recht van kinderen om gehoord te worden bij een echtscheiding. Maar als het over racisme en discriminatie gaat, ligt dat inderdaad een pak moeilijker. Maar moedeloos word ik niet. Ik wil net blijven vechten.”