mens en samenleving logo

Rapporteren over duurzaamheid bij steeds meer bedrijven ingeburgerd

Brede duurzaamheidsrapportering is de norm geworden bij grote bedrijven. Strengere verplichtingen werpen hun schaduw vooruit.

Vorig jaar heeft 83 % van de grote Belgische bedrijven laten weten hoeveel uitstoot ze indirect veroorzaakt hebben, bijvoorbeeld via klanten of leveranciers. Dat blijkt uit een doorlichting van de duurzaamheidsrapportering bij 49 grote bedrijven, door het communicatiebureau Finn. De indirecte emissies (“scope 3” in het jargon) werden vijf jaar geleden nog door minder dan de helft van de onderzochte bedrijven in kaart gebracht.

Het illustreert dat bedrijven meer belang zijn gaan hechten aan de duurzaamheidsaspecten van hun activiteiten. Van de onderzochte bedrijven behoort nu 68 % tot de Best in class-categorie die aan alle criteria voldoet.

“De kopgroep die goed scoort, is een peloton geworden”, zegt Kristien Vermoesen van Finn. “Al is er ook een kleinere groep bedrijven die weinig informatie geeft over hun duurzaamheidsinitiatieven. Er is duidelijk veel goodwill, maar ook bezorgdheid over de concurrentiepositie. Duurzaamheid is natuurlijk belangrijk, maar rendabel blijven ook.”

Tot de kopgroep behoren grote beursgenoteerde multinationals zoals AB InBev, Solvay of Bekaert, maar ook niet-genoteerde bedrijven als Argenta, Belfius en Ethias. Twee multinationals die in de achterhoede blijven steken, zijn geen van beide genoteerd: de logistieke groep Katoen Natie en plasticproducent Ravago. Zij rapporteren beperkt, wat op zich niets zegt over hun duurzaamheidsambities.

Geen uniforme standaard

De toegenomen transparantie is deels noodzaak. Europa heeft grote bedrijven meer verplichtingen opgelegd in het kader van de Corporate Sustainable Reporting Directive (CSRD). Die verplichting wordt stapsgewijs ingevoerd tussen 2025 en 2028, waarbij de grootste bedrijven het eerst aan de beurt komen. Ook nietgenoteerde bedrijven van een bepaalde omvang moeten de richtlijn volgen. Veel bedrijven zijn al bezig met de voorbereiding ervan.

De richtlijn heeft grote gevolgen, zegt Vermoesen. “Het leidt ertoe dat grote bedrijven ook van hun leveranciers transparantie en inspanningen verwachten, want dat is van belang voor hun scope-3-rapportering. Voor kleinere bedrijven is dat niet altijd evident.”

Uit de inventarisatie van de duurzaamheidsrapporten blijkt wel dat de bruikbaarheid ervan nog te wensen overlaat. Er is geen uniforme standaard over de manier van rapporteren. Als het bijvoorbeeld gaat over de CO2-uitstoot, rapporteren sommige bedrijven over de vooruitgang vergeleken met het voorgaande jaar, maar andere vergelijken met een referentiejaar dat verder in het verleden ligt. Ook het onderscheid tussen absolute en relatieve cijfers is belangrijk. Absolute cijfers kunnen beïnvloed worden door bepaalde activiteiten af te stoten. Een relatieve maatstaf als “uitstoot per eenheid product” ondervangt dat effect. Bedrijven kiezen zelf hoe ze rapporteren. “Voorlopig nog veel appelen, peren en mandarijnen dus”, concludeert Finn.

De verhoogde transparantie maakt ook duidelijk dat bedrijven soms op eerdere beloftes moeten terugkomen. Naast winstwaarschuwingen, die aangeven dat de financiële ambities te hoog waren, worden ook duurzaamheidswaarschuwingen frequenter. Belfius bijvoorbeeld liet dit jaar weten uit het Science Based Targets Initiative (SBTI) te stappen, omdat die strenge regels een sociale aanpak van de klimaattransitie in de weg stonden. Eerder moest ook Barry Callebaut al op duurzaamheidsbeloftes terugkomen.

MOOIJMAN, R. Rapporteren over duurzaamheid bij steeds meer bedrijven ingeburgerd. De Standaard, 25 november 2024, 18.
E-mail Print kopieer
Copyright © 2024 Pelckmans maakt een deel uit van Pelckmans uitgevers